ECLI:NL:RBMNE:2021:891

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
C/16/499860 / HA ZA 20-210
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging lidmaatschap van melkveehouders door Friesland Campina na herhaaldelijke tekortkomingen

In deze zaak vorderden eisers, echtgenoten en melkveehouders, dat de rechtbank zou verklaren dat Friesland Campina geen rechtsgeldig opzeggingsbesluit had genomen met betrekking tot hun lidmaatschap. Friesland Campina had hun lidmaatschap opgezegd na herhaaldelijke tekortkomingen in de kwaliteit van de geleverde melk en het niet voldoen aan de eisen van het Praktijkreglement. De rechtbank oordeelde dat het opzeggingsbesluit wel degelijk was genomen en niet in strijd was met de statuten of de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank concludeerde dat Friesland Campina het lidmaatschap van eisers terecht had beëindigd, omdat zij niet langer voldeden aan de vereisten voor lidmaatschap, zoals het daadwerkelijk betrokken zijn bij de uitoefening van het melkveehouderijbedrijf. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/499860 / HA ZA 20-210
Vonnis van 10 maart 2021
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle,
tegen
de coöperatie
ZUIVELCOÖPERATIE FRIESLAND CAMPINA U.A.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
advocaten mr. J.L.M. Wonders en mr. D.J.C. Storm te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook wel [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] en (als op hen samen wordt gedoeld, in mannelijk enkelvoud) [eisers c.s.] worden genoemd. Gedaagde zal Friesland Campina worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de aanvullende productie 18 van Friesland Campina.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 november 2020. Vervolgens is bepaald dat er vonnis wordt gewezen.

2.Het geschil

2.1.
Eisers zijn echtgenoten en exploiteren samen een melkveehouderijbedrijf in [woonplaats] . Dit bedrijf wordt uitgeoefend in de vorm van een maatschap met de handelsnaam “ [handelsnaam] ”.
2.2.
Friesland Campina is een coöperatie met 17.413 leden. Samen met haar groepsmaatschappijen houdt zij zich onder meer bezig met de inkoop van melk bij deze leden, melkveehouders.
2.3.
[eiser sub 1] was sinds januari 1994 lid van Friesland Campina, [eiseres sub 2] sinds maart 2015. Friesland Campina heeft hun lidmaatschap per brieven van 14 maart 2019 opgezegd tegen 14 april 2019. Dit betekent dat [eisers c.s.] geen melk meer aan Friesland Campina kan leveren.
2.4.
[eisers c.s.] is het met deze opzegging niet eens. Hij betwijfelt of er wel een opzeggingsbesluit is genomen en als dat zo is, is dat besluit volgens hem nietig vanwege strijd met de statuten. Als het besluit niet nietig is, is het in ieder geval vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid, zo meent hij.
2.5.
[eisers c.s.] vordert daarom dat de rechtbank voor recht verklaart dat Friesland Campina geen rechtsgeldig opzeggingsbesluit heeft genomen, dan wel voor recht verklaart dat het opzeggingsbesluit nietig is, dan wel het opzeggingsbesluit vernietigt. Ook vordert hij dat de rechtbank voor recht verklaart dat het lidmaatschap van [eisers c.s.] onverminderd voortduurt en Friesland Campina veroordeelt tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat.
2.6.
Friesland Campina is van mening dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Volgens haar is het opzeggingsbesluit wel degelijk genomen, is het niet in strijd met de statuten en ook niet met de redelijkheid en billijkheid.

3.De beoordeling

3.1.
Friesland Campina heeft gelijk. De rechtbank is kort gezegd van oordeel dat er wel degelijk een opzeggingsbesluit is genomen. Door het lidmaatschap van [eisers c.s.] op te zeggen, heeft [eisers c.s.] niet in strijd gehandeld met de statuten. Anders dan [eisers c.s.] heeft gesteld, is het opzeggingsbesluit op de juiste wijze aan hem medegedeeld. Friesland Campina heeft ook de juiste opzeggingsgrond gehanteerd: namelijk die dat [eisers c.s.] niet langer daadwerkelijk betrokken is bij de uitoefening van het melkveehouderijbedrijf. Dat was hij niet meer, omdat Friesland Campina de melkinname bij zijn bedrijf, [handelsnaam] , had beëindigd. Dat mocht zij doen omdat zij in de periode tussen juni 2018 en februari 2019 drie keer de melkinname had opgeschort. Deze opschortingen waren niet onterecht. Hierna zal dit alles worden toegelicht, waarbij ook de regelgeving zal worden beschreven waaraan [eisers c.s.] in de verhouding tot Friesland Campina was gebonden.
Het opzeggingsbesluit is genomen
3.2.
[eisers c.s.] meent dat er geen opzeggingsbesluit is genomen, omdat Friesland Campina haar geen afschrift van de notulen van de desbetreffende bestuursvergadering heeft toegestuurd. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat dit besluit niet bestaat. Overigens was Friesland Campina ook niet verplicht om [eisers c.s.] een afschrift van de notulen toe te sturen. Om de onduidelijkheid voor [eisers c.s.] weg te nemen, heeft Friesland Campina in deze procedure een geredigeerde versie van deze notulen overgelegd. Hieruit blijkt dat wat Friesland Campina [eisers c.s.] op 14 maart 2019 heeft medegedeeld, namelijk dat haar bestuur op die dag had besloten om het lidmaatschap van [eisers c.s.] op te zeggen.
Het opzeggingsbesluit is op juiste wijze aan [eisers c.s.] medegedeeld
3.3.
[eisers c.s.] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat het besluit is genomen in strijd met de statuten, allereerst gewezen op een procedureel punt. Volgens [eisers c.s.] is het besluit niet op de juiste wijze aan hem medegedeeld. Op grond van artikel 7 lid 5 van de statuten van Friesland Campina moet de opzegging door het bestuur van Friesland Campina aan het lid worden medegedeeld. Dat het bestuur de mededeling aan [eisers c.s.] heeft gedaan, blijkt volgens [eisers c.s.] nergens uit. De rechtbank is dit niet met hem eens. De twee opzeggingsbrieven van 14 maart 2019 zijn (zo staat in deze brieven vermeld) namens het bestuur van Friesland Campina ondertekend door de heer [A] , die onder zijn handtekening wordt aangeduid als
Director Cooperative Affairs.Friesland Campina heeft gewezen op de volmacht die aan de heer [A] is verstrekt. Volgens [eisers c.s.] is deze volmacht niet toereikend. Dat is deze echter wel. In de volmacht is (kort gezegd) vermeld dat de heer [A] bevoegd is Friesland Campina te vertegenwoordigen ten aanzien van (onder meer) besluiten van het bestuur met betrekking tot lidmaatschapsaanvragen en beëindiging van het lidmaatschap en om hierover met leden te communiceren. Of deze volmacht is ingeschreven in het handelsregister, is (anders dan [eisers c.s.] meent) niet belangrijk. Weliswaar is in de volmacht vermeld dat deze in werking treedt vanaf de datum van inschrijving in het handelsregister, maar het is een feit dat Friesland Campina aan de volmacht uitvoering heeft gegeven doordat zij de heer [A] de mededeling aan [eisers c.s.] heeft laten doen.
3.4.
Het opzeggingsbesluit is dus genomen en het is op juiste wijze aan [eisers c.s.] medegedeeld. Waar het [eisers c.s.] écht om gaat, is dat het volgens hem ten onrechte is genomen. Ook dit levert strijd op met de statuten, zo meent hij. Maar ook dit is de rechtbank niet met hem eens.
Het opzeggingsbesluit is niet in strijd met de statuten
Friesland Campina heeft een juiste opzeggingsgrond genoemd
3.5.
In de opzeggingsbrieven is vermeld dat het lidmaatschap van [eisers c.s.] is geëindigd conform artikel 7 lid 3a van de statuten van Friesland Campina. Hierin is bepaald dat Friesland Campina het lidmaatschap kan opzeggen in het geval een lid niet meer aan het vereiste voor het lidmaatschap voldoet, dat in artikel 3 lid 1 sub a van de statuten is bedoeld. Dit artikel bepaalt dat tot lid van Friesland Campina kunnen worden toegelaten natuurlijke personen die daadwerkelijk betrokken zijn bij de uitoefening van het melkveehouderbedrijf. Volgens [eisers c.s.] is hij betrokken bij de uitoefening van het melkveehouderbedrijf, dus had Friesland Campina niet op de grond dat dat niet langer het geval is, kunnen opzeggen.
3.6.
Friesland Campina heeft aangevoerd dat dat wel kon en de rechtbank is dit met haar eens. Net als Friesland Campina legt de rechtbank de bepaling van artikel 3 lid 1 sub a zó uit dat onder personen daadwerkelijk betrokken bij de uitoefening van het melkveehouderbedrijf moet worden verstaan: personen die het melkveehouderbedrijf daadwerkelijk uitoefenen, in die zin dat zij in staat zijn om melk aan Friesland Campina te leveren. Vast staat dat [eisers c.s.] niet langer melk leverde aan Friesland Campina en hiertoe ook niet in staat was, omdat Friesland Campina de melkinname bij zijn bedrijf op 8 januari 2019 had stopgezet.
3.7.
Friesland Campina heeft het lidmaatschap van [eisers c.s.] dus op de door haar genoemde grond kunnen opzeggen. Zij heeft er overigens terecht op gewezen dat zij het lidmaatschap van [eisers c.s.] ook had kunnen opzeggen op grond van artikel 7 lid 3 sub d van de statuten, waarin de situatie wordt genoemd dat een lid (naar het oordeel van het bestuur van Friesland Campina) in gebreke blijft een wezenlijke verplichting tegenover Friesland Campina te voldoen, dan wel voortdurend verplichtingen tegenover Friesland Campina niet nakomt. Volgens Friesland Campina was van deze situatie sprake: [eisers c.s.] kwam regelmatig zijn verplichtingen niet na, wat in eerste instantie heeft geleid tot verschillende opschortingen van de melkinname en uiteindelijk tot de beëindiging daarvan.
Friesland Campina mocht de melkinname beëindigen
3.8.
Friesland Campina heeft de melkinname terecht beëindigd. Om duidelijk te maken hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, zal hierna eerst worden ingegaan op de regelgeving waaraan Friesland Campina en haar leden zijn gebonden en zal vervolgens worden beschreven wat zich tussen Friesland Campina en [eisers c.s.] heeft afgespeeld.
De regelgeving
3.9.
Friesland Campina is niet alleen een klassieke coöperatie die zich bezig houdt met de verwerking en verkoop van de producten van haar leden, zij stelt ook eisen aan de kwaliteit van deze producten. In de leveringsovereenkomst die Friesland Campina met haar leden sluit, is namelijk vermeld dat de leden aan de eisen uit het zogeheten Praktijkreglement moeten voldoen. Veel van deze eisen zijn volgens Friesland Campina wettelijk van aard. Het Praktijkreglement bevat voorschriften ten aanzien van de hoeveelheid, de behandeling, de kwaliteit, de levering en de winning van melk, ten aanzien van de veestapel en ten aanzien van (duurzame) bedrijfsvoering. In het Praktijkreglement wordt verwezen naar het kwaliteits- en duurzaamheidsprogramma van Friesland Campina, dat Foqus planet wordt genoemd. Waaruit dit bestaat, wordt toegelicht in een bijlage van het Praktijkreglement.
3.10.
Om te toetsen of de melk van de leden aan de genoemde eisen voldoet, wordt de melk regelmatig onderzocht door Qlip B.V., een externe en geaccrediteerde beoordelingsinstantie (hierna: Qlip). Qlip voert (in opdracht van Friesland Campina en andere zuivelondernemingen) jaarlijks ruim 13.000 controles en beoordelingen uit en analyseert jaarlijks ongeveer vijftien miljoen melkmonsters. Qlip bekijkt in haar beoordeling of de leden zich houden aan de doelen van Foqus planet en of zij voldoen aan de eisen die daarin zijn beschreven.
3.11.
Als een lid blijkens de beoordeling van Qlip niet aan de eisen van Foqus planet voldoet, kan Friesland Campina vanuit haar toezichthoudende rol sancties opleggen. In artikel 2 van het Praktijkreglement 2017 wordt beschreven op welke wijze de melkveehouderijbedrijven worden gecontroleerd, zijn de verschillende soorten tekortkomingen beschreven en is vermeld hoe Friesland Campina daarmee kan omgaan. Friesland Campina kan, kort gezegd, (1) een herstelperiode opleggen, (2) de melkinname opschorten als blijkt dat er binnen deze periode onvoldoende herstel is opgetreden, (3) de melkinname beëindigen als er binnen vierentwintig maanden drie opschortingen zijn geweest en (4) het lidmaatschap opzeggen.
3.12.
Voor deze zaak zijn het Praktijkreglement uit 2017 en dat uit 2018 van belang. De relevante tekst uit het Praktijkreglement 2017 zal hier worden weergegeven (die van het Praktijkreglement 2018 wijkt hiervan niet af, behalve dat in artikel 2.2. van dat Praktijkreglement is vermeld dat het lid ook wordt gecontroleerd en beoordeeld door middel van een administratieve toetsing):
(…)
2.2.
Het (Melkveehouderijbedrijf van het) Lid wordt gecontroleerd en beoordeeld aan de hand van:
i. een Beoordeling op en van het Melkveehouderijbedrijf
ii. de onderzoeken van de melkkwaliteit
2.2.1
Beoordeling op het Melkveehouderijbedrijf
2.2.1
Bij een beoordeling wordt het Melkveehouderijbedrijf beoordeeld waaronder begrepen de uitvoering van de Leveringsovereenkomst en het Praktijkreglement inclusief de bijlagen zoals Foqus planet. Tevens kan worden beoordeeld op veiligheid en toegankelijkheid van het Melkveehouderijbedrijf.
De Beoordeling van het (Melkveehouderijbedrijf van het) Lid wordt naast Friesland Campina onder andere gedaan door één of meerdere door Friesland Campina aangewezen Beoordelingsinstantie(s). De Beoordelingsinstantie voert de Beoordeling in opdracht van Friesland Campina uit.
Op ieder Melkveehouderijbedrijf vindt minimaal eenmaal per twee jaar een Beoordeling plaats.
Buten de reguliere frequentie om, zoals hierboven beschreven onder (i), kunnen extra Beoordelingen plaatsvinden op basis van een selecte of een a-selecte steekproef.
Op Aandachtsbedrijven kan te allen tijde een Beoordeling worden uitgevoerd.
(…)
(…)
2.3.
Consequenties van een controle en Beoordeling
2.3.1.
Consequenties niet voldoen aan de basiseisen
i.
Op basis van een Beoordeling op het melkveehouderijbedrijf, administratieve toetsing en kwaliteitsuitslagen van de melk wordt o.a. gekeken of het Lid voldoet aan de Doelen en eisen van Bijlage B, Foqus planet. Het niet voldoen aan een basiseis levert een tekortkoming op.
Aan een tekortkoming als gevolg van een Beoordeling op het Melkveehouderijbedrijf kan één van onderstaande wegingen worden toegekend:

Verbeterpunt: incidentele afwijking van de norm. Geen risico, wel verbeteren.

Kleine afwijking: minimale afwijking van de norm. Indien de situatie blijft bestaan is er op langere termijn mogelijk risico voor kwaliteit en/of voedselveiligheid, etc.;

Grote afwijking: afwijking van de norm. Er is op korte termijn risico voor kwaliteit en/of voedselveiligheid, etc.;

Ontoelaatbare afwijking: grove afwijking van de norm. Acuut risico voor kwaliteit en/of voedselveiligheid etc.
Op basis van bovengenoemde weging heeft een tekortkoming de volgende consequenties:

Verbeterpunt: het is toegestaan om verbeterpunten te hebben;

Kleine afwijking: het is toegestaan om op maximaal tien basiseisen een kleine afwijking te hebben. Indien er meer dan tien kleine afwijkingen zijn, en/of sprake is van recidive als bedoeld in sub (iii) van dit artikel, kwalificeren deze kleine afwijkingen als een grote afwijking, met bijbehorende consequenties;

Grote afwijking: in geval van een grote afwijking, volgt een Herstelperiode als bedoeld in sub (ii) van dit artikel;

Ontoelaatbare afwijkingen zijn niet toegestaan. In geval van een ontoelaatbare tekortkoming wordt de melkinname per direct opgeschort voor een nader vast te stellen periode (…)
Een tekortkoming als gevolg van een administratieve toetsing kwalificeert als een grote afwijking. Er volgt een Herstelperiode als bedoeld in sub (ii) van dit artikel.
Een tekortkoming als gevolg van een onderzoek op melkkwaliteit kwalificeert als een grote afwijking. Er volgt een Herstelperiode als bedoeld in sub (ii) van dit artikel. Bij een tekortkoming op melkkwaliteit zijn aanvullende consequenties van toepassing (…)
Wanneer op basis van een Beoordeling, een administratieve toetsing of kwaliteitsuitslagen van de melk, blijkt dat in onvoldoende mate aan de basiseisen wordt voldaan als bedoeld in sub (i) van dit artikel, wordt het Lid door Friesland Campina geïnformeerd over de Herstelperiode (periode van vier weken) en het aanvangstijdstip daarvan.
Het Lid dient binnen de Herstelperiode Herstel aan te tonen. Uit kwaliteitsuitslagen van de melk en/of een Herbeoordeling dient dan te blijken dat er geen grote afwijkingen zijn en dat er maximaal tien kleine afwijkingen zijn.
(…)
Wanneer geen of onvoldoende Herstel wordt aangetoond binnen de Herstelperiode, kan Friesland Campina besluiten over te gaan tot opschorting van de melkinname voor een periode van minimaal vijftien dagen als bedoeld in artikel 3.3. (c).
(…)
Indien er na een Beoordeling of een Herbeoordeling een kleine afwijking is op één of meerdere basiseisen, dienen deze bij een volgende Beoordeling te zijn verholpen. Indien het Lid hier niet aan voldoet is er sprake van recidive en kwalificeert deze kleine afwijking als een grote afwijking, met bijbehorende consequenties zoals omschreven in sub (1) van dit artikel.
(…)
3.3.
Opschorting melkinname minimaal 15 dagen
Friesland Campina kan de melkinname van een Lid opschorten gedurende een periode van minimaal vijftien dagen:
(…)
(c) wanneer geen of onvoldoende Herstel binnen een door Friesland Campina gestelde termijn, indien van toepassing, is aangetoond binnen Foqus Planet
(…)
(…)
3.5.
Beëindiging melkinname
Friesland Campina kan de melkinname van een Lid beëindigen:
(…)
(b) indien Friesland Campina binnen een periode van vierentwintig maanden krachtens een in artikel 3.3. (…) genoemde grond drie maal de melkinname van dat Lid heeft opgeschort (…)
(…).
Beëindiging lidmaatschap
3.6.
Na beëindiging van de melkinname op grond van artikel 3.5. wordt een procedure tot opzegging van het lidmaatschap van de Coöperatie in werking gezet (overeenkomstig artikel 7 van de Statuten).
(…)
De opschortingen
3.13.
Zoals in artikel 3.5. b van het Praktijkreglement is bepaald, kan Friesland Campina
de melkinname beëindigen, als de melkinname binnen vierentwintig maanden drie keer is
opgeschort. In het geval van [eisers c.s.] vonden drie opschortingen plaats binnen acht
maanden tijd (namelijk tussen juni 2018 en februari 2019).Volgens [eisers c.s.] waren
deze opschortingen onterecht. Dat is de rechtbank niet met haar eens.
3.14.
Voordat zal worden besproken waarom Friesland Campina de melkinname had
opgeschort, moet eerst worden vastgesteld dat Friesland Campina onweersproken heeft gesteld dat er voor [handelsnaam] na beoordelingen door Qlip in 2015 acht keer een herstelperiode (als bedoeld in artikel 2.3.1. van het Praktijkreglement, zie 3.12t van dit vonnis) heeft gegolden, in 2016 vijftien keer en in 2017 zeven keer.
3.15.
Ook is van belang dat vast staat dat Friesland Campina in mei 2017 een melding van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (hierna: het COKZ) had ontvangen. Het COKZ neemt grotendeels de taken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit waar, waar het gaat om het toezicht op de zuivelsector. In de desbetreffende e-mail schrijft het COKZ het volgende:
Naast tekortkomingen met betrekking tot huisvesting (verzakte vloerroosters) zijn er tekortkomingen geconstateerd met betrekking tot een vuile melkput en tanklokaal. Zie bijgevoegde foto’s.
Tevens is het volgende geconstateerd:
“Er ligt overal afval in het land van plastic, kapotte stukken en stukje drainagebuis, kapotte sprintmaster in weiland, mestwagen welke in sloot ligt waaruit melkvee dan weer moet drinken”
Graag ontvangen wij van jullie een concreet PvA op dit bedrijf, waarbij een onaangekondigde inspectie onderdeel van het plan is.
3.16.
Naar aanleiding van deze melding en de eerdere bevindingen van Qlip, heeft Friesland Campina [handelsnaam] op 22 juni 2017 als zogenaamd Aandachtsbedrijf aangemerkt.
In de begrippenlijst bij het Praktijkreglement is hierover vermeld:
Een Melkveehouderijbedrijf van een Lid kan als aandachtsbedrijf worden aangemerkt op basis van signalen voortkomend uit de uitslagen van melkkwaliteitsonderzoek, diergezondheid statussen en/of op basis van visuele waarnemingen, een Beoordeling en/of door een situatie op het Melkveehouderijbedrijf die een risico vormt voor de (voedsel)veiligheid en/of de reputatie van Friesland Campina.
En in artikel 2.4 van het Praktijkreglement is bepaald:
Aandachtsbedrijf en verbeterplan
Wanneer sprake is van een Aandachtsbedrijf wordt dit schriftelijk kenbaar gemaakt aan het betreffende lid. Dit Lid levert vervolgens binnen een aangegeven periode een verbeterplan aan bij Friesland Campina. Dit plan dient te worden goedgekeurd door Friesland Campina. Indien het lid het verbeterplan niet binnen de daarin gestelde tijdsplanning heeft opgesteld en/of ingeleverd en/of doorgevoerd, kan Friesland Campina besluiten over te gaan tot opschorting van de melkinname conform artikel 3.4. (a) van dit reglement.
3.17.
Een ander gevolg van de kwalificatie Aandachtsbedrijf is dat op het bedrijf blijkens artikel 2.2.1 (iii) van het Praktijkreglement te allen tijde een beoordeling kan worden uitgevoerd. Friesland Campina heeft aangevoerd dat [eisers c.s.] zich niet tegen de
kwalificatie van zijn bedrijf als Aandachtsbedrijf heeft verzet, wat [eisers c.s.] niet heeft
weersproken. Vast staat ook dat [eisers c.s.] in juli 2017 een verbeterplan heeft opgesteld
(hierna: het Verbeterplan 2017), dat Friesland Campina in een brief van 10 augustus 2017
heeft goedgekeurd, onder toevoeging van een eis ten aanzien van de toegankelijkheid van
het tanklokaal.
3.18.
Zoals gezegd, vonden er tussen juni 2018 en februari 2019 drie opschortingen van
de melkinname plaats.
De eerste opschortingwas op 7 juni 2018. Op 4 mei 2018 had Qlip na een beoordeling een grote en zeven kleine afwijkingen bij [handelsnaam] vastgesteld. De grote afwijking hield in dat het bedrijf niet ordelijk was (onder andere doordat op verschillende plekken langs de stal oud ijzer, houtafval, beton en plastic lagen). Daarnaast was onder meer geconstateerd dat de opslag van voer en het tanklokaal niet schoon waren en dat het kuilvoer beschimmeld en nat was. Friesland Campina heeft [eisers c.s.] hierop in een brief van 7 mei 2018 medegedeeld dat er een herstelperiode zou gelden, die zou lopen tot 4 juni 2018. Op 31 mei 2018 vond er een herbeoordeling plaats. Op 6 juni 2018 liet Friesland Campina [eisers c.s.] schriftelijk weten dat de melkinname werd opgeschort voor een periode van (minimaal) vijftien dagen.
3.19.
Volgens [eisers c.s.] had Friesland Campina dat niet mogen doen. De herstelperiode was immers nog niet afgelopen toen de herbeoordeling op 31 mei 2018 plaatsvond. Bovendien waren er toen nog maar twee kleine afwijkingen. Tot slot voldeed de bedrijfsvoering op 4 juni 2018 aan alle basiseisen van Foqus Planet. Dat kan volgens [eisers c.s.] worden afgeleid uit het feit dat Qlip op 15 juni 2018 een nieuwe herbeoordeling heeft uitgevoerd waarbij geen afwijkingen meer zijn geconstateerd. De situatie op die datum week niet af van die op 4 juni 2018, aldus [eisers c.s.] .
3.20.
Friesland Campina heeft hiertegen ingebracht dat de tekortkomingen die Qlip op 4 mei 2018 bij [handelsnaam] had geconstateerd, grotendeels overeenkwamen met de aandachtspunten uit het Verbeterplan 2017 en dat daar nog enkele nieuwe tekortkomingen waren bij gekomen. Volgens Friesland Campina waren er op 31 mei 2018 niet slechts twee kleine afwijkingen vastgesteld, zoals [eisers c.s.] stelt, maar een kleine en een grote. Het bedrijf was nog steeds niet ordelijk en schoon en dat moet als een grote afwijking worden beschouwd. Bovendien heeft [eisers c.s.] volgens Friesland Campina niet eerder bezwaar gemaakt tegen het feit dat de herbeoordeling voor 4 juni 2018 plaatsvond (de datum waarop, zoals vermeld, de herstelperiode zou aflopen), ook niet toen zij bezwaar tegen de opschorting maakte tegenover de Commissie van Bezwaar van Friesland Campina.
3.21.
De rechtbank stelt vast dat de herbeoordeling inderdaad voor het verstrijken van de termijn heeft plaatsgevonden, maar het gaat hier om niet meer dan vier dagen. Uit de uitspraak die de Commissie van Bezwaar heeft gedaan, en waarin het bezwaar van [eisers c.s.] tegen de opschorting ongegrond is verklaard, blijkt niet dat [eisers c.s.] van deze te snelle herbeoordeling een punt heeft gemaakt. Hij heeft alleen bezwaar gemaakt tegen het feit dat de melkinname vanwege twee afwijkingen was opgeschort. Dat hij zich eerder tegenover Friesland Campina wel over de te snelle herbeoordeling heeft beklaagd, heeft [eisers c.s.] niet gesteld laat staan dat hij heeft aangevoerd dat hij Friesland Campina had verzocht om [handelsnaam] op of vlak na 4 juni 2018 nog een keer te (her)beoordelen. Hij heeft ook niet gesteld dat de geconstateerde afwijkingen binnen de hiervoor genoemde vier dagen zeker hadden kunnen worden weggenomen.
3.22.
Dat zijn bedrijf op 31 mei 2018 nog niet voldeed aan het vereiste dat het ordelijk en schoon was, heeft [eisers c.s.] niet (althans onvoldoende) betwist. Volgens artikel 1.1.1 van Foqus planet is dit een basiseis. In artikel 2.3.1 onder i van het Praktijkreglement is bepaald dat er altijd aan basiseisen moet worden voldaan. Vast staat dat [handelsnaam] op 15 juni 2018 nog een keer is beoordeeld, waarna de melkinname is hervat. Uit het enkele feit dat er op 15 juni 2018 geen afwijkingen meer waren geconstateerd, kan niet worden afgeleid dat dat ook op 4 juni 2018 niet meer zo was. De rechtbank is daarom van oordeel dat Friesland Campina de melkinname op 6 juni 2018 op grond van artikel 3.3. sub c van het Prakijkreglement heeft mogen opschorten, omdat er binnen de herstelperiode onvoldoende herstel was aangetoond.
3.23.
De tweede opschortingdateert van 19 oktober 2018. Op 18 september 2018
constateerde Friesland Campina tijdens een bedrijfsbezoek dat de oprit op het bedrijf
onverhard en ongelijk was. Ook stelde zij vast dat de chauffeur van de Rijdende
Melkontvangst (de RMO) onder een silo door moest om de tankslang waarmee de melk
wordt ingenomen via een luik onderaan de muur van het tanklokaal te steken en vervolgens
moest omlopen om de slang aan de andere kant op te rapen en aan te sluiten op de melktank.
Friesland Campina heeft in dit verband gewezen op foto’s die zij als productie 19 heeft
overgelegd. Zoals hiervoor in 3.17 vermeld, had Friesland Campina het Verbeterplan 2017
goedgekeurd, maar daaraan wel een eis toegevoegd ten aanzien van de toegankelijkheid van
het tanklokaal. In de brief die Friesland Campina hierover op 10 augustus 2017 had
gestuurd, stond vermeld:
Op dit moment dient de RMO de innameslang via een luik door te voeren het tanklokaal in. Deze situatie is voor ons niet langer acceptabel. Vervoersorganisatie De Takomst heeft door middel van een proefrit laten zien wat er aangepast dient te worden om op een verantwoorde manier melk te laden. De toegangsroute naar het tanklokaal moet worden verbreed en verhard. Wij begrijpen dat dit enige tijd zal kosten om dit op te lossen. Om die reden hebben wij met u afgesproken dat de structurele oplossing uiterlijk 1 oktober 2017 gereed is.
Toetsing structurele verbetering
In de komende periode gelden onderstaande zaken om te waarborgen dat bedrijfsvoering structureel verbeterd:
  • U bent zelf verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering van de maatregelen zoals beschreven in het verbeterplan inclusief de aanpassingen aangaande de toegangsroute tot het tanklokaal.
  • Indien de maatregelen onvoldoende of niet tijdig uitgevoerd worden, wordt de melkinname van uw bedrijf opgeschort.
  • (….)
  • Uw bedrijf blijft aangemerkt als Aandachtsbedrijf. Dit betekent dat uw bedrijf intensiever wordt gemonitord voor de periode van minimaal één jaar welke na evaluatie eventueel verlengd kan worden.
(…)
3.24.
Het Verbeterplan 2017 was nog van kracht toen het bovengenoemde bedrijfsbezoek op 18 september 2018 plaatsvond. De deadline van 1 oktober 2017 om het genoemde gebrek te herstellen, was toen ruim verstreken. Friesland Campina heeft een nieuw Verbeterplan opgesteld (hierna: het Verbeterplan 2018), dat zij op 21 september 2018 aan [eisers c.s.] stuurde. In het Verbeterplan 2018 is over de toegang tot het tanklokaal vermeld:
Foqus Planet punt 4.4.2 De laadplaats voor de melkauto is verhard (…) Er is geen sprake
van hoogteverschillen tussen de vloer van het tanklokaal en de laadplaats van de melkauto.
De melk kan worden ingenomen met een slang van max 8 m.
Bevindingen: De RMO chauffeur doet de slang van de RMO door een luik (onder een
voersilo) en loopt dan door de deur om de slang aan de tank aan te sluiten. De verharding
is ontoereikend om de slang via de deur van het tanklokaal aan te sluiten.
Actiepunten: De verharding is zodanig aangepast dat de RMO chauffeur via de deur de
slang kan aansluiten.
Deadline doelstelling behaald: 16 oktober 2018.
3.25.
Volgens Friesland Campina was de hiervoor in het Verbeterplan 2018 genoemde
doelstelling op 16 oktober 2018 niet behaald. Toen medewerkers van het team
Aandachtsbedrijven van Friesland Campina [handelsnaam] op 18 oktober 2018 bezochten, bleek
dat de gevraagde aanpassingen niet waren gedaan. [eisers c.s.] heeft erop gewezen dat de situatie in 2018 niet afweek van die in eerdere jaren en dat over de nu geconstateerde punten nooit eerder iets was opgemerkt. Ook tijdens de eerdere beoordeling op 4 mei 2018 is er niets over de (afwezigheid van of gebrekkige) verharding van het pad gezegd. Bovendien blijkt uit fotomateriaal dat de slang al in 2017 ook rechtstreeks via de deur op de tank kon worden aangesloten. Daarnaast is er volgens hem ten onrechte geen nadere termijn gegeven om de vermeende gebreken te herstellen: Friesland Campina heeft de melkinname meteen op 19 oktober 2018 opgeschort. Bovendien is het Verbeterplan 2018, waarin de genoemde eisen en deadline van 16 oktober 2018 stonden vermeld, geen verbeterplan in de zin van het Praktijkreglement. En als dat al anders is, geldt dat er via een verbeterplan geen extra eisen aan een lid mogen worden opgelegd. In het Praktijkreglement is alleen bepaald dat de melk ingenomen moet kunnen worden met een slang van maximaal acht meter en niet dat de slang rechtstreeks via de deur van het tanklokaal moet kunnen worden aangesloten, aldus [eisers c.s.] .
3.26.
In 3.30 zal worden overwogen dat het Verbeterplan 2018 wel
degelijk kan worden aangemerkt als een verbeterplan in de zin van het Praktijkreglement en dat in dit verbeterplan specifieke (op het bedrijf en het erf van [handelsnaam] toegespitste) eisen mochten worden gesteld. Dat de weg op 16 oktober 2018 al was verhard zoals in het Verbeterplan 2018 was voorgeschreven, heeft [eisers c.s.] niet duidelijk gemaakt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit niet het geval was. Dat Friesland Campina hiervan niet eerder een punt heeft gemaakt, is niet relevant. Regelgeving verandert immers met de tijd en niet kan worden gezegd dat [eisers c.s.] geen tijd heeft gekregen om zijn bedrijf op dit punt aan te passen. Partijen hebben het tijdens de mondelinge behandeling veel gehad over de vraag of [eisers c.s.] al een deur had geplaatst die de toegang tot de tank vergemakkelijkte, iets wat Friesland Campina ook van [eisers c.s.] had verlangd. Volgens Friesland Campina was dat pas het geval nadat zij de melkinname op 19 oktober 2018 had opgeschort. Dat dat anders was, heeft [eisers c.s.] onvoldoende weersproken. De rechtbank stelt daarom vast dat [eisers c.s.] de in het Verbeterplan vermelde deadline van 16 oktober 2018 voor de genoemde verbeteringen van de toegang tot de melktank niet had gehaald.
3.27.
Zoals in 3.16 al vermeld, kan Friesland Campina de melkinname op grond van artikel 2.4. van het Praktijkreglement opschorten als het verbeterplan niet binnen de daarin gestelde tijdsplanning is doorgevoerd. Zij heeft hiertoe op 19 oktober 2018 daarom mogen overgaan. De melkinname is een week later hervat, zo heeft Friesland Campina tijdens de mondelinge behandeling verklaard.
3.28.
De derde opschortingvan de melkinname vond plaats op 9 januari 2019. Ook deze opschorting hield verband met het Verbeterplan 2018. In dit plan stond vermeld:
Tekortkoming 9
Bevindingen:Sinds 1 januari 2017 heeft het bedrijf 8 herstelperioden gehad.
Actiepunten:Van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2019 heeft het bedrijf maximaal 3 maal een herstelperiode.
3.29.
De melkinname is opgeschort omdat [eisers c.s.] volgens Friesland Campina niet aan dit actiepunt had voldaan: zijn bedrijf heeft in de genoemde periode meer dan drie herstelperiodes (namelijk vier) gekregen. Ten onrechte, vindt [eisers c.s.] . Voordat deze vier herstelperiodes zullen worden besproken, zal eerst worden stilgestaan bij de bezwaren die [eisers c.s.] tegen het Verbeterplan 2018 heeft geuit.
3.30.
[eisers c.s.] meent dat het Verbeterplan 2018 niet als een verbeterplan in de zin van het Praktijkreglement kan worden gezien, omdat hij het niet zelf heeft opgesteld, maar Friesland Campina dat voor hem heeft gedaan. Hiermee bedoelt hij kennelijk te zeggen dat hij zich aan dit verbeterplan niet hoeft te houden, althans dat Friesland Campina aan de niet-naleving daarvan geen gevolgen mag verbinden. Maar daarin heeft hij geen gelijk. In artikel 2.4. van het Praktijkreglement is bepaald dat een Aandachtsbedrijf (en dat was [handelsnaam] ) binnen een door Friesland Campina aangegeven periode een verbeterplan aanlevert, dat moet worden goedgekeurd door Friesland Campina. Als dat niet gebeurt, kan Friesland Campina overgaan tot opschorting van de melkinname.
3.31.
In dit geval heeft Friesland Campina de melkinname niet opgeschort, maar heeft zij zelf een verbeterplan voor [eisers c.s.] opgesteld. Dat mocht zij doen: als zij bevoegd is om de melkinname op te schorten, mag zij ook het mindere, namelijk een plan opstellen waaraan [eisers c.s.] moet voldoen om opschorting van de melkinname te voorkomen. Anders dan [eisers c.s.] meent, betekent dit niet dat er sprake is van een “oneerlijke handelspraktijk”. Friesland Campina was bevoegd de melkinname op te schorten. Friesland Campina heeft onweersproken gesteld dat na de beoordeling door Qlip in mei 2018 bleek dat er geen structurele verbetering conform het Verbeterplan 2017 (dat dateerde van de zomer 2017) was gerealiseerd. Een medewerkster van het team Aandachtsbedrijven heeft [eisers c.s.] daarom in juli 2018 zonder succes benaderd voor het opstellen van een aangepast en actueel verbeterplan. Friesland Campina heeft in dat verband gewezen op een e-mail van 25 juli 2018. Friesland Campina heeft gesteld dat er pas op 18 september 2018 een bedrijfsbezoek kon plaatsvinden, het bezoek dat in 3.23 is genoemd en waarbij diverse verbeterpunten werden geconstateerd. Friesland Campina heeft toen aangegeven dat zij een concreet en actueel verbeterplan zou opstellen. Volgens Friesland Campina heeft [eisers c.s.] hiertegen toen geen bezwaar gemaakt. Zij heeft in dat verband gewezen op een verklaring van de toen daarbij betrokken medewerkster. [eisers c.s.] heeft ook geen bezwaar tegen het plan gemaakt toen hij het kreeg opgestuurd, zo heeft Friesland Campina aangevoerd. [eisers c.s.] heeft dit alles niet weersproken.
3.32.
[eisers c.s.] heeft ook aangevoerd dat er in het Verbeterplan 2018 eisen aan zijn bedrijf worden gesteld die niet overeenkomen met die uit het Praktijkreglement. Dat in het Verbeterplan 2018 eisen zijn genoemd die niet met zoveel woorden in het Praktijkreglement of de daaraan gehechte bijlage betreffende Foqus Planet zijn terug te vinden, bevreemdt echter niet. Het kan immers zijn dat er op een bedrijf bijzondere omstandigheden gelden, die maken dat het bedrijf niet voldoet aan de basiseisen voor (in dit geval) het ophalen van de melk. Om deze omstandigheden weg te nemen, moet specifiek worden omschreven wat er moet gebeuren en aan welke eisen het bedrijf dus moet voldoen.
3.33.
[eisers c.s.] heeft er ook op gewezen dat het Verbeterplan 2018 ook voor wat betreft het maximaal aantal herstelperiodes en het maximaal aantal afwijkingen niet overeenkomt met het Praktijkreglement. In het Praktijkreglement wordt namelijk geen maximum aan herstelperiodes genoemd en er is in bepaald dat een bedrijf een tiental kleine afwijkingen mag hebben zonder dat dat consequenties heeft. In het Verbeterplan 2018 staat als actiepunt vermeld dat het bedrijf tijdens een (onaangekondigde) beoordeling maximaal 3 afwijkingen mag hebben. Ook dit is echter niet onredelijk. Een Aandachtsbedrijf ligt onder de loep en zal dus strenger worden bekeken. Dat mag ook. Het bedrijf van [eisers c.s.] was ook niet voor niets een Aandachtsbedrijf: zoals eerder vermeld had het in 2015 acht keer een herstelperiode gekregen, in 2016 vijftien keer en in 2017 zeven keer en had het COKZ een melding gedaan bij Friesland Campina en bij haar aangedrongen op verbetering.
3.34.
In de periode oktober 2018-oktober 2019 zijn er zoals gezegd vier herstelperiodes geweest.
De eerste herstelperiodehield verband met kalversterfte. Friesland Campina heeft begin 2018 aan haar leden gecommuniceerd dat zij toezicht ging houden op hun kalversterftecijfers: op basis van een zogenaamd rollend jaargemiddelde was een sterfte van 20 % toegestaan. Omdat er voor 2018 nog geen rollend jaargemiddelde beschikbaar was, zou de beoordeling voor het jaar 2018 geschieden op basis van een actiewaarde per kwartaal. De leden is daarbij een overgangsperiode gegund, waarbij er gedurende het eerste kwartaal niet zou worden gehandhaafd. In artikel 2.11.16 van Foqus Planet bij het Praktijkreglement 2018 is beschreven dat als het genoemde gemiddelde van 20% wordt overschreden, er een plan van aanpak moet worden opgesteld.
3.35.
[handelsnaam] had in de eerste helft van 2018 een halfjaargemiddelde van 59,38%. Uit een overzicht dat Friesland Campina als productie 26 heeft overgelegd, blijkt dat het sterftepercentage bij [eisers c.s.] in het eerste kwartaal 71,43% bedroeg en in het tweede kwartaal 36,36%. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Friesland Campina verklaard dat het percentage na het tweede kwartaal in 2018 over de eerste twee kwartalen niet boven 50% mocht uitkomen. Voor het eerste kwartaal werd bij wijze van coulance namelijk een percentage van 100% gehanteerd. Dit liep af naarmate het jaar vorderde en wel zo dat er over het gehele jaar een gemiddelde van maximaal 20% zou gelden.
3.36.
Friesland Campina heeft [eisers c.s.] vanwege de overschrijding van het gemiddelde op 1 augustus 2018 schriftelijk verzocht om uiterlijk op 1 oktober 2018 een plan van aanpak op te stellen. In de desbetreffende brief, die Friesland Campina als productie 27 heeft overgelegd, staat vermeld dat een begeleider vanuit Friesland Campina betrokken zal zijn bij het opstellen van het plan van aanpak om [eisers c.s.] en de dierenarts te ondersteunen en dat deze begeleider ervoor zorgt dat de maatregelen zodanig geformuleerd worden dat deze ook zijn te monitoren. Ook is hierin opgemerkt dat [eisers c.s.] op korte termijn door Friesland Campina zou worden benaderd voor het plannen van een afspraak met de dierenarts en de begeleider. Omdat Friesland Campina het plan van aanpak begin september 2018 nog niet had ontvangen, heeft zij [eisers c.s.] op 5 september 2018 een herinnering gestuurd. Friesland Campina heeft erop gewezen dat zij [eisers c.s.] ook heeft gevraagd of hij hulp nodig had, maar dat [eisers c.s.] dat niet wilde. Als een lid geen plan van aanpak inlevert, is volgens Friesland Campina sprake van een tekortkoming na administratieve toetsing. Artikel 2.3.1. (i) van het Praktijkreglement bepaalt dat een tekortkoming als gevolg van een administratieve toetsing als een grote afwijking kwalificeert en dat er een herstelperiode volgt. Friesland Campina heeft deze in een brief van 3 oktober 2018 aangekondigd.
3.37.
[eisers c.s.] heeft betwist dat de genoemde normwaarde van 20% was overschreden. Hoe hoog zijn kalversterfte was en tot welk percentage dit volgens hem dan wel heeft geleid, heeft hij echter niet duidelijk gemaakt. Tegelijkertijd heeft hij gesteld dat hij in maart 2018 te maken had met een bovengemiddeld hoge kalversterfte. Weliswaar heeft hij ook naar voren gebracht dat dit medio 2018 niet meer aan de orde was, maar duidelijk is wel dat er in een periode (veel) meer kalveren stierven dan gemiddeld. In het licht van het voorgaande heeft hij onvoldoende weersproken dat hij de norm van kalversterfte in de eerste twee kwartalen van 2018 heeft overschreden. [eisers c.s.] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook aangevoerd dat [handelsnaam] per kwartaal onder het gemiddelde zat, maar daarmee wordt de hiervoor beschreven systematiek miskend. Het gaat namelijk om een jaarlijks gemiddelde, waarbij in 2018 naarmate het jaar vorderde per kwartaal over dat kwartaal en de eerdere kwartalen een lager percentage werd gehanteerd. Het is dus niet zo dat [eisers c.s.] in het tweede kwartaal een sterftepercentage van maximaal 50% mocht hebben; het ging om het eerste en tweede kwartaal samen. Dat dit nooit is gecommuniceerd, zoals [eisers c.s.] stelt, klopt niet. In de brochure “Aanpassingen in Foqus planet en overige aanpassingen in het Praktijkreglement in 2018”, die Friesland Campina als productie 25 in het geding heeft gebracht, staat beschreven dat er in 2018 wordt gewerkt met een actiewaarde per kwartaal. Als het gemiddelde per jaar maximaal 20% mag zijn, mag een melkveehouder begrijpen dat hij met een percentage van 59,58% over de eerste twee kwartalen, niet goed zit.
3.38.
[eisers c.s.] heeft ook gesteld dat hij wel degelijk een plan van aanpak had opgesteld (voor de door Friesland Campina genoemde datum van 1 oktober 2018, zo begrijpt de rechtbank), maar dat Friesland Campina dit plan van aanpak ten onrechte niet heeft geaccepteerd omdat een handtekening van een van haar medewerkers ontbrak. Friesland Campina heeft daarop tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het niet slechts ging om het ontbreken van een handtekening, maar dat er enkele pagina’s van het plan van aanpak ontbraken en dat daarom niet kon worden nagegaan of een “geborgde” dierenarts aan dit plan had meegewerkt. Volgens Friesland Campina zijn de ontbrekende pagina’s uiteindelijk een week na het verstrijken van de genoemde datum van 1 oktober 2018 verstrekt. [eisers c.s.] heeft dit niet weersproken. Op 3 oktober 2018 heeft Friesland Campina een herstelperiode aangekondigd en [eisers c.s.] tot 31 oktober 2018 de tijd gegeven om het plan alsnog (volledig, zo begrijpt de rechtbank) in te dienen. Deze herstelperiode is gezien het voorgaande niet ten onrechte gegeven.
3.39.
De tweede herstelperiodeviel samen met de
derde herstelperiodeen Friesland Campina heeft deze herstelperiodes aangekondigd in brieven van 5 november respectievelijk 6 november 2018. [eisers c.s.] heeft niet betwist dat Qlip op 3 november 2018 had vastgesteld dat het kiemgetal in de melk te hoog was en dat de reinheid van de melk onvoldoende was. Wel heeft hij aangevoerd dat die constatering van Qlip niet juist was. Hij heeft erop gewezen dat de melk op 6 november 2018 opnieuw is onderzocht en dat er toen geen afwijkingen meer waren. Ook is [eisers c.s.] het er niet mee eens dat voor deze twee vermeende afwijkingen twee herstelperiodes zijn gegeven, in plaats van één. Friesland Campina heeft hierop aangevoerd dat uit het enkele feit dat er enkele dagen later geen gebrek wordt geconstateerd, niet kan worden afgeleid dat de eerdere constatering niet juist was. De rechtbank volgt haar hierin, zeker nu zij er onweersproken op heeft gewezen dat deze levering een volledig nieuwe lading melk betrof en dat een kiemgetal zich bovendien snel kan ontwikkelen (bij onvoldoende koeling kan het kiemgetal in minder dan een half uur verdubbelen). Tijdens de mondelinge behandeling heeft Friesland Campina verklaard dat als er een grote afwijking wordt geconstateerd en een of meerdere kleine, er één herstelperiode wordt gegeven. Zijn er twee grote afwijkingen, dan volgen twee herstelperiodes. Volgens Friesland Campina is dit vaker bij [eisers c.s.] gebeurd. Zij heeft als productie 4 een overzicht overgelegd van alle herstelperiodes van [eisers c.s.] sinds 2015 en erop gewezen dat hieruit blijkt dat op 8 november 2015 ook twee herstelperiodes vanwege dezelfde gebreken (reinheid van de melk en kiemgetal) zijn opgelegd en dat [eisers c.s.] daartegen toen geen bezwaar heeft gemaakt. [eisers c.s.] heeft dit niet weersproken. De rechtbank stelt gezien het voorgaande vast dat Friesland Campina ook herstelperiode 2 en herstelperiode 3 heeft kunnen opleggen.
3.40.
Friesland Campina heeft [eisers c.s.] er in een e-mail van 12 november 2018 op gewezen dat er op dat moment al drie herstelperiodes waren gegeven en dat er conform het Verbeterplan 2018 in de periode tussen 1 oktober 2018 en 1 oktober 2019 maximaal drie herstelperiodes mochten voorkomen. [eisers c.s.] was in die zin dus gewaarschuwd dat er niet nog een vierde herstelperiode mocht volgen, omdat dit zou leiden tot een (derde) melkopschorting. Hij heeft dit echter niet weten te voorkomen. Op 21 december 2018 werd de melk van [eisers c.s.] opnieuw getest en ook toen bleek de melk onrein te zijn. Friesland Campina heeft [eisers c.s.] hierover op 22 december 2018 schriftelijk geïnformeerd. Volgens [eisers c.s.] is er reden om ook aan de uitkomst van deze test te twijfelen; op 24 december 2018 is de melk namelijk opnieuw getest en toen zijn er geen afwijkingen meer geconstateerd. Hiervoor is echter al overwogen dat dit niet meebrengt dat een testresultaat van enkele dagen eerder niet juist is. Friesland Campina heeft ook hier namelijk onweersproken gesteld dat het ging om een nieuwe lading melk.
3.41.
Friesland Campina heeft de melkinname op 8 januari 2019 opgeschort en in een brief van dezelfde datum aangekondigd dat het bestuur een besluit zou nemen over een eventuele beëindiging van het lidmaatschap. Op grond van artikel 3.5.b van het Praktijkreglement (zie 3.10 van dit vonnis), kan Friesland Campina de melkinname van een lid beëindigen indien Friesland Campina de melkinname binnen een periode van vierentwintig maanden driemaal heeft opgeschort op (onder andere) een grond genoemd in artikel 3.3. Een van de gronden die in dit laatste artikel zijn genoemd, is die dat er geen of onvoldoende herstel is aangetoond binnen Foqus planet. Van deze situatie is hier sprake. Friesland Campina mocht de melkinname daarom beëindigen. Dat heeft zij op 9 januari 2019 gedaan en zij heeft [eisers c.s.] daarover in een brief van 14 januari 2019 geïnformeerd.
3.42.
In artikel 3.6. van het Praktijkreglement is bepaald dat na beëindiging van de melkinname op grond van artikel 3.5. een procedure tot opzegging van het lidmaatschap van de coöperatie in gang wordt gezet, overeenkomstig artikel 7 van de statuten (zie 3.5. en 3.6 van dit vonnis). Zoals eerder vermeld, heeft het bestuur van Friesland Campina op 14 maart 2019 besloten het lidmaatschap van [eisers c.s.] op diezelfde datum op te zeggen. Dat is pas op 14 maart 2019 gebeurd, omdat [eisers c.s.] naar aanleiding van de beëindiging van de melkinname een kort geding was gestart waarin zij had gevorderd dat Friesland Campina zou worden veroordeeld om de melkinname te hervatten en het haar zou worden verboden om het lidmaatschap van [eisers c.s.] te beëindigen. Friesland Campina heeft de uitkomst van deze procedure afgewacht. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft de vorderingen van [eisers c.s.] in een vonnis van 6 maart 2019 afgewezen.
3.43.
Omdat de melkinnames terecht zijn opgeschort en de melkinname vervolgens terecht is beëindigd, mocht Friesland Campina overgaan tot opzegging van het lidmaatschap. Dat is niet in strijd met de statuten.
Het opzeggingsbesluit is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid
3.44.
Het besluit is ook niet in strijd met de redelijkheid en de billijkheid. [eisers c.s.] heeft in verband met zijn stelling dat dit wel zo is, aangevoerd dat Friesland Campina doelbewust heeft toegewerkt naar een beëindiging van het lidmaatschap van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] . [eiseres sub 2] is volgens [eisers c.s.] c.s. een vooraanstaande belangenbehartigster in de melkveehouderijsector en zij is ook woordvoerster en bestuurder van de stichting Farmers Defence Force. Volgens [eisers c.s.] is dit de werkelijke reden dat het lidmaatschap is opgezegd; de opzegging heeft met de bedrijfsvoering niets te maken.
Uit alles wat hiervoor is vastgesteld, volgt dat [eisers c.s.] hierin echter geen gelijk heeft. Friesland Campina is niet over een nacht ijs gegaan. Friesland Campina heeft ook betwist dat de werkzaamheden van [eiseres sub 2] bij haar beslissingen een rol hebben gespeeld.
3.45.
[eisers c.s.] heeft daarnaast aangevoerd dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vanwege de werkzaamheden van [eiseres sub 2] opzegbescherming moet toekomen, vergelijkbaar met een opzegbescherming van een werknemer die lid is van een ondernemingsraad. Ook dit is de rechtbank niet met [eisers c.s.] eens. Friesland Campina mag eisen stellen aan de kwaliteit van de melk en aan het bedrijf van haar leden. Als een lid niet aan deze eisen voldoet, heeft Friesland Campina het recht om hieraan gevolgen te verbinden. Aan [eisers c.s.] komt in dit verband geen bijzondere “opzegbescherming” toe. Dat het bestuur van Friesland Campina bij zijn besluit geen rekening heeft gehouden met de belangen van [eisers c.s.] , zoals [eisers c.s.] ook heeft gesteld, blijkt niet uit de feiten. [eisers c.s.] heeft veel kansen gekregen om verbetering te laten zien, maar heeft deze onvoldoende aangegrepen. Dit had gezien de eigen verantwoordelijkheid die hij heeft wel van hem mogen worden verwacht. Friesland Campina heeft het belang dat de melk die zij inneemt van voldoende kwaliteit is uiteindelijk zwaarder laten wegen dan het belang van [eisers c.s.] om melk te kunnen blijven leveren. Dat mag ook; het maakt niet dat Friesland Campina het opzeggingsbesluit in redelijkheid niet heeft kunnen nemen.
3.46.
[eisers c.s.] heeft tot slot gesteld dat hij ten onrechte niet door het bestuur van Friesland Campina is gehoord. Ook hierin heeft hij geen gelijk. Zoals hiervoor overwogen, heeft [eisers c.s.] voldoende kansen gekregen om verbetering te laten zien en kan niet worden vastgesteld dat Friesland Campina hierbij de belangen van [eisers c.s.] niet in acht heeft genomen. Als deze kansen niet worden benut, mag Friesland Campina daaraan gevolgen verbinden. Er bestaat geen verplichting voor haar bestuur om [eisers c.s.] hierover te horen.
De proceskosten
3.47.
Omdat de vorderingen van [eisers c.s.] zullen worden afgewezen, zal hij de proceskosten van Friesland Campina moeten voldoen. Deze worden begroot op € 1.126,- (2 punten x tarief € 563,-). Indien deze kosten niet binnen veertien dagen na vandaag zijn voldaan, zal [eisers c.s.] hierover de wettelijke rente moeten vergoeden. Ook eventuele nakosten zal [eisers c.s.] moeten voldoen. Deze worden op de hieronder te vermelden wijze begroot.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eisers c.s.] in de proceskosten, aan de kant van Friesland Campina tot vandaag begroot op € 1.126,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
4.3.
veroordeelt [eisers c.s.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, als hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten en de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: AH (4105)