Op 5 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Karkache, een voorlopige voorziening heeft gevraagd na de afwijzing van haar aanvraag voor een bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De aanvraag was afgewezen op 8 januari 2021, omdat verzoekster geen verblijfsstatus had die recht gaf op een bijstandsuitkering. Verzoekster stelde dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien zij als alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen in financiële problemen verkeerde en huurachterstanden had die tot een huisuitzetting konden leiden.
Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en verweerder gehoord. Verweerder stelde dat er op dat moment geen spoedeisend belang was, omdat voor de oudste zoon van verzoekster inmiddels een bijstandsuitkering was toegekend. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster geen spoedeisend belang had en dat de aanvraag voor de bijstandsuitkering door verzoekster zelf was gedaan, niet namens haar kinderen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van evidente onrechtmatigheid en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.