ECLI:NL:RBMNE:2021:867

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 184
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, woonachtig in [woonplaats], had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten waarvoor zij na een juridische procedure was veroordeeld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, als verweerder, heeft deze aanvraag op 8 januari 2021 afgewezen. Hierop heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om voorlopige voorziening alleen kan worden behandeld als het griffierecht tijdig is betaald. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 49,-. De griffier had verzoekster per aangetekende brief op 24 januari 2021 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Verzoekster heeft echter het griffierecht niet op tijd betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

Gelet op deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/184

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 februari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om bijzondere bijstand voor de kosten waarvoor zij na een juridische procedure is veroordeeld afgewezen
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb € 49,-. De griffier van de rechtbank stelt op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 24 januari 2021 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief.
4. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
5. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. ten Klooster, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 26 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.