ECLI:NL:RBMNE:2021:866

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/4148
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, dat zijn recht op bijstand had ingetrokken met ingang van 11 augustus 2020. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar heeft verzuimd het vereiste griffierecht van € 48,- tijdig te betalen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht moet worden betaald bij het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening. De griffier had verzoeker in een aangetekende brief op 25 november 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief werd echter op 15 december 2020 onbestelbaar retour ontvangen, omdat verzoeker de brief niet had afgehaald. De rechtbank heeft vervolgens geverifieerd dat de nota was verzonden naar het geregistreerde adres van verzoeker.

Aangezien verzoeker het griffierecht niet heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4148

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van verzoeker ingetrokken met ingang van 11 augustus 2020.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verder heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb € 48,-. De griffier van de rechtbank stelt op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 25 november 2020 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief.
4. Deze brief is op 15 december 2020 onbestelbaar retour ontvangen door de rechtbank met de mededeling dat de brief niet is afgehaald.
5. De rechtbank heeft vervolgens door middel van een onderzoek in de basisregistratie personen (BRP) vastgesteld dat de nota is verzonden naar het adres van verzoeker zoals dat staat geregistreerd in de BRP en zoals hij dat heeft opgegeven in zijn verzoekschrift.
6. Verzoeker heeft het griffierecht niet betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
7. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier
.De beslissing is gedaan op 27 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.