ECLI:NL:RBMNE:2021:855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
UTR 21/644
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake illegale weg en chalettransporten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M. Peeters, vorderde handhaving tegen de illegale weg naar Châlet Parc en de aanstaande transporten van chalets over deze weg op 9 en 10 maart 2021. De gemeente Wijdemeren, vertegenwoordigd door P. Gorter, was verweerder in deze procedure. Verzoekster vreesde schade aan haar perceel door de transporten en had eerder al een verzoek tot handhaving ingediend, dat door de gemeente was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de belangen van het chaletpark zwaarder wogen dan die van verzoekster. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat verzoekster daadwerkelijk schade zou ondervinden van de transporten. Bovendien werd opgemerkt dat de gemeente een redelijke termijn van zes maanden zou moeten krijgen om met een structurele oplossing te komen voor de illegale weg. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/644
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] uit [woonplaats 1] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Peeters),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren, verweerder
(gemachtigde: P. Gorter).
Verder heeft als partij aan het geding deelgenomen:
[derde partij 2]

Inleiding

1.1
Deze zaak gaat over de illegale weg naar Châlet Parc [chalet parc] in [woonplaats 2] en over de transporten van chalets over die weg op 9 en 10 maart 2021. Verzoekster vreest voor schade aan haar perceel op het park door de transporten. Zij heeft verweerder op 8 januari 2021 verzocht om preventief handhavend op te treden tegen een eerder transport op 22 januari 2021, en om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van de weg. Toen een beslissing uitbleef heeft zij beroep vanwege niet tijdig beslissen ingesteld, en heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
Bij besluit van 18 januari 2021 heeft verweerder beslist op het verzoek om (preventieve) handhaving en dat afgewezen. In de uitspraak van 21 januari 2021 heeft de rechtbank het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard, voor zover het ging over het transport op 22 januari 2021. Voor zover het besluit ging over de aanwezigheid van de weg heeft de rechtbank het beroep in diezelfde uitspraak naar verweerder verwezen om als bezwaar te behandelen. In diezelfde uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
1.3
Verzoekster heeft op 24 februari 2021 een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening ingediend en heeft daarbij gewezen op de aanstaande transporten op 9 en 10 maart 2021. Partijen hebben ermee ingestemd om de zaak zonder zitting te behandelen.

Overwegingen

2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als over een besluit gelijktijdig een bezwaarprocedure bij het bestuursorgaan, of een (hoger)beroepsprocedure bij de bestuursrechter loopt. Verzoekster heeft met het oog op de aankomende transporten op 9 en 10 maart 2021 geen nieuw verzoek bij verweerder gedaan gericht op preventieve handhaving. De voorzieningenrechter kan daarom nu alleen beoordelen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen in afwachting van de beslissing die verweerder nog moet nemen op het bezwaarschrift over de aanwezigheid van de weg.
3. De illegale aanwezigheid van de weg is niet hetzelfde als de toekomstige illegale transporten op 9 en 10 maart 2021. Maar die transporten zullen niet mogelijk zijn, als verweerder voor die tijd handhavend zou optreden tegen de aanwezigheid van de weg. In zoverre kan de voorzieningenrechter dus wel iets zeggen over de vraag of het nodig is dat er nu een voorlopige voorziening moet worden getroffen om die transporten te verhinderen.
4. De transporten op 9 en 10 maart 2021 zijn al snel, zodat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij een beslissing van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat geen sprake is van onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, vereist dat er een voorziening wordt getroffen. De voorzieningenrechter kent voor deze beslissing meer gewicht toe aan de belangen van het chaletpark dan aan die van verzoekster.
5. Voor de motivering van deze beslissing haakt de voorzieningenrechter aan bij de overwegingen van de rechtbank uit de uitspraak van 21 januari 2021, over het vorige transport op 22 januari 2021. Die overwegingen gelden ook voor de aankomende transporten op 9 en 10 maart 2021. De rechtbank heeft overwogen dat er momenteel geen goede alternatieven zijn voor transporten van chalets, terwijl die nu eenmaal wel zo nu en dan noodzakelijk zijn. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat de [weg], de gebruikelijke toegangsweg van het park, daarvoor te smal en daarom niet geschikt is en dat vervoer van chalets over de [rivier] ook niet mogelijk is bij de huidige omvang en inrichting van het park. In oktober 2020 heeft weliswaar nog een chalettransport over water plaatsgevonden, maar volgens derde-partij ging het daarbij om een chalet dat op een kavel aan de waterkant moest komen. Alleen dan zit de omvang en inrichting van het park niet in de weg en kan dus gebruik worden gemaakt van de oude aanvoerroute over de [rivier]. Dat verzoekster daadwerkelijk schade zal ondervinden is tot slot niet onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft de foto's en de filmpjes bekeken die verzoekster met het nieuwe verzoek heeft meegestuurd. Die bevestigen dat het heel krap is om een chalettransport langs haar chalet te loodsen. Dat was al bekend, en uit de foto's en filmpjes is nog steeds niet af te leiden dat het heel erg mis gaat bij het chalet van verzoekster. Er zal weliswaar sprake zijn van enige overlast, maar die is niet zodanig gebleken dat daaraan meer gewicht moet worden toegekend. Dat geldt ook voor ander vervoer dan chalettransporten over de illegale weg. Verzoekster heeft een filmpje gestuurd van een shovel die langs haar chalet rijdt. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat het chaletpark dit soort vervoer zoveel als mogelijk beperkt en alleen toestaat als dat strikt noodzakelijk is, vooruitlopend op een definitieve oplossing van verweerder.
6. Verzoekster wijst er wel terecht op dat de rechtbank er in de uitspraak van 21 januari 2021 ook op heeft gewezen dat illegale transporten zonder duurzame oplossing niet kunnen blijven doorgaan. Nu, bijna twee maanden na het handhavingsverzoek, is echter nog niet het moment bereikt dat moet worden gezegd dat afzien van handhaving evident onrechtmatig is, of dat de belangen van verzoekster bij het treffen van een voorziening zwaarder moeten wegen. Om partijen duidelijkheid te geven en met het oog op het voorkomen van onnodige nieuwe procedures geeft de voorzieningenrechter als richtsnoer mee dat hij het redelijk vindt dat verweerder vanaf het handhavingsverzoek een half jaar de tijd krijgt om met een structurele oplossing te komen. Dat is een voorlopig oordeel, waaraan de rechtbank of andere voorzieningenrechters niet zijn gebonden.
7. Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijst. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 4 maart 2021 gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.