In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, vertegenwoordigd door Previcus Vastgoed B.V., tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van 31 januari 2019, maar dit bezwaar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat zou zijn ingediend. Eiseres stelde echter dat de begeleidende brief met een overzichtslijst van bezwaarschriften, die op 13 maart 2019 was verzonden, als tijdig bezwaarschrift moest worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikking op de juiste wijze aan eiseres was bekendgemaakt, waardoor de bezwaartermijn op 1 februari 2019 begon. Eiseres had tot 14 maart 2019 de tijd om bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde dat de begeleidende brief en de overzichtslijst duidelijk de intentie van Previcus toonden om namens eiseres bezwaar te maken. De rechtbank volgde de redenering van eiseres dat de begeleidende brief als bezwaarschrift moest worden aangemerkt, ondanks dat er ook andere bezwaarschriften in het pakket waren opgenomen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en droeg de verweerder op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.