ECLI:NL:RBMNE:2021:844

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
517262 / HA RK 21-38
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk na eindbeslissing rechter

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. H. den Haan. De gemachtigde van de verzoeker diende op 10 februari 2021 een wrakingsverzoek in, maar dit verzoek werd gedaan na een eindbeslissing van de rechter in de onderliggende zaak, die op 5 februari 2021 was genomen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat de rechter niet meer betrokken was bij de zaak op het moment dat het verzoek werd ingediend. De wet staat geen wraking toe na een einduitspraak, omdat het doel van wraking, het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kan worden bereikt. De gemachtigde van verzoeker had aangegeven gebruik te willen maken van het wrakingsrecht, maar dit was niet onderbouwd met bewijs. De rechtbank heeft daarom besloten dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 517262 / HA RK 21-38
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 19 februari 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
gemachtigde: M. Glade.

1.De procedure

1.1.
De gemachtigde van verzoeker heeft op 10 februari 2021 een verzoek ingediend tot wraking van mr. H. den Haan (verder: de rechter) in de zaak met zaaknummer 8857128 \ LZ VERZ 20-9.
1.2.
De wrakingskamer heeft gelet op het onderstaande afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een procespartij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans aan een procespartij die daarvoor vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet daarom niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter nadat er een einduitspraak is gedaan.
2.3.
In de hiervoor genoemde zaak is op de zitting van 5 februari 2021 mondeling beslist. Die beslissing is een eindbeslissing, waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd. Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter de mondelinge beslissing had genomen. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan. De gemachtigde van verzoeker schrijft dat hij, nog voordat de rechter een beslissing had genomen, heeft aangegeven dat hij gebruik zou maken van het wrakingsrecht als niet de mogelijkheid geboden zou worden om een mondelinge toelichting te geven. De wrakingskamer is echter niet bekend met zo’n bericht en de gemachtigde van verzoeker heeft dat bericht ook niet bijgevoegd.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.5.
Gelet op deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1 sub c van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de betrokken teamvoorzitter van de afdeling strafrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. H.A. Brouwer en mr. A.C. van den Boogaard als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2021.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat om de beslissing
mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.