ECLI:NL:RBMNE:2021:838
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- L.M. Janssens-Kleijn
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake individuele studietoelage
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Het bezwaar van verzoeker betrof de afwijzing van zijn aanvraag voor een individuele studietoelage, welke was afgewezen op 27 oktober 2020.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen worden uitgenodigd, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. In dit geval heeft verzoeker niet aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang, zoals vereist door artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft gereageerd op een eerdere brief waarin hij werd verzocht om zijn spoedeisende belangen te onderbouwen.
De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en geen bewijs heeft geleverd dat hij in acute financiële nood verkeert. Hierdoor is niet aangetoond dat er een onomkeerbare situatie dreigt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat niet voldaan is aan de voorwaarden van onverwijlde spoed. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens-Kleijn, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.