In deze zaak heeft eiser op 11 september 2019 een verzoek om vergoeding van planschade ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. Na een periode van inactiviteit heeft eiser op 21 augustus 2020 verweerder in gebreke gesteld, maar deze ingebrekestelling werd door verweerder afgewezen op 2 september 2020. Verweerder stelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn pas begon te lopen na betaling van het drempelbedrag, wat eiser op 5 juni 2020 had gedaan. Eiser heeft vervolgens bezwaar aangetekend en beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek van eiser. De beslistermijn begon op 11 september 2019 en eindigde op 12 augustus 2020, en verweerder heeft deze termijn overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn nog wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 267,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan eiser.