In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, met betrekking tot het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiseres had het griffierecht van € 354,- niet op tijd betaald, wat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorwaarde is voor de inhoudelijke behandeling van het beroep. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Eiseres had eerder, op 10 juni 2020, een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van betaling, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft eiseres op 5 november 2020 een aangetekende brief gestuurd waarin zij werd verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Aangezien het griffierecht niet op tijd was ontvangen en eiseres geen geldige reden had gegeven voor de betalingsachterstand, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend, en de uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.