ECLI:NL:RBMNE:2021:801
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging Ziektewet-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Aslan, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. C. van den Berg. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van de eiser per 8 december 2018, op grond van de conclusie dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het besluit van de verweerder ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder zijn besluit heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Eiser heeft betoogd dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiser hebben onderschat. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende nieuwe medische feiten heeft ingebracht die de eerdere beoordelingen van de verzekeringsartsen zouden ondermijnen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de rapportage van zijn neuroloog, niet overtuigend geacht om de eerdere conclusies van de verzekeringsarts te herzien.
De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd heeft waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 februari 2021.