Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2021 in de zaak tussen
[A](vergunninghouder), te [plaats 1] , gemachtigde:
J.A. Looij.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een brug. Eiseres, eigenaar van een woning, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen aan de vergunninghouder is verleend. De vergunning betreft de bouw van een woning, een boothuis en een brug, waarbij de bestaande oprit wordt verwijderd. Eiseres is van mening dat de halvering van de gezamenlijke oprit met de vergunninghouder leidt tot verkeersonveilige situaties en dat dit niet in de besluitvorming is meegenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning is verleend in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat de vergunninghouder de aanvraag correct heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat de halvering van de oprit geen onderdeel uitmaakt van de vergunningaanvraag en dat de bezwaren van eiseres tegen deze halvering niet relevant zijn voor de beoordeling van de omgevingsvergunning voor de brug. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, omdat de bouw van de brug niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.