ECLI:NL:RBMNE:2021:791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
UTR 18/583
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving geluidsoverlast door Eetcafé en poppodium in Utrecht

In deze zaak hebben eisers, waaronder een stichting en enkele omwonenden, verzocht om handhavend optreden tegen een Eetcafé en poppodium in Utrecht vanwege geluidsoverlast. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen overtredingen van de geluidsnormen zijn geconstateerd. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 februari 2021 overwogen dat het stemgeluid van het buitenterrein terecht buiten beschouwing is gelaten, omdat er geen sprake is van een overdekt terras, maar van een vaste luifel aan de gevel. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat het poppodium de geluidsbegrenzer omzeilt tijdens controles. De rechtbank heeft de verschillende geluidsmetingen die door de verweerder zijn uitgevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat er geen overschrijdingen zijn vastgesteld. De eisers hebben ook betoogd dat de geluidsmetingen niet betrouwbaar zijn, maar de rechtbank heeft dit niet kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verweerder terecht heeft vastgesteld dat er geen reden is om tot handhaving over te gaan, en heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/583

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2021 in de zaak tussen

1. [eiser 1],
2. [eiser 2] ,3. [eiser 3] ,4. [eiser 4] ,allen te [plaats] , eisers
(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. S.K. Rijvers en S.C. Kortekaas).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [plaats] ,
(gemachtigden: K. van Duijn en R. Rump).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen derde-partij afgewezen.
Bij besluit van 29 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2019. Eisers hebben zich
laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Verkerk en S.C. Kortekaas.
Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Duijn en [B] .
De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met het beroep met nummer UTR 18/1700. Dit beroep is na de zitting ingetrokken.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 10 december 2020. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en [A] . Verweerder en derde-partij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Eiseres 1 is een stichting die zich ten doel stelt een aangenaam woonklimaat voor bewoners van [wijk] in [plaats] te bevorderen. Eisers 2 tot en met 4 zijn woonachtig in de omgeving van derde-partij. Zij stellen veel geluidsoverlast te ervaren van derde-partij en hebben verweerder daarom verzocht om daartegen handhavend op te treden.
Verweerder heeft het handhavingsverzoek afgewezen, omdat er naar de mening van verweerder geen sprake is van overtreding van de geluidsnormen. Op 28 december 2016 en 13 juli 2017 hebben controles plaatsgevonden en toen zijn geen overtredingen geconstateerd. Ook in de bezwaar- en beroepsfase zijn geen overtredingen geconstateerd, aldus verweerder.
Tijdens de behandeling van het beroep op de zitting van 12 maart 2019 heeft eiseres haar beroepsgronden over aanpassing van de maatwerkvoorschriften en over de hoogte van het dak en verlegging van het toetspunt ingetrokken. De uitspraak spitst zich nu nog toe op de drie overige beroepsgronden, te weten het stemgeluid van het terras, de limiter en het gebruik van een akoestisch rapport uit 2015. Deze beroepsgronden worden hierna besproken.
Het stemgeluid van het terras
Eisers voeren aan dat het terras van derde-partij overdekt is als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dit betekent dat stemgeluid moet worden meegenomen bij het bepalen van het geluidsniveau en dat heeft verweerder ten onrechte niet gedaan. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het stemgeluid van bezoekers op het terras terecht niet is meegerekend, omdat geen sprake is van een overdekt terras.
Artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit milieubeheer bepaalt dat het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20 van het Activiteitenbesluit, buiten beschouwing blijft, tenzij het terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overdekt terrein, als bedoeld in artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit. In de nota van toelichting bij artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit staat dat met een overdekking een vaste overdekking wordt bedoeld, niet een zonnescherm of luifel [1] . De buitenruimte van derde-partij is gelegen aan de straatzijde van het pand. De rechtbank stelt aan de hand van de foto’s in het dossier vast dat sprake is van een vaste luifel aan de gevel, boven deze buitenruimte. Dit kan volgens de toelichting niet worden aangemerkt als een overdekt terras. Dit betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het stemgeluid van deze buitenruimte niet hoeft te worden meegenomen bij de toetsing aan de geluidsnormen zoals die zijn opgenomen in de maatwerkvoorschriften die op basis van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit zijn opgesteld.
De geluidsbegrenzer (of limiter), akoestisch rapport en rapport [adviesbureau]
7. Eisers voeren verder aan dat zij vermoeden dat de geluidsbegrenzer (de zogenaamde limiter) die bij derde-partij is geplaatst, wordt omzeild en dat de door verweerder uitgevoerde geluidsmetingen daarom niet betrouwbaar zijn. Verweerder moet een onaangekondigde controle uitvoeren en daarbij de geluidsbegrenzer in- en uitschakelen om te controleren of al het versterkt geproduceerde geluid wel via de begrenzer gaat. In 2016 en 2017 zijn overtredingen vastgesteld. Eisers verzoeken de rechtbank advies op te vragen van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) over de effectiviteit van limiters. Verweerder heeft bovendien gebruik gemaakt van een verouderd akoestisch rapport van 14 augustus 2015 en ook is verweerder ten onrechte niet ingegaan op het deskundigenrapport van Bouwfysisch [adviesbureau] van 30 november 2017 dat eisers hebben ingebracht.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder gedurende de gehele procedure verschillende geluidsmetingen heeft uitgevoerd en dat geen enkele keer een overschrijding van de voorschriften is geconstateerd. Verweerder heeft metingen verricht op 13 juli 2017, 14 en 15 oktober 2017, 15 november 2017, 30 januari 2019 en 2 februari 2019. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat derde-partij de geluidsbegrenzer weet te omzeilen op het moment dat de geluidsmetingen plaatsvinden. Ter zitting heeft verweerder toegelicht hoe bij een controle te werk wordt gegaan. De geluidstechnicus wordt (zonodig) gevraagd om muziek aan te zetten, waarna de controleurs de onderdelen op het mengpaneel waarmee het geluid wordt geregeld op maximaal zetten en de meting uitvoeren. Daarbij wordt gecontroleerd of al het versterkt geproduceerde geluid via het mengpaneel en de limiter loopt. Uit het rapport van 17 juli 2017 blijkt dat de limiter aanwezig en verzegeld was. Uit het rapport van bevindingen van 16 oktober 2017 blijkt dat de limiter was ingeschakeld en dat de zegels op zowel de limiter als het rooster dat ervoor zit, intact waren. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2019 blijkt dat tijdens de controle op 30 januari 2019 de zegels intact waren en dat de limiter actief was. Verweerder heeft toen tevens gecontroleerd of de instellingen van de limiter waren gewijzigd, ondanks dat de zegels intact waren en dat bleek niet het geval te zijn. Ter zitting heeft de geluidstechnicus van derde-partij overtuigend toegelicht dat het bijna onmogelijk is om het complexe systeem van de limiter snel aan te passen op het moment dat een controle plaatsvindt. Voor zover eisers stellen dat uit een proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2016 blijkt van een overtreding, merkt de rechtbank op dat die controle dateert van voor het handhavingsverzoek en daarom geen rol kan spelen bij de onderhavige beoordeling. Ook het door eisers aangehaalde voorbeeld van overtreding van het maatwerkvoorschrift dat ziet op de verplichting de muziekinstallatie te voorzien van een afgestelde limiter, gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2017 waarin de aanwezigheid van twee bandspeakers met eigen begrenzer wordt genoemd, leidt niet tot een ander oordeel, omdat op dat moment geen overschrijding van de geluidsnorm is vastgesteld en het verzoek om handhaving daarop ziet. Tot slot kan de omstandigheid dat verweerder een verouderd akoestisch rapport heeft gebruikt, wat daar verder ook van zij, niet afdoen aan het feit dat geen overtredingen van de geluidsnormen zijn geconstateerd.
9. Het door eisers ingebrachte e-mailbericht van 5 april 2019 van de leverancier van de limiter, Dateq, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Uit dit bericht blijkt dat het mogelijk is om de limiter te omzeilen. Dit is echter onvoldoende om te concluderen dat daarvan ook in dit geval sprake is. Verweerder en derde-partij hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat daarvan in dit geval geen sprake is, mede door middel van een toelichting op de door verweerder aangebrachte zegels op de limiter en het daarvoor geplaatste rooster. De rechtbank ziet hierin ook onvoldoende aanleiding om de StAB te verzoeken een (algemeen) onderzoek in te stellen naar het functioneren van de limiter.
10. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat verweerder het rapport van Bouwfysisch [adviesbureau] van 30 november 2017 niet bij het bestreden besluit heeft betrokken. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder kennis heeft genomen van het bezwaarschrift, het verslag van de hoorzitting en de overige stukken. Ter zitting heeft verweerder opgemerkt dat daaronder ook dit rapport wordt begrepen. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen, te meer omdat zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2017 bevindt, waarin uitdrukkelijk is ingegaan op het rapport van 30 november 2017. Hierin staat beschreven dat het rapport aanleiding geeft tot een beperkte wijziging van het akoestisch model, maar niet tot de conclusie leidt dat sprake is van een overschrijding van de geluidsnormen. De rechtbank is van oordeel dat het de voorkeur had verdiend om het rapport van [adviesbureau] en het proces-verbaal van bevindingen ook expliciet in het bestreden besluit te benoemen, maar het feit dat dit niet is gebeurd, maakt niet dat het bestreden besluit hierom onzorgvuldig of onvoldoende gemotiveerd is of dat eisers hierdoor in hun belangen zijn geschaad.
Conclusie
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat er geen reden is om tot handhaving over te gaan.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzitter, en mr. L.A. Banga en mr. J.E. van den Brink, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 19 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Staatsblad 2007, 415, p. 205.