ECLI:NL:RBMNE:2021:77
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek en dwangsom
In deze zaak hebben eisers, wonende aan de [adres] in [plaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eisers stellen dat er een aanbouw is geplaatst op het perceel van hun buren zonder de benodigde omgevingsvergunning, wat hen hinder bezorgt. Ze hebben herhaaldelijk verzocht om handhavend op te treden, maar het college heeft aanvankelijk geconstateerd dat de aanbouw vergunningsvrij kon worden gebouwd. Na een nadere inspectie werd echter vastgesteld dat een vergunning nodig was, maar het college weigerde deze te verlenen en legde een last onder dwangsom op aan de buren om de aanbouw te verwijderen.
Eisers zijn in beroep gegaan omdat zij van mening zijn dat het college niet tijdig heeft beslist op hun verzoek om handhaving. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op verschillende momenten contact is geweest tussen eisers en het college, maar dat de eerste e-mail van eisers op 3 december 2019 als een verzoek om handhaving moet worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat het college niet tijdig heeft beslist op dit verzoek, aangezien de termijn van acht weken was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.
De rechtbank concludeert dat het college een dwangsom verschuldigd is aan eisers, omdat zij hen in gebreke hebben gesteld. De dwangsom is vastgesteld op € 992,- voor de periode van 13 februari 2020 tot en met 16 maart 2020. De rechtbank verklaart het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, maar verklaart het beroep tegen het besluit van 16 maart 2020 gegrond voor zover het betreft de ingebrekestelling. Tevens wordt het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eisers.