ECLI:NL:RBMNE:2021:74

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1023
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de omgevingsvergunning voor de aanleg van beschoeiingen, tuinvlonders en steigers in Vinkeveen

Op 15 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, een omwonende, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. De zaak betreft een omgevingsvergunning die in 2015 is verleend voor de bouw van negen woningen aan de [adres] in Vinkeveen. De vergunninghouder heeft een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd voor de aanleg van beschoeiingen, tuinvlonders en steigers bij deze woningen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning en is in beroep gegaan nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschoeiingen, tuinvlonders en steigers in overeenstemming zijn met de bestemmingsplanregels voor de bestemming Wonen. Echter, een deel van de beschoeiing valt binnen de bestemming Water en is in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college dit niet heeft onderkend en dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen, met een termijn van acht weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het college en de noodzaak om de belangen van omwonenden mee te wegen bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd dat er nog geen hoger beroep mogelijk is tegen deze tussenuitspraak, maar dat dit kan worden ingesteld tegelijk met een eventuele einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1023 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: R. Scholten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: E. Schaap Enterman - Drent).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[vastgoedontwikkelaar], gevestigd te [plaats]
(gemachtigde: H. Filipsen).

Inleiding

1. [vastgoedontwikkelaar] (vergunninghouder) bouwt aan de [adres] in [plaats] 9 woningen. Daarvoor heeft het college in 2015 een omgevingsvergunning verleend. Vergunninghouder heeft nu bij het college een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd voor de aanleg van beschoeiing, tuinvlonders en steigers bij de woningen.
2. Het college heeft in het besluit van 8 augustus 2019 de omgevingsvergunning verleend. Eiser heeft als omwonende bezwaar gemaakt tegen dat besluit. In de beslissing op bezwaar van 28 januari 2020 heeft het college zijn bezwaar ongegrond verklaard. Eiser is in beroep gegaan tegen die beslissing op bezwaar.
3. Het beroep is behandeld op de zitting van 4 december 2020. Eiser was daarbij aanwezig, samen met zijn gemachtigde. Ook een buurman van eiser, [A] , was aanwezig. Het college en vergunninghouder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

4. Op het bouwplan is het bestemmingsplan Kom Vinkeveen van toepassing. Op de zitting is besproken en door partijen erkend dat het bouwplan bijna helemaal binnen de bestemming Wonen valt. Alleen een deel van de beschoeiing aan de zuidkant van [adres] valt binnen de bestemming Water.
5. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beschoeiingen, tuinvlonders en steigers in overeenstemming met de planregels voor de bestemming Wonen. De beschoeiing aan de zuidkant van [adres] met de bestemming Water mag niet vergunningvrij gebouwd worden en is niet in overeenstemming met de planregels. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen en welke gevolgen dat heeft.
De beschoeiing, tuinvlonders en steigers binnen de bestemming Wonen
6. Eiser voert aan dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat het bouwplan in overeenstemming is met de planregels voor de bestemming Wonen. Met de vergunning uit 2015 is de bouw en het gebruik van 9 woningen op het perceel toegestaan. Maar bij het toetsen van nieuwe aanvragen geldt het bestemmingsplan als toetsingskader. Volgens eiser staat het bestemmingsplan maar één woning toe, met een daarbij horend erf of tuin. Omdat de tuinvlonders en steigers duidelijk bedoeld zijn voor 9 woningen zijn die in strijd met de planregels. Beschoeiingen vallen volgens eiser niet binnen de bestemmingsomschrijving. Omdat het bouwplan niet binnen het bestemmingsplan past, had het getoetst moeten worden aan het afwijkingsbeleid van de gemeente en hadden de belangen van eiser en de andere omwonenden meegewogen moeten worden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het bouwplan wel in overeenstemming met de planregels voor de bestemming Wonen. In de planregels staat niet dat er maar één woning gebouwd mag worden. In de bestemmingsomschrijving staat dat de gronden bestemd zijn voor onder meer ‘het wonen in de vorm van (half-)vrijstaande, aaneengebouwde en gestapelde woningen inclusief bijgebouwen’, met daarbij behorende erven en tuinen. Op de plankaart staat één bouwvlak ingetekend, maar de bouwregels sluiten niet uit dat er meerdere woningen gebouwd worden. De bijbehorende tuinen of erven zijn dus ook niet beperkt tot één woning. Met de vergunning uit 2015 is de bouw van 9 woningen, voor het merendeel buiten het bouwvlak, toegestaan. Dat de tuinvlonders en steigers feitelijk gebruikt zullen worden voor die 9 woningen is niet in strijd met het bestemmingsplan. In de bouwregels is ook geen maximaal oppervlak gegeven voor ‘bouwwerken, geen gebouw zijnde’. De beschoeiingen maken onderdeel uit van de erven en tuinen en vallen daarom onder de bestemmingsomschrijving. Van strijd met het bestemmingsplan is dus geen sprake.
De beschoeiing binnen de bestemming Water
8. Eiser voert aan dat de beschoeiing aan de zuidkant van [adres] niet in overeenstemming is met de planregels voor de bestemming Water. Volgens eiser is de beschoeiing in strijd met de bestemmingsomschrijving en de bouwregels.
9. De beschoeiing is een bouwwerk, geen gebouw zijde, dat niet vergunningvrij gebouwd kan worden. Uit de detailtekening bij de omgevingsvergunning blijkt namelijk dat het hoogteverschil dat overbrugd wordt tussen de waterkant en de waterbodem groter is dan 1 meter, de maximale hoogte uit artikel 2, dertiende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
10. Het college heeft de beschoeiing getoetst aan de planregels voor de bestemming Wonen. Op de zitting is vastgesteld en door het college erkend dat de beschoeiing aan de zuidkant van [adres] binnen de bestemming Water valt. Naar het oordeel van de rechtbank is de beschoeiing in strijd met de planregels voor de bestemming Water. Beschoeiing van een tuin past niet binnen de bestemmingsomschrijving. Door het college is in de beslissing op bezwaar niet onderkend dat dit deel van de beschoeiing in strijd is met het bestemmingsplan. Daardoor is ten onrechte niet getoetst aan de vereisten voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan en heeft er geen belangenafweging plaatsgevonden. De beslissing op bezwaar is op dat punt onzorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
Gevolgen
11. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Herstellen kan met een aanvullende motivering of voor zover nodig met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van de huidige beslissing op bezwaar. De afwijkingsmogelijkheden uit artikel 4 van bijlage II bij het Bor bieden een mogelijke grondslag voor herstel van het gebrek. Het college moet afwegen of het van die mogelijkheid gebruik wil maken. Daarbij moet ook een afweging van belangen plaatsvinden. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12. Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is gedaan op 15 januari 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Nog geen hoger beroep mogelijk

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.