ECLI:NL:RBMNE:2021:736

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3389
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van een informatiebeschikking inzake het niet invullen van een Koopinlichtingenformulier

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Blaricum. Eiseres ontving op 2 juli 2020 een informatiebeschikking van verweerder, omdat zij een Koopinlichtingenformulier niet had ingevuld en geretourneerd. Verweerder had eiseres gewezen op de sancties die voortvloeien uit de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd op 14 augustus 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen schriftelijk hebben ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 22 februari 2021. In de overwegingen van de rechtbank werd ingegaan op de communicatie tussen eiseres en verweerder, waarbij eiseres zich beklaagde over onduidelijkheid in de verwijzingen naar wetsartikelen. De rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking rechtmatig was opgelegd, omdat eiseres niet had voldaan aan haar informatieplicht op grond van artikel 47 AWR. De rechtbank benadrukte dat de verplichting om gegevens te verstrekken ook geldt voor mede-eigenaren van onroerende zaken.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres, waaronder de onduidelijke communicatie en de privacy van de mede-eigenaar, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de informatie die in het Koopinlichtingenformulier werd gevraagd, relevant was voor de waardebepaling van de woning en dat eiseres verplicht was om deze informatie te verstrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de termijn voor het voldoen aan de informatieverplichtingen verlengd tot vier weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3389

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats], eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Blaricum, verweerder

Procesverloop

Met dagtekening 2 juli 2020 heeft verweerder op grond van artikel 52a, eerste lid van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) aan eiseres een informatiebeschikking doen toekomen wegens het niet invullen en retourneren van een Koopinlichtingenformulier. In die beschikking heeft verweerder eiseres gewezen op de in artikel 25, derde lid AWR opgenomen sanctie.
In de uitspraak op bezwaar van 14 augustus heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie op het verweerschrift ingediend.
Partijen hebben er schriftelijk mee ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 22 februari 2021.

Overwegingen

1.Eiseres beklaagt zich over de onduidelijke communicatie door verweerder en de verwijzing naar wetsartikelen die naar haar oordeel niet van toepassing zijn. Die onduidelijkheid wordt naar het oordeel van de rechtbank veroorzaakt doordat verweerder in de brief- en mailwisseling geen duidelijk onderscheid maakt tussen de twee informatieverplichtingen die op eiseres rusten.
Eiseres is verplicht de gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor haar eigen WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslagen van belang kunnen zijn. Deze verplichting is vastgelegd in artikel 47 AWR. Dat artikel is op grond van artikel 30, eerste lid van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) ook van toepassing voor de bepaling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak. Op grond van artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet is artikel 47 AWR ook van toepassing op de heffing van de onroerende zaakbelastingen.
Daarnaast is eiseres verplicht om gegevens te verschaffen voor de ten behoeve van de waardebepaling door de gemeente uit te voeren marktanalyse. Die verplichting is vastgelegd in artikel 1, letter a, ten eerste, van het op artikel 31 Wet WOZ gebaseerde Besluit gegevensverstrekking Wet WOZ.
2.De mogelijkheid van het nemen van een informatiebeschikking is gekoppeld aan de hiervoor als eerste genoemde informatieplicht, die voortvloeit uit artikel 47 AWR. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de bestreden informatiebeschikking zal de rechtbank zich daarom beperken tot die informatieplicht.
3.Eiseres voert aan dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder zijn beslissing gebaseerd op artikel 47 AWR. Daarmee heeft hij zijn uitspraak naar het oordeel van de rechtbank voldoende, zij het summier, gemotiveerd. De onduidelijke communicatie die daaraan vooraf is gegaan maakt dat niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
4.Eiseres voert aan dat verweerder de gegevens niet uitsluitend van haar kan vragen. Zij is slechts mede-eigenaar. Zij en haar man zijn ieder voor de helft eigenaar van de onroerende zaak. Verweerder verwijst naar artikel 24, vierde lid, Wet WOZ. In dat artikel is bepaald dat indien er meer eigenaren zijn van een onroerende zaak, bekendmaking van de WOZ-beschikking aan één van hen plaats kan vinden. De rechtbank onderschrijft de opvatting van verweerder dat deze bepaling tevens meebrengt dat het verweerder is toegestaan voorafgaand aan het nemen van de beschikking zich slechts tot die eigenaar te richten aan wie hij de beschikking bekend wil maken. De beroepsgrond slaagt niet.
5.Eiseres voert verder aan dat zij de gegevens niet kan verstrekken, omdat zij daarmee de privacy van haar mede-eigenaar zou schenden. Als eiseres met het invullen van het Koopinlichtingenformulier al de privacy van haar mede-eigenaar zou schenden, ontslaat dat haar nog niet van haar verplichting de gevraagde gegevens te verstrekken. De rechtbank verwijst naar het eveneens toepasselijke artikel 51 AWR. Daarin is bepaald dat voor het niet voldoen aan artikel 47 AWR, niemand zich kan beroepen op een verplichting tot geheimhouding, zelfs indien deze bij een wettelijke bepaling is opgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
6.Voorts voert eiseres aan dat verweerder kosteloos toegang vraagt tot documenten waarvoor zij en haar man veel geld hebben betaald. De rechtbank verwijst naar artikel 47, eerste lid, letter a, AWR. Daarin is de verplichting opgenomen boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die van belang kunnen zijn ter beschikking te stellen. In artikel 49, tweede lid, AWR is voorts bepaald dat het maken van kopieën daarvan moet worden toegelaten. De beroepsgrond slaagt niet.
7.De in het Koopinlichtingenformulier gevraagde informatie betreft, naast de koopprijs, de kenmerken van de woning (zoals onderhoudstoestand), de zakelijke totstandkoming van de koopovereenkomst (zoals totstandkoming tussen onafhankelijke partijen), de marktconformiteit (verhouding tot getaxeerde waarde) en voorgenomen investeringen die de waarde beïnvloeden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit informatie die van belang is voor de waardebepaling van de woning. In het Koopinlichtingenformulier worden geen gegevens en bescheiden gevraagd die buiten de reikwijdte van de informatieverplichting van artikel 47 AWR vallen.
8.Op 5 april 2020 heeft verweerder aan eiseres het Koopinlichtingenformulier toegezonden. Gedateerd 9 mei 2020 heeft verweerder een herinnering gestuurd. Omdat eiseres het Koopinlichtingenformulier niet ingevuld heeft geretourneerd, heeft verweerder vervolgens met dagtekening 2 juli 2020 de informatiebeschikking verstuurd. Verweerder heeft eiseres daarmee een redelijke termijn gegeven de gevraagde informatie aan te leveren alvorens de informatiebeschikking te nemen.
9.Gelet op wat hiervoor is overwogen is de informatiebeschikking rechtmatig opgelegd. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
10.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27e, tweede lid, AWR zal de rechtbank een nieuwe termijn stellen om te voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen.

Beslissing

  • De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
  • Verlengt de in de informatiebeschikking vermelde termijn tot 4 weken na de datum van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat