ECLI:NL:RBMNE:2021:725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1745
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor woningsplitsing wegens onvoldoende parkeergelegenheid op eigen terrein

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning in Nieuwegein, een vergunning aangevraagd voor een interne verbouwing om twee wooneenheden te creëren. De gemeente Nieuwegein heeft deze vergunning op 12 december 2019 geweigerd, omdat niet voldaan zou worden aan de parkeernormen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 19 maart 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser op 1 mei 2020 pro forma beroep ingesteld, met aanvullende gronden op 4 juni 2020. De gemeente heeft op 14 oktober 2020 een verweerschrift ingediend, waarna eiser op 22 januari 2021 een aanvullend beroepschrift heeft ingediend. De zitting vond plaats op 4 februari 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan Jutphaas-Wijkersloot van toepassing is en dat er volgens de planregels voldoende parkeergelegenheid moet zijn. De gemeente hanteert de CROW-richtlijnen voor de afmetingen van parkeerplaatsen, wat betekent dat er twee parkeerplaatsen van 2,5 meter breed en 5 meter diep gerealiseerd moeten worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorerf van eiser niet voldoende ruimte biedt voor deze parkeerplaatsen, zelfs niet als eiser andere normen voorstelt. De rechtbank concludeert dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de benodigde parkeerplaatsen niet op het terrein van eiser kunnen worden gerealiseerd, waardoor de vergunning terecht is geweigerd.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 23 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. W.A.L.D.I. van Slagmaat),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Smid).

Inleiding

1. Eiser is eigenaar van de woning op het perceel [adres] in [woonplaats] (hierna: het perceel). Hij heeft een vergunning aangevraagd voor een interne verbouwing, waardoor er twee wooneenheden op het perceel zullen ontstaan. Op 12 december 2019 heeft verweerder deze vergunning geweigerd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat door verweerder op 19 maart 2020 met het bestreden besluit ongegrond is verklaard. Eiser heeft vervolgens op 1 mei 2020 pro forma-beroepschrift ingediend en heeft de gronden op 4 juni 2020 ingediend. Verweerder heeft op 14 oktober 2020 een verweerschrift ingediend en eiser heeft op 22 januari 2021 een aanvullend beroepschrift ingediend.
2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A].

Overwegingen

Wat is het toetsingskader?
3. Op het perceel is het bestemmingsplan Jutphaas-Wijkersloot van toepassing (hierna: het bestemmingplan). Verweerder heeft de vergunning geweigerd omdat volgens hem niet wordt voldaan aan artikel 26.3 van de planregels van het bestemmingsplan, dat verplicht om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid als er een bouwwerk wordt gebouwd waarbij een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht. Op basis van de Nota Parkeernormen 2011-2015 komt dat volgens verweerder uit op twee parkeerplaatsen voor personenauto’s, die op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Voor de vraag welke afmeting een parkeerplaats moet hebben om mee te tellen voor het voldoen aan de parkeernormen sluit verweerder aan bij de CROW-richtlijnen. Op grond daarvan moet in het geval van eiser elke parkeerplaats 2,5 meter breed en 5 meter diep zijn. Verder moet volgens artikel 2.117, vierde lid, van het Bouwbesluit 2012 in combinatie met artikel 2.111 van het Bouwbesluit 2012 sprake moet zijn van een vluchtroute van minstens 0,5 meter breed.
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat twee parkeerplaatsen op eigen terrein nodig zijn en dat een vluchtroute van 0,5 meter breed is vereist. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe groot de parkeerplaatsen moeten zijn.
Is er voldoende ruimte voor twee parkeerplaatsen op het voorerf?
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de vraag of wordt voldaan aan de parkeernorm van twee parkeerplaatsen, beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank dient de invulling van die beoordelingsruimte terughoudend te toetsen. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorerf van eiser onvoldoende ruimte biedt voor twee parkeerplaatsen.
6.1
Verweerder gaat, zoals hiervoor overwogen, uit van de CROW-richtlijnen. Daar telt verweerder voor de breedte eenmalig 0,5 meter bij op voor de vluchtroute, zodat de ruimte voor twee parkeerplaatsen 5,5 meter (breed) bij 5 meter (diep) moet zijn.
6.2
Uit metingen die verweerder hangende beroep heeft verricht, is gebleken dat het voorerf 5,1 meter diep is en deels 5 meter, deels 4,79 meter breed is. Het deel van het voorerf dat 5 meter breed is, heeft een diepte van 3,44 meter. Over de resterende diepte wordt het voorerf versmald door de voorgevelmuren waartussen geparkeerd moet worden. Daar is de ruimte 4,79 meter.
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat er voldoende ruimte is. Volgens hem moet worden uitgegaan van andere normen, namelijk die van NEN en SWOV. Op grond daarvan gaat eiser uit van een benodigde breedte per parkeerplaats van 2,3 meter of zelfs maar 2,25 meter.
8. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de door verweerder verrichte metingen, het voorerf van eiser onvoldoende breed is, ook wanneer zou worden uitgegaan van de door eiser voorgestane breedtematen. Uitgaande van 2,25 meter per parkeerplaats en een vluchtroute van 0,5 meter zou immers een breedte van 5 meter nodig zijn. Die breedte is maar over een diepte van 3,44 meter beschikbaar. Eiser heeft in beroep erop gewezen dat de gemiddelde lengte van een personenauto in Nederland volgens de SWOV 4,19 meter is. Verder heeft eiser gewezen op de lengte van 4,32 meter van de openbare parkeerplaatsen op de Peppelhoeve en de lengte van 4,41 van de parkeerplaatsen op eigen terrein in de Hogerhoeve. De rechtbank constateert op grond hiervan dat ook in eisers visie een diepte van 3,44 meter voor het parkeren van een auto onvoldoende is. Het parkeren van twee auto’s naast elkaar op het voorerf zou er dus toe leiden dat de auto’s deels op de openbare weg uitsteken. Dit vindt verweerder onwenselijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt kan stellen. Dat, zoals eiser aangeeft, op andere plekken in de wijk auto’s ook uitsteken op de openbare weg maakt dit niet anders. Het is aan verweerder om hier al dan niet handhavend tegen op te treden en deze situatie verplicht verweerder niet om aan eiser een vergunning te verlenen. Ten aanzien van de Hogerhoeve heeft verweerder overigens voldoende toegelicht dat daar geen sprake is van uitsteken op de openbare weg, omdat de perceelsgrens niet evenredig aan de gevel loopt, maar iets meer richting openbare weg.
9. Op grond van het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen vaststellen dat de benodigde twee parkeerplaatsen niet op het terrein van eiser kunnen worden gerealiseerd. Omdat daarmee niet voldaan wordt aan artikel 26.3 van de planregels van het bestemmingsplan, heeft verweerder de omgevingsvergunning terecht geweigerd.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Sloots, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.