ECLI:NL:RBMNE:2021:723

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
16/221856-20 en 13/151174-18 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld van postpakketten en telefoon na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2021, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van diefstal met geweld van postpakketten en een mobiele telefoon. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 18 april 2020 in Almere, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd postpakketten en een telefoon van Post NL te stelen. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 heeft de officier van justitie, mr. C.J. Booij, gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.R. Jonk, pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de diefstal met geweld te kunnen bewijzen. De verklaringen van de aangever en getuigen waren inconsistent en niet betrouwbaar genoeg om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als pleger of medepleger kon worden aangemerkt, en dat de geweldsincidenten die plaatsvonden niet in het kader van de diefstal waren. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kon indienen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een taakstraf werd eveneens afgewezen, omdat de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/221856-20 en 13/151174-18 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 18 april 2020 in Almere samen met een ander of anderen, postpakketten en een mobiele telefoon van Post NL en/of [aangever] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde diefstal met geweld van de telefoon door verdachte wettig en overtuigend te bewijzen en heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen.
De officier van justitie heeft daarbij onder meer gewezen op de verklaring van aangever, verschillende getuigenverklaringen, camerabeelden waarbij verdachte met een telefoon in zijn hand rent die qua uiterlijke kenmerken op de telefoon van aangever lijkt en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Hij heeft bepleit dat aan de verklaringen van aangever geen betrouwbare bewijswaarde moet worden toegedicht vanwege de warrige, inaccurate en tegenstrijdige inhoud.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het wegnemen van de pakketten uit de bus. Hij kan niet als medepleger of als pleger hiervan worden aangemerkt.
De vechtpartij vond later plaats. Aangever filmde verdachte in zijn gezicht en verdachte duwde de telefoon uit de handen van aangever. Hierop heeft aangever geslagen en heeft verdachte terug geslagen. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van de medeverdachte en van getuige [getuige] . Dit geweld is niet gebruikt met het oogmerk om de telefoon weg te nemen of de diefstal van de pakketten te verzekeren. Op basis van de verklaringen uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de telefoon heeft weggenomen. De foto van verdachte uit de Drachtenstraat bewijst niet overtuigend dat verdachte de telefoon van aangever vast heeft. Bovendien heeft verdachte geen oogmerk gehad om zich de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Diefstal met geweld kan daarom niet bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van aangever dat het verdachte is geweest die de telefoon heeft meegenomen, wordt onvoldoende door ander bewijs uit het dossier ondersteund.
Getuige [getuige] heeft op 26 november 2020 bij de rechter-commissaris onder meer verklaard dat hij heeft gezien dat de man met de dreadlocks (de rechtbank begrijpt: verdachte) iets heeft opgeraapt en in zijn zak heeft gedaan. Volgens de getuige was dat de eigen telefoon van verdachte die er tijdens het gevecht uit was gevlogen.
De medeverdachte heeft verklaard dat hij zag dat de bezorger (de rechtbank begrijpt: aangever) met die andere jongen (de rechtbank begrijpt: verdachte) aan het vechten was. Toen de telefoon was gevallen, heeft medeverdachte hem opgepakt en teruggeven aan de bezorger.
De door de aangever aangeleverde gegevens (waaruit mogelijk zou kunnen blijken) dat zijn mobiele telefoon de laatste keer op 18 april 2020 om 20:00 uur in de Workumstraat in Almere was, bieden geen bewijs dat verdachte de telefoon heeft meegenomen. Datzelfde geldt voor het proces-verbaal van bevindingen waarbij een vergelijking tussen een iPhone en een Samsung Galaxy Note is gemaakt. Op de daarbij gevoegde foto is verdachte te zien terwijl hij voorbij rent. In zijn hand heeft hij een voorwerp dat op een telefoon lijkt. Zelfs al zou er van uit worden gegaan dat dit een telefoon is, dan blijkt uit deze foto’s nog niet dat het (eenzelfde type telefoon als) de telefoon van aangever betreft.
Verdachte had weliswaar wellicht een motief om de telefoon mee te nemen, omdat hij niet gefilmd wilde worden en aangever weigerde het filmpje te verwijderen. Gezien bovenstaande feiten en omstandigheden legt dit onvoldoende gewicht in de schaal.
Omdat er ook geen bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de postpakketten, blijft alleen een mishandeling over. Wanneer mishandeling aan verdachte ten laste was gelegd, dan had dat tot een bewezenverklaring kunnen leiden. Verdachte heeft immers bekend dat hij aangever heeft geslagen en bij aangever is letsel geconstateerd. De rechtbank moet echter oordelen over wat aan de verdachte ten laste is gelegd en het Openbaar Ministerie heeft ervoor gekozen om mishandeling niet als separaat feit ten laste te leggen.
Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde diefstal met geweld, omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.646,01. Dit bedrag bestaat uit € 1.146,01 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de gehele vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering moet worden gematigd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.VORDERING TENUITVOERLEGGING

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging geheel toe te wijzen, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering tenuitvoerlegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/151174-18
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en mr. N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 februari 2021.
Mrs. A.W.M. van Hoof en B.T. Feenstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2020 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Hoogeveenstraat, diverse postpakketten en/of een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy Note 10 plus),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Post NL en/of [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dicht) achter die [aangever] te gaan staan en/of met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig (steek)voorwerp in/op/tegen de rug van die [aangever] te duwen en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [aangever] te zeggen: “Geef mij de sleutel van de bus” en/of
- ( nadat die [aangever] met zijn mobiele telefoon een foto van verdachte en/of zijn mededader(s) had gemaakt) voor en/of vervolgens om die [aangever] heen te gaan staan en/of de mobiele telefoon van die [aangever] vast te pakken en/of met die [aangever] te worstelen en/of
- ( daarbij) die [aangever] met een voorwerp (met kracht) op/tegen het hoofd te slaan en/of die [aangever] in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen de nek te slaan/stompen.