4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
Om tot bewijs te komen dat iemand heeft aangezet tot gewelddadig optreden tegen personen en/of goed wegens hun godsdienst, levensovertuiging, ras en/of homoseksuele gerichtheid, moet bewezen kunnen worden dat de afbeeldingen met deze intentie zijn geplaatst. Vereist is dat het opzet van verdachte - door het plaatsen van de afbeeldingen - gericht is geweest op het aanzetten tot gewelddadig optreden. Niet vereist is dat dit beoogde gevolg ook daadwerkelijk intreedt. Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 februari 2021 nadrukkelijk aangegeven niet te hebben willen aanzetten tot geweld. Ook uit andere bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de intentie had om daadwerkelijk andere personen aan te zetten tot (het plegen van) geweld. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 15 augustus 2018 gerelateerd dat verdachte sinds oktober 1980 staat ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] .
Verdachte heeft op 11 oktober 2018 in een verhoor verdachte blijkens het daarvan door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] opgemaakte proces-verbaal verklaard: Als u me nodig hebt, [adres] , ik ben altijd thuis.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 23 oktober 2018 een proces-verbaal met betrekking tot zijn bevindingen van het [website] -profiel van verdachte opgemaakt waarin hij heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van het verstrekte ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst zijn wij een onderzoek gestart naar het open [website] -profiel genaamd ‘ [profielnaam] ’ (https:// [url] ). [website] is het op een na grootste sociaalnetwerksite in Europa na Facebook. Op 14 augustus 2018 heb ik het profiel van [verdachte] bezocht om de verdenkingen genoemd in AMB001 te bewijzen of te ontkrachten. Ik was op dat moment niet ingelogd op [website] .com. Alle inhoud behalve de vrienden van het profiel [profielnaam] waren voor mij op dat moment zichtbaar. Het profiel [profielnaam] betrof 1816 vrienden, 21 volgers, 1243 foto’s gepost en 43 video’s gepost. Het profiel van [profielnaam] is lid van 149 groepen op [website] .com. In deze groepen worden verschillende talen gesproken, voornamelijk Duits, Russisch, Engels en Nederlands. De “open” groepen zijn onder te verdelen in de volgende onderwerpen:
- Antisemitisch
- Discriminerend jegens andere huidskleur, afkomst, religie of seksuele voorkeur
- Nazi sympathisanten
- Patriottisch
- Nationalistisch
- Actualiteiten, nieuws, politiek.
Ik zag dat op het profiel [profielnaam] verschillende afbeeldingen stonden. Hieronder volgen een aantal van deze afbeeldingen met vertaling en omschrijving.
Op 26 februari 2018 is een afbeelding geplaatst van een boom met opgehangen ratten. De ratten dragen davidsterren. De bijgevoegde tekst luidt: “Jewish family Tree”, vertaald: “Joodse familieboom”.
Op 26 februari 2018 is een afbeelding geplaatst met het contour van het vernietigingskamp Birkenau in Auschwitz, Polen met de tekst “Refugees welcome”, vertaald: “vluchtelingen welkom”.
Op 24 februari 2018 is een afbeelding geplaatst waarop een ontploffing van een bom in een stad te zien is. De bijgevoegde tekst is “Nuke Israel” wat suggereert: “Gooi een atoombom op Israël”.
Op 5 februari 2018 is een afbeelding geplaatst waarop aan de linkerzijde de Ka’aba in Mekka te zien is waar de moslims de hadj verrichten, met daaronder de tekst “before”, vertaald: “voor”. Aan de rechterzijde is een krater te zien met daaronder de tekst “after”, vertaald: “na”. Boven de afbeelding staat “Mecca” en onder de afbeelding staat de tekst “Problem solved”, vertaald: “probleem opgelost”.
Op 27 oktober 2017 is een afbeelding geplaatst met daarop een aap die zijn armen om twee kinderen met een donkere huidskleur geslagen heeft. De tekst luidt: “Sit down kids, I will now tell you how I met your mother”, vertaald: “Ga zitten kinderen, ik zal nu vertellen hoe ik jullie moeder heb ontmoet”.
Op 15 februari 2018 is een afbeelding geplaatst met links een tekening van een blanke man met daarbij de tekst “Refugees welcome” en “Ich bin Tolerist”, vertaald: “Vluchtelingen welkom” en “ik ben tolerist”. Rechts is een tekening van een donkere man met een baard, hoofdbedekking en een wapenriem. Hij houdt een afgehakt hoofd vast in zijn linkerhand met daarbij de tekst “und ich bin Islamist”, vertaald: “en ik ben Islamist”.
Op 23 juni 2018 is een afbeelding geplaatst waarop een man te zien is met een SS uniform aan. Hij drukt op een groene knop. Boven de groene knop staat het woordje ‘GAS’. Door het raam is een bekende spotprent te zien van een jood. Onderaan de afbeelding staat de tekst “On fera une Fournée la prochaine fois!”, vertaald: “De volgende keer zetten we de oven aan!”.
Op 19 oktober 2016 is een afbeelding geplaatst met een foto van Hitler met daarbij de tekst “Ist zum kotzen schmutzige Juden”, vertaald: “Het is om te kotsen, die vuile joden”.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 31 juli 2018 een proces-verbaal van verdenking met documentcode AMB001 opgemaakt waarin hij heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het [website] -profiel is sinds 10 augustus 2015 actief en wordt sindsdien bijna dagelijks voorzien van berichten.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 28 februari 2019 een proces-verbaal van bevindingen uitkijken laptops opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2018 heeft er bij verdachte [verdachte] een doorzoeking plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn er twee digitale gegevensdragers inbeslaggenomen en veiliggesteld. Ik zag dat in de laptop onder het mapje media, 122.566 foto’s werden getoond. Alle foto’s uit AMB001 zijn zowel aangetroffen op het [website] .com profiel van [verdachte] als op de laptops. Het is dus zeer aannemelijk dat deze foto’s vanaf de laptop van verdachte op [website] -account van [verdachte] zijn geüpload.
Ter terechtzitting op 10 februari 2021 heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Aan de hand van wat er gebeurde in Syrië en Oekraïne heb ik weleens iets geplaatst waarvan ik vond dat dit openbaar gemaakt mocht worden. Ik heb bij de politie verklaard dat groepsbelediging wel klopt omdat ik niet zo veel met bepaalde mensen heb. Ik loop bij bepaalde mensen tegen problemen op. Ik probeerde van de feiten een satirische sfeer te maken met wellicht een beledigende inslag. De afbeeldingen zijn misschien fatsoenoverschrijdend. De in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen heb ik op mijn [website] -profiel geplaatst. Het zou kunnen kloppen dat ik in totaal 1243 afbeeldingen heb gepost op mijn profiel. Dat is een openbaar profiel. Ik heb het niet op Facebook gezet, omdat de afbeeldingen anders snel verwijderd worden en ik voor
30 dagen geblokkeerd wordt. Van enkele afbeeldingen heb ik wel spijt dat ik grievend te werk ben gegaan. De afbeelding met de aap en de twee donkere kinderen is in bepaalde zin normoverschrijdend. Het is misschien niet netjes en onbehoorlijk.
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank dient te beoordelen of de onder 1 ten laste gelegde afbeeldingen/uitlatingen aanzetten tot discriminatie, haat en/of gewelddadig optreden. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde afbeeldingen/uitlatingen, moet de rechtbank beoordelen of deze een beledigend karakter hebben. Voor de beoordeling van het bestanddeel “aanzetten” (feit 1) en het bestanddeel “beledigend” (feit 2) heeft de Hoge Raad in vaste rechtspraak een driestappenmodel gegeven:
1. zijn de diverse uitlatingen op zichzelf beledigend over of aanzettend tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden tegen een groep mensen wegens een van de in de wet genoemde kenmerken van die groep, en zo ja;
2. neemt de context waarin zij zijn geplaatst het beledigend karakter weg, en indien dat het geval is;
3. zijn de uitlatingen onnodig grievend.
De rechtbank is van oordeel dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord.
Verdachte heeft gedurende een langere tijd verschillende afbeeldingen, zoals hierboven in de bewijsmiddelen is opgenomen, geplaatst op zijn [website] -profiel. Deze afbeeldingen kunnen op zichzelf beschouwd als beledigend voor bepaalde groepen worden aangemerkt.
In het soort afbeeldingen en teksten die verdachte heeft geplaatst en de aard daarvan ligt al besloten dat hiermee bedoeld wordt te beledigen. Op die afbeeldingen worden joden, moslims en negroïde personen beledigd wegens hun godsdienst en/of ras. Zo impliceren de afbeeldingen onder meer dat negroïde personen apen zijn, dat joden opgehangen of verbrand moeten worden en dat islamisten terroristen zijn die hoofden afhakken. Dergelijke uitlatingen zijn kwetsend, uitermate krenkend en beledigend. Daarmee wordt immers de waardigheid en de eigenwaarde van joden, moslims en negroïde personen aangetast en worden zij als groep in diskrediet gebracht.
Daarnaast ligt in de
aard van de door verdachte geplaatste afbeeldingen- in zowel de afbeeldingen zelf, maar zeker in samenhang bezien met de daarbij gebruikte bewoordingen - besloten dat daarmee wordt aangezet tot discriminatie, haat en/of gewelddadig optreden. De afbeeldingen roepen immers op om bommen te gooien op specifieke plekken waarvan algemeen bekend is dat daar bepaalde groepen mensen samenkomen en verder om joodse mensen om het leven te brengen. Daarmee is niet alleen sprake van het aanzetten tot haat en geweld, maar ook van het aanzetten tot discriminatie. De afbeeldingen hebben immers een discriminatoir karakter, nu zij beogen een onderscheid te maken tussen bevolkingsgroepen en oproepen tot het verrichten van bepaalde handelingen jegens die bevolkingsgroepen.
De tweede toets betreft de vraag of een uitlating in een bepaalde context is gedaan. Uit vaste rechtspraak blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend of discriminerend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert aan of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt. De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Namens de verdachte is bepleit dat hij – zakelijk weergegeven – deze afbeeldingen zag als cartoons en dat het beledigende en discriminerende karakter vervalt vanwege de vrijheid van meningsuiting. De rechtbank begrijpt de verklaring van verdachte aldus dat hij een beroep doet op de vrijheid van meningsuiting, dat dit belang zwaarder moet wegen en de strafbaarheid van de uitlating wegneemt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen zoals door de verdachte gedaan niet dienstig aan enig publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of aan een artistieke expressie. Als bepaalde uitlatingen in hun context moeten worden beschouwd, dan moet die context voor derden kenbaar zijn en moet naar objectieve maatstaven de context zodanig zijn, dat het beledigende karakter van de betreffende uitlating wegvalt. Daarvan is ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde uitlatingen en afbeeldingen geen sprake.
Aan verdachte is ter zitting gevraagd toe te lichten waarom de afbeeldingen (onder meer de afbeelding op pagina 36 van het dossier waarop een boom te zien is met opgehangen ratten die davidsterren dragen met daaronder de tekst “Jewish family tree”) volgens hem als satire kunnen worden aangemerkt, maar verdachte heeft dit niet duidelijk kunnen maken. Zonder een duidelijke en overtuigende toelichting valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien waarom de afbeeldingen die verdachte heeft geplaatst als satire zouden kunnen worden aangemerkt. Integendeel, onder satire wordt in het algemeen spraakgebruik een kunstvorm bedoeld waarbij op humoristische wijze maatschappijkritiek of kritiek op personen wordt gegeven. Van de afbeeldingen die door verdachte zijn geplaatst valt op generlei wijze in te zien wat daar humoristisch aan zou moeten of kunnen zijn.
Verder heeft verdachte weliswaar verklaard dat hij de afbeeldingen in een bepaalde context heeft geplaatst, maar ook op de vraag in welke context de rechtbank deze afbeeldingen dan zou moeten zien, heeft verdachte geen antwoord kunnen geven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de omstandigheden waaronder de ten laste gelegde uitlatingen zijn gedaan, het beledigende en/of discriminerende karakter daarvan niet ontneemt.
De derde vraag van het beoordelingskader hoeft daarom niet meer te worden beantwoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in de
aard van de door verdachte geplaatste afbeeldingenbesloten ligt dat daarmee wordt aangezet tot discriminatie, haat en/of gewelddadig optreden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vond dat hij bepaalde afbeeldingen openbaar moest maken en dat hij verschillende afbeeldingen zelf ook wel normoverschrijdend vond. Verder heeft hij verklaard dat als hij deze afbeeldingen op Facebook zou plaatsen, hij geblokkeerd zou worden.
Verdachte wist aldus op zijn minst van het verwerpelijke karakter van de door hem geplaatste afbeeldingen.
Reeds in de verklaring van verdachte, in samenhang met de aard van de afbeeldingen en uitlatingen, ligt het opzet van verdachte op het beledigen besloten.
Gezien die uitlating was verdachte zich van de aard van die afbeeldingen bewust, zodat verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard afbeeldingen openbaar te maken die aanzetten tot discriminatie van, en haat en geweld tegen joden en moslims.
Het verweer dat verdachte niet zou hebben geweten wat er op de afbeeldingen en de teksten daarbij stond, verwerpt de rechtbank. Verdachte is immers lid van verschillende groepen waaronder Duitse, Engelse, Russische en Nederlandse. Bovendien is bij vrijwel alle afbeeldingen ook zonder de tekst de intentie van de afbeeldingen duidelijk.
Gelet op de grote hoeveelheid afbeeldingen die verdachte openbaar heeft gemaakt en de lange periode waarin hij de afbeeldingen heeft geplaatst, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het plaatsen van deze afbeeldingen/uitlatingen een gewoonte heeft gemaakt.
De conclusie is dan ook dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde.