Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding (met producties);
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie (met producties);
- de conclusie van antwoord in reconventie (met producties);
- het B3-formulier van [eiseres sub 1 (voornaam)] c.s. met datum 21 mei 2021, houdende inbreng van één aanvullende productie (productie 4);
- het B3-formulier van [gedaagde sub 1 (voornaam)] c.s. met datum 25 mei 2021, houdende inbreng van één aanvullende productie (productie 13).
2.Het geschil
- kopieën van de aangiften en aanslagen IB 2013 tot en met 2018;
- kopieën van de volgende bankafrekeningen over de periode 1 januari 2013 tot en met [2019] (althans tot de eerdere datum van opheffing van de bankrekeningen):
[rekeningnummer 1] - betaalrekening
[rekeningnummer 2] – oranje spaarrekening
[rekeningnummer 3] – profijtrekening
[rekeningnummer 4]
[rekeningnummer 5]
[rekeningnummer 6]
[rekeningnummer 7]
[rekeningnummer 8]
[rekeningnummer 9]
de volledige boedelbeschrijving, inclusief de in de woning aanwezige goederen en sieraden alsmede de waardering hiervan;
binnen twee weken na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- per dag voor iedere dag of dagdeel dat zij aan deze veroordeling niet voldoen;
de legitieme portie van [eiser sub 2 (voornaam)] en [eiser sub 3] op een nader te bepalen bedrag vast te stellen;
ieder der gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 2 (voornaam)] en [eiser sub 3] naar evenredigheid van zijn/haar erfdeel de vast te stellen legitieme portie, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure daaronder mede begrepen een veroordeling in de kosten van een eventuele executie en het salaris van de advocaat.
3.De beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
“een bedrag in contanten gelijk aan de helft van het in geld uitgedrukte aandeel dat mijn zoon [D] in mijn nalatenschap zou hebben verkregen als hij nog in leven zou zijn geweest”gelegateerd.
“Voor zover uw rechtbank anders oordeelt, stellen gedaagden zich op het standpunt dat het in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid dat de rentevorderingen verbonden aan de vaderlijke erfdelen zijn opgelopen tot dergelijke gigantische bedragen. Partijen dienen zich in de erfrechtelijke sfeer te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (zie o.a. rechtbank Rotterdam 6 maart 2019, ECLI:NL:RBOT:2019:1767). Het is niet redelijk om het vaderlijk erfdeel van [C]
“Meer subsidiair stellen gedaagden dat de enkelvoudige rente moet worden gerekend vanaf de datum van overlijden van erflater tot en met de datum van uitbetalen. Deze enkelvoudige rente bedraagt € 50.212,19.”
“In alle gevallen van opeisbaarheid zal mijn echtgenote tevens over het bedrag der uitkering -eventueel verminderd met de hiervoor bedoelde voorgeschoten Successierechten tenzij dit door de rechthebbende(n) niet gevorderd wordt- een rente gelijk aan de wettelijke interesten verschuldigd zijn, vanaf de dag van mijn overlijden, tot die der betaling.”Dit betekent dat voornoemd bedrag ad € 58.055,76 dient te worden vermeerderd met wettelijke rente
vanaf [1999](datum overlijden erflater).