ECLI:NL:RBMNE:2021:6878

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
16/311134-20 (vordering omzetting tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van terbeschikkingstelling met voorwaarden naar tbs met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot omzetting van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden naar tbs met verpleging van overheidswege. De zaak betreft een betrokkene die op 7 april 2021 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor brandstichting, een misdrijf dat gevaar voor de onaantastbaarheid van personen met zich meebracht. De officier van justitie heeft op 16 november 2021 gevorderd dat de betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, omdat hij zich niet aan de opgelegde voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder adviezen van de reclassering, die wezen op de problematische situatie van de betrokkene en het hoge recidiverisico. Tijdens de zitting op 15 december 2021 is de betrokkene gehoord, evenals zijn raadsman en een reclasseringswerker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, wat heeft geleid tot agressief gedrag en pogingen tot brandstichting. De rechtbank concludeert dat de huidige tbs met voorwaarden onvoldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van anderen en dat de betrokkene moet worden verpleegd in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tbs met voorwaarden omgezet in een (ongemaximeerde) tbs met verpleging van overheidswege.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/311134-20 (vordering omzetting tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 lid 1 onder e van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 15 december 2021
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [adres 2] , [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

Bij vonnis van 7 april 2021 is door de rechtbank te Utrecht aan veroordeelde de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd ter zake brandstichting, een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is aangevangen op 7 april 2021.
De officier van justitie heeft op 16 november 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De rechter-commissaris van deze rechtbank heeft op 17 november 2021 het voorlopig alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene bevolen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • Het onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2021 waarbij aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd;
  • de vordering van de officier van justitie van 16 november 2021, die strekt tot het alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene;
  • het bevel van de rechter-commissaris tot het voorlopig alsnog van overheidswege verplegen van betrokkene van 17 november 2021, met het bijbehorende proces-verbaal;
  • de voortgangsverslagen ‘Voortgangsverslag aan opdrachtgever tbs’ van RN Advies&Toezichtunit 5 Midden-Noord van 12 juli 2021 en 25 oktober 2021;
  • het NIFP-consult van 18 november 2021;
  • het voorlopig advies omzetting tbs dwang van RN Advies & Toezichtunit 2 Midden-Noord van 16 november 2021;
  • het advies aan de opdrachtgever ‘Omzetting in TBS met dwangverpleging’ van RN Advies & Toezichtunit 5 Midden-Noord van 7 december 2021.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 15 december 2021 ter terechtzitting plaatsgevonden.
Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman;
- de raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht;
- mevrouw B. van der Hof, reclasseringswerker.

3.Het advies van de reclassering

In het rapport van de reclassering van 7 december 2021 wordt geadviseerd om de omzetting naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te overwegen omdat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de hem opgelegde voorwaarden. Het gaat daarbij met name om veroorzaken van agressieve incidenten en pogingen tot brandstichting met als zwaartepunt de door betrokkene gepleegde brandstichting op 14 november 2021.
Naar aanleiding van deze brandstichting heeft de kliniek aangegeven de
behandeling te hebben stopgezet. Dit wegens ernstige escalatie en delictgedrag. De kliniek ziet geen verdere behandelmogelijkheden meer. Op dit moment is er geen andere behandelplek en voldoet betrokkene daarmee niet aan de gestelde voorwaarde hieromtrent. De risico’s zijn hoog en er zijn weinig beschermende factoren. Betrokkene lijkt steeds frequenter delictgedrag te laten zien en dit is een zorgelijke ontwikkeling.
Op 14 juni 2021 is betrokkene geplaatst in behandelcentrum [naam behandelcentrum] in [plaats] . De behandeling verloopt vanaf het begin moeizaam. Bij de minste veranderingen raakt betrokkene overprikkeld, waarna hij agressief en grensoverschrijdend gedrag laat zien naar het personeel van de kliniek en het risico op brandstichting toeneemt. In augustus jl. heeft betrokkene diverse pogingen tot brandstichting gedaan, waarvan hij later heeft toegegeven deze te hebben gedaan omdat hij wilde proberen weer in de [verblijfplaats] terecht te komen.
Betrokkene heeft het daar als prettig ervaren, mogelijk vanwege de strakke structuur en prikkelarme omgeving. De brandstichting op 14 november jl. is gepleegd in de periode dat er door de kliniek werd ingezet op de afbouw van het aantal separaties voor de nacht, hetgeen betrokkene de nodige spanning heeft gegeven. Het behandelteam had de indruk had dat betrokkene door de grootste spanning heen was. Betrokkene heeft echter vaker opgebouwde spanning laten zien in de afgelopen periode.
Betrokkene verblijft sinds 17 november 2021 in het [verblijfplaats] . De reclassering
heeft hem hier op 25 november 2021 bezocht. Hij bleek in de isoleercel te zitten, omdat hij op 24 november 2021 ‘s avonds brand gesticht had in zijn cel. Betrokkene heeft een trui en zijn matras in brand willen steken met een aansteker. Als reden geeft betrokkene aan zich nog niet veilig te voelen op de huidige afdeling en hij maakte zich die avond zorgen of hij wel de juiste hoeveelheid medicatie had gekregen. Bij navraag blijkt dat hij zijn voorgeschreven medicatie (lorazepam) niet had gekregen. Hierdoor namen volgens betrokkene de spanningen toe en voelde hij zich niet gehoord door het personeel van het [verblijfplaats] en dan komt er ‘brand in zijn hoofd op’ om die spanningen te kunnen reguleren, aldus betrokkene.
Ter terechtzitting heeft de deskundige uiteengezet dat onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden om betrokkene in het kader van de tbs met voorwaarden in een FPK te laten behandelen. Dit wordt echter afgeraden, omdat het beveiligingsniveau daar te laag is, nu voor betrokkene het hoogste beveiligingsniveau, namelijk niveau 4, geïndiceerd wordt geacht. Dat kan alleen geboden worden in een FPC.
Geadviseerd wordt om de tbs met voorwaarden om te zetten in tbs met verpleging van overheidswege.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering strekkende tot het alsnog verplegen van overheidswege van betrokkene gehandhaafd. Daartoe heeft zij – zakelijk weergegeven - aangevoerd dat veroordeelde de hem sinds 7 april 2021 opgelegde voorwaarden heeft overtreden en tevens wordt verdacht van brandstichting in de kliniek. De kliniek ziet geen behandelmogelijkheden meer voor betrokkene en bovendien is het beveiligingsniveau van een FPC geïndiceerd voor betrokkene.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie.
De raadsman heeft benadrukt dat het voor betrokkene erg belangrijk is om in een FPC in de buurt van Utrecht geplaatst te worden. Daarnaast heeft de raadsman de officier van justitie met klem verzocht om betrokkene conform zijn uitdrukkelijke wens ter overbrugging in het [verblijfplaats] te laten verblijven totdat hij kan worden geplaatst in de tbs-kliniek, vanwege het feit dat de overbruggingsplaatsing op de FPA in Den Haag, in mei van dit jaar, betrokkene geen goed heeft gedaan en hij fors ontregeld is geraakt.

6.Het oordeel van de rechtbank

Artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechtbank, indien de ter beschikking gestelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling bevoegd is te beslissen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Uit het voorgaande is gebleken dat betrokkene de voorwaarden heeft overtreden. Betrokkene is verbaal en fysiek agressief geweest naar het personeel van de kliniek waar hij behandeld werd, heeft vernielingen gepleegd, het drugsverbod overtreden en meermalen geprobeerd brand te stichten. Deze incidenten lijken voort te komen uit onmacht. Betrokkene raakt bij de minste veranderingen overprikkeld, waarbij het risico op agressie en brandstichting toeneemt. Volgens de reclassering laat betrokkene hiermee zien dat hij zich niet kan houden aan de voorwaarden. Dit heeft uiteindelijk tot gevolg gehad dat de reclassering geen uitvoering meer kan geven aan een verantwoord risicomanagement onder de huidige TBS met voorwaarden en het daaraan gekoppelde beveiligingsniveau.
De rechtbank sluit zich aan bij de inschatting van de reclassering en is op grond daarvan ook van oordeel dat het huidige juridische kader van een TBS met voorwaarden onvoldoende garanties biedt voor de veiligheid van anderen. Een voortzetting daarvan is bovendien niet mogelijk, nu de kliniek waar betrokkene onder behandeling was geen behandelmogelijkheden meer ziet en nu slechts het beveiligingsniveau van een FPC afdoende wordt geacht voor betrokkene.
Uit de rapportage van de reclassering van 7 december 2021 volgt dat het recidiverisico nog niet is teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. Overwogen is immers dat de kans op recidive hoog is, mede gelet op het feit dat door de kliniek aangifte is gedaan van brandstichting door betrokkene dat uit de stukken in het dossier blijkt van meerdere pogingen tot brandstichting en fysiek agressieve incidenten die daaraan vooraf zijn gegaan. Dit betekent dat, naast het overtreden van de voorwaarden, ook het belang van de veiligheid van anderen vereist dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt voorts dat betrokkene bij vonnis van 7 april 2021 tot TBS met voorwaarden was veroordeeld voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakt had voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Betrokkene is immers veroordeeld voor opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen te duchten is. In het vonnis van 7 april 2021 heeft de rechtbank reeds gemotiveerd dat gelet op het bewezen verklaarde de tbs niet is gemaximeerd en dus langer dan vier jaren kan duren.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de TBS met voorwaarden omzetten in een (ongemaximeerde) TBS met verpleging van overheidswege.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De beslissing berust op artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, van het Wetboek van Strafvordering.

8.De beslissing

De rechtbank:
beveelt dat de ter beschikking gestelde
[betrokkene]alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs J.G. van Ommeren en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.
mrs. Van Straalen, Wiersma en Neijenhuis zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.