ECLI:NL:RBMNE:2021:6876

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
16/276477-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting wegens gebrek aan wettig bewijs van dwang

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 29 februari 2020 in Utrecht is beschuldigd van verkrachting, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2021 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Tijdens de zitting op 13 december 2021 zijn de standpunten van de verdachte, zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, en de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp besproken. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 24 maanden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat het seksuele contact vrijwillig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de bewuste avond alcohol is genuttigd door zowel de verdachte als de aangeefster. De verklaringen van beide partijen over de gebeurtenissen zijn tegenstrijdig. De aangeefster heeft verklaard dat zij zich hevig heeft verzet tegen de seksuele handelingen, terwijl de verdachte aanvoert dat alles met wederzijds goedkeuren is gebeurd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van dwang te komen, zoals vereist onder artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft ook gekeken naar verklaringen van getuigen die na het voorval met de aangeefster hebben gesproken. Deze getuigen hebben geen tekenen van dwang of verzet waargenomen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging van verkrachting, wat heeft geleid tot de vrijspraak van de verdachte. De vordering van de aangeefster als benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/276477-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van de meervoudige kamer van 13 december 2021. Verdachte was bij de behandeling aanwezig, waardoor het vonnis op tegenspraak is.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, en de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 29 februari 2020 in Utrecht [aangeefster] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie vordert dat verdachte hiervoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde. Verdachte heeft verklaard dat het seksueel contact vrijwillig heeft plaatsgevonden en dat er geenszins sprake was van geweld of dwang daartoe. Bovendien is steunbewijs niet dan wel onvoldoende voorhanden, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Uit de verklaringen van aangeefster en verdachte leidt de rechtbank af dat zij op 28 februari 2020 in Utrecht een bedrijfsfeestje hadden van [bedrijf] , alwaar zij hebben gezoend. Het zoenen is met instemming van verdachte en aangeefster gebeurd. Volgens hun verklaringen heeft aangeefster verdachte vervolgens gepijpt op de wc. Na middernacht zijn zij samen naar het huis van verdachte gegaan met de intentie over te gaan tot verdergaande (seksuele) handelingen. Eenmaal aangekomen bij het huis van verdachte wordt overgegaan tot voorspel en vervolgens wordt geprobeerd over te gaan tot penetratie. Zowel verdachte als aangeefster hadden naar eigen zeggen behoorlijk wat alcohol genuttigd die avond en de penis van verdachte werd niet stijf. Volgens de verklaring van aangeefster werd verdachte daarop hardhandiger en heeft hij haar vervolgens geforceerd door te gaan met seksuele handelingen. Verdachte heeft haar hardhandig geforceerd hem te pijpen en is met zijn vingers meermalen haar vagina binnengedrongen Verdachte was ook gericht op anale seks. Aangeefster geeft aan zich hevig te hebben verzet toen hij met anale seks begon en zelfs "Nee" te hebben geschreeuwd. Hoewel aangeefster direct meermalen heeft aangegeven dat echt niet te willen, is verdachte met zijn vingers haar anus binnengedrongen en heeft hij geprobeerd dat ook met zijn penis te doen.
Verdachte geeft hierover een andere verklaring, namelijk dat door de drank zijn coördinatie mogelijk niet goed is geweest, waardoor hij mogelijk de anus van aangeefster heeft geraakt, maar dit is nooit zijn intentie geweest. Hij was niet gericht op anale seks en heeft zijn handen niet in de buurt van haar anus gehad. Het is mogelijk dat hij door de drank ietwat lomp of wat ruiger is geweest, maar als aangeefster tegen hem had gezegd dat zij niet wilde, was hij zeker gestopt; alles heeft met wederzijds goedkeuren plaatsgevonden en hij heeft niet gemerkt dat aangeefster niet (meer) wilde.
Dwang
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat niet ter discussie staat dat er op 29 februari 2020 te Utrecht seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte. Het is duidelijk dat in de ervaring van aangeefster haar grenzen daarbij zijn overschreden. De vraag die de rechtbank in het kader van de bewijsvoering voor de ten laste gelegde verkrachting moet beantwoorden, is of onder de gegeven omstandigheden sprake is geweest van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Voor een bewezenverklaring van ‘dwang’ is vereist dat verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster het seksueel binnendringen van haar lichaam tegen haar wil heeft ondergaan en dat die dwang heeft plaatsgevonden door middel van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster op het punt dat zij door verdachte werd gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van de voor verkrachting noodzakelijke dwang te kunnen komen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft haar verhaal als eerste gedaan bij getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). Dit was aanvankelijk nog weinig concreet. Aangeefster heeft haar wel verteld dat de seks niet fijn was en zou daarbij ook hebben gehuild. Aangeefster vraagt getuige [getuige 1] die avond of zij weet wanneer iets verkrachting is. Op de vraag van getuige [getuige 1] of het zo voelde, verklaarde aangeefster dat zij niet wist wat het was, maar dat het niet goed voelde. Hoewel emoties kunnen bijdragen aan het bewijs van verkrachting, acht de rechtbank deze hier in het licht van de rest van de verklaring van aangeefster onvoldoende steun voor dwang. De emoties kunnen ook passen bij een onprettige seksuele ervaring zonder dat sprake is van dwang.
De volgende dag wist aangeefster niet meer precies wat ze hadden besproken en vroeg zij [getuige 1] wat zij haar had verteld. Pas na daarover verder te hebben gepraat, wordt de gebeurtenis door aangeefster zelf gekwalificeerd als seks tegen haar wil. Dat ook verdachte wist of moet hebben geweten dat aangeefster deze seksuele handelingen niet wilde en de wil van aangeefster middels dwang heeft gebroken, blijkt - behalve uit haar verklaringen - verder niet uit het dossier.
Het dossier bevat daartegenover aanknopingspunten dat van opzet op dwang aan de zijde van verdachte geen sprake is geweest.
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft met aangeefster gesproken vlak nadat het voorval zou hebben plaatsgevonden. [getuige 2] heeft verklaard dat hij met haar over koetjes en kalfjes heeft gesproken en niets bijzonders aan haar merkte. Hij heeft haar vervolgens naar de deur begeleid. Ook de andere huisgenoten van verdachte die zijn gehoord, hebben verklaard niks aan haar te hebben gemerkt en geen geschreeuw te hebben gehoord, terwijl het een gehorig huis zou zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding deze verklaringen, om de enkele reden dat het de huisgenoten van verdachte betreffen, onbetrouwbaar te achten.
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), een bestuursgenoot van aangeefster, heeft verklaard dat hij na de aangifte met verdachte gebeld heeft om hem te schorsen bij [bedrijf] . Verdachte reageerde hierop volgens [getuige 3] overrompeld, geschrokken en in paniek. [getuige 3] twijfelde zelfs of hij de juiste [naam] had gebeld. De rechtbank ziet hierin een aanwijzing dat verdachte zich niet van enig kwaad bewust is geweest.
Verder bevinden zich in het dossier medische stukken die zouden kunnen wijzen op dwang zoals door aangeefster omschreven. De rechtbank kan een andere oorzaak, bijvoorbeeld ruiger vrijwillig seksueel contact, echter niet uitsluiten en acht de medische verklaring in het licht van het voorgaande onvoldoende ondersteunend voor het verhaal van aangeefster.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt derhalve voldoende wettig bewijs voor het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, namelijk dat hij aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Die uitkomst moet leiden tot vrijspraak van de ten laste gelegde verkrachting.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.867,50 aan schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit € 367,50 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de rechtbank de vordering geheel toewijst met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de vordering.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het tenlastegelegde, zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2021.
Mr. S.M. Schothorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 februari 2020 te Utrecht, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij, verdachte,
- meermalen, in elk geval eenmaal zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in de anus van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of
- zijn penis op/tegen de vagina en/of anus van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- die [aangeefster] (met kracht) op haar buik heeft geduwd (waardoor die [aangeefster] niet weg kon) en/of
- die [aangeefster] (met kracht) op haar been heeft geduwd (om haar tegen te houden) en/of
- ( met kracht) het hoofd van die [aangeefster] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of (vervolgens) het hoofd van die [aangeefster] naar zijn penis heeft geduwd/gebracht en/of
- ( met kracht) zijn vinger(s) in de vagina en/of anus van die [aangeefster] heeft geduwd en/of
- ( terwijl die [aangeefster] zei dat ze het niet wilde en/of dat dit niet kan en/of dat hij haar pijn heeft gedaan en/of dat hij moest stoppen en/of ophouden en/of die [aangeefster] schreeuwde en/of die [aangeefster] zich fysiek verzette en/of hem van zich af probeerde te duwen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand door die [aangeefster] en/of
- aldus een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan voor die
[aangeefster] waaraan die [aangeefster] zich niet kon onttrekken.
( art 242 Wetboek van Strafrecht )