ECLI:NL:RBMNE:2021:6874
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering gijzeling in het kader van ontnemingsmaatregel
Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot gijzeling van een veroordeelde. De vordering was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een ontnemingsmaatregel die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. Deze ontnemingsmaatregel, opgelegd bij vonnis van 10 oktober 2013, verplichtte de veroordeelde tot betaling van € 24.630,00 aan de staat. Tot de datum van indiening van de vordering, 8 oktober 2021, had de veroordeelde echter geen betalingen verricht.
Tijdens de openbare terechtzitting heeft de rechtbank de veroordeelde, zijn advocaat mr. R. Zilver, en de officier van justitie gehoord. De officier van justitie verzocht om een machtiging tot gijzeling voor de duur van 985 dagen, subsidiair 120 dagen. Echter, ter zitting heeft de officier van justitie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, verzocht om de vordering af te wijzen. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij in een financieel instabiele positie verkeerde, maar nu in staat en bereid is om de ontnemingsmaatregel te voldoen. Hij heeft recentelijk een betaling van € 630,00 gedaan en heeft een lening van € 5.000,00 kunnen verkrijgen van zijn BV, waarmee hij van plan is om zijn betalingsverplichtingen na te komen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde tot het moment van de vordering niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan, maar dat er nu voldoende aanwijzingen zijn dat hij in staat en bereid is om te betalen. Gezien de omstandigheden en de reeds gedane betalingen, concludeerde de rechtbank dat er geen sprake was van betalingsonwil. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 november 2021.