ECLI:NL:RBMNE:2021:6870
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Voortzetting ISD-maatregel en beoordeling recidivegevaar
Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/070295-20, betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde. De rechtbank heeft deze beslissing genomen op basis van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde, geboren in 1969, verblijft in een penitentiaire inrichting en heeft eerder een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd gekregen voor de duur van twee jaar. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft op 1 oktober 2021 een verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de maatregel.
Tijdens de openbare terechtzitting zijn verschillende stukken in het dossier besproken, waaronder een voortgangsverslag van de senior casemanager. De casemanager heeft verklaard dat er een aanvraag loopt voor een plek bij begeleid wonen, maar dat dit nog enige tijd kan duren. De officier van justitie heeft gepleit voor voortzetting van de maatregel, terwijl de raadsvrouw zich hierin kon vinden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de problematiek en verslaving van de veroordeelde nog steeds aanwezig zijn, wat het recidivegevaar onverminderd hoog houdt. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om de terugkeer van de veroordeelde in de maatschappij voor te bereiden en de kans op recidive te minimaliseren. De rechtbank heeft daarom besloten de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voort te zetten.