ECLI:NL:RBMNE:2021:6866

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
09/182859-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging en belediging van hulpverleners en ambtenaren

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verschillende mensen met een publieke taak en hulpverleners heeft bedreigd en beledigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 juli 2019 in 's-Gravenhage verbalisanten heeft beledigd en bedreigd, en op 9 augustus 2019 meerdere slachtoffers heeft bedreigd. Daarnaast heeft de verdachte op 14 en 15 augustus 2019 in Utrecht ook andere slachtoffers bedreigd en beledigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, rekening houdend met de vermindering van toerekeningsvatbaarheid en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor een deel van de tenlastelegging en heeft vrijspraak uitgesproken voor enkele feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van één benadeelde partij is toegewezen en de andere niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 09/182859-19, 09/139865-20 (ttz gev.), 16/298612-20 (ttz gev.) en 16/298893-20 (ttz gev.)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van de meervoudige kamer van 20 oktober 2021. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor het vonnis op tegenspraak is.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn raadsvrouw mr. M.C. Coster en de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een aantal strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
09/182859-19
feit 1
op 30 juli 2019 in ’s-Gravenhage verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft beledigd;
feit 2
op 30 juli 2019 in ’s-Gravenhage [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] heeft bedreigd;
09/139865-20
op 9 augustus 2019 in ’s-Gravenhage [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd;
16/298612-20
op 14 augustus 2019 in Utrecht [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd;
16/298893-20
feit 1
op 14 augustus 2019 in Utrecht [slachtoffer 8] heeft beledigd;
feit 2
op 15 augustus 2019 in Utrecht [slachtoffer 9] heeft bedreigd;
feit 3
op 15 augustus 2019 in Utrecht een brandmelder en een gordijnroede van de [instelling] heeft vernield;
feit 4
op 15 augustus 2019 in Utrecht [slachtoffer 10] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
3.1
Het standpunt van de advocaat
De raadsvrouw vindt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van een deel van de onder parketnummer 09/182589-19 tenlastegelegde belediging (feit 1). Volgens de advocaat was [verbalisant 2] ten tijde van de tenlastegelegde gedraging geen ambtenaar als bedoeld in artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dat heeft tot gevolg dat enkel sprake kan zijn geweest van een belediging als bedoeld in artikel 266 Sr. Voor dat artikel geldt een klachtvereiste. Nu zich in het dossier geen klacht bevindt en uit het dossier niet de uitdrukkelijke wens van mevrouw [verbalisant 2] tot strafvervolging kan worden afgeleid, dient niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te volgen ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt geen standpunt in over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is het eens met het standpunt van de raadsvrouw en zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de tenlastegelegde belediging onder feit 1 van parketnummer 09/182589-19, voor zover deze ziet op [verbalisant 2] .
Overige voorvragen
Voor het overige is aan alle voorvragen voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen – behalve voor wat betreft hierboven is besproken – en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 09/182859-19 ten laste gelegde bewezen, behoudens de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging van [verbalisant 2] met verkrachting waarvoor partiële vrijspraak wordt gevorderd. De officier acht ook het onder 09/139865-20 wettig en overtuigend bewezen voor zover het betreft de bedreiging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en vordert vrijspraak ten aanzien van de bedreiging van de overige personen. De officier acht tot slot het onder 16/29861220 en onder 16/298893-20 feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert vrijspraak van het onder 16/298893-20 feit 4 tenlastegelegde.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit (gehele dan wel partiële) vrijspraak voor het onder 09/182859-19 feit 2, onder 09/139865-20 en onder 16/298893-20 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft geen opmerkingen over de bewezenverklaring van het onder 16/298612-20 tenlastegelegde.
Voor zover relevant worden de standpunten van de advocaat hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 16/298893-20 feit 3
De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat op basis van het onderliggende dossier niet kan worden vastgesteld dat de brandmelder en de gordijnroede zijn beschadigd of vernield. Daarbij betrekt de rechtbank dat het dossier een aantal brieven bevat waarin herstelkosten van vernielde voorwerpen worden genoemd. In die brieven wordt geen melding gemaakt van schade aan de brandmelder en gordijnroede. Bovendien is van beide voorwerpen ook uit de rest van het dossier niet vast komen te staan waaruit de schade bestaat. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling.
Vrijspraak 16/298893-20 feit 4
De rechtbank is het met de raadsvrouw en de officier van justitie eens dat zich ten aanzien van feit 4 in het dossier geen steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 10] bevindt. Om die reden zal de rechtbank verdachte ook van dit feit vrijspreken.
Partiële vrijspraak 16-298893-20 feit 2
De rechtbank acht de kopstootbeweging niet wettig en overtuigend bewezen, omdat uit het dossier enkel blijkt dat er een kopstootbeweging is gemaakt in de richting van [slachtoffer 10] en niet blijkt dat de kopstoot gericht was tegen [slachtoffer 9] . De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Partiële vrijspraak 09/139865-19
De rechtbank is het met de raadsvrouw en de officier van justitie eens dat niet vast te stellen is dat verdachte ook [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd, nu onvoldoende vast is komen te staan dat deze personen aanwezig waren op het moment dat de bedreigingen werden geuit.
Partiële vrijspraak 09/182859-19 feit 2
De rechtbank kan, net als de raadsvrouw en officier van justitie, op basis van het dossier niet vaststellen dat de bedreiging met verkrachting [verbalisant 2] heeft bereikt, nu zij daar zelf niets over heeft verklaard. De rechtbank zal verdachte om die reden van dit deel van het tenlastegelegde feit vrijspreken.
Bewezenverklaring 09/182859-19 feit 2, 09/139865-19, 16/298612-20, 16/298893-20 feit 1en 16/298893-20 feit 2
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overige feiten heeft gepleegd. Voor zover het standpunt van de raadsvrouw daar aanleiding toe geeft, geeft de rechtbank hieronder aan waarom zij tot haar oordeel is gekomen. Wanneer tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Interpretatie van de bewijsstukken
09/182859-19 feit 2
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de bedreiging met de dood van [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] wel wettig en overtuigend is bewezen. De uitlatingen van verdachte en het daarbij vertoonde gedrag – te weten met zijn hand een pistool vormen en daarbij de woorden “Ik maak jullie dood” uiten – kunnen wel degelijk de redelijke vrees opwekken bij de slachtoffers dat verdachte zijn uitlatingen waar zou maken. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zich zo te gedragen en de uitlatingen te doen op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die uitlatingen vrees zouden opwekken bij de slachtoffers.
16/298893-20 feit 1De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van mevrouw [slachtoffer 8] . Tevens vindt haar verklaring steun in de verklaring van de heer [getuige] , nu hij heeft verklaard dat hij vlekken op haar bril en speeksel op haar gezicht heeft gezien.
16/298893-20 feit 2De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de heer [slachtoffer 9] en vindt ondersteuning in de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij erg boos was en uit zijn kamer weg wilde. Anders dan door de raadsvrouw is bepleit is de rechtbank van oordeel dat een redelijke vrees kan bestaan dat verdachte de handelingen waarmee hij dreigt ook zal uitvoeren. De enkele omstandigheid dat verdachte zich achter een gesloten deur bevond ten tijde van het uiten van de bedreiging, neemt niet weg dat een redelijke vrees kan ontstaan voor uitvoering op een later moment.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
09/182859-19
1. op 30 juli 2019 te 's-Gravenhage, opzettelijk de ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , controleur in dienst van [bedrijf]
, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "kankerwouten, kankerhoeren, stelletje kanker nepwouten,
kankerlijers";
2. op 30 juli 2019 te 's-Gravenhage, [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak jullie dood" en daarbij zijn hand tot een pistool te vormen en schietbewegingen in hun richting te maken;
09/139865-20
op 9 augustus 2019 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jullie allemaal dood, blijf met je kankerpoten van mijn spullen af";
16/298612-20
op 14 augustus 2019 te Utrecht [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "als ik nu een mes had gehad had ik jullie beide kanker kelen doorgesneden" en "ik ga je in je nek steken" en "ik maak jullie dood" en "ik ga een vork in je nek zetten";
16/298893-20
1. op 14 augustus 2019 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 8] , in haar tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "kankerwijf" en door deze [slachtoffer 8] in haar gezicht te spugen;
2. op 15 augustus 2019 te Utrecht [slachtoffer 9] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 9] dreigend de woorden toe te voegen "doe nu die kankerdeur open of ik steek je in je nek” en “je moet me niet opsluiten want ik word alleen maar gekker als je die deur nu niet opendoet” en “je komt er wel achter wat er gebeurt als je de deur nu niet opendoet";
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. 09/182859-19 feit 1
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
t.a.v. 09/182859-19 feit 2 en 09/139865-20
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
t.a.v. 16/298612-20
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
t.a.v. 16/298893-20 feit 1
eenvoudige belediging
t.a.v. 16/298893-20 feit 2
bedreiging met zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten en dat verdachte dus strafbaar is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid is nodig dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die in zodanige mate heeft doorgewerkt bij het plegen van de strafbare feiten dat deze aan verdachte niet toe te rekenen zijn. Hoewel de vaststelling van een stoornis en de mate van doorwerking daarvan bij uitstek werk voor deskundigen is, is het uiteindelijke oordeel over de (on)toerekeningsvatbaarheid aan de rechtbank. In dit geval beschikt de rechtbank niet over een rapportage opgemaakt door één of meerdere deskundigen waaraan zij de conclusie van ontoerekeningsvatbaarheid kan ontlenen. De rechtbank ziet in de wel beschikbare informatie over verdachte geen aanleiding om verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten en overweegt daartoe als volgt.
De enkele verklaring van verdachte dat hij psychotisch was ten tijde van de feiten en het strafblad van de verdachte waaruit volgt dat hij in het verleden is ontslagen van alle rechtsvervolging voor andere delicten, zijn onvoldoende om tot de conclusie ontoerekeningsvatbaar te komen.
De rechtbank neemt in haar overweging mee dat verdachte kennelijk wel enige controle had ten tijde van het plegen van de feiten. Immers kan verdachte zich nog flarden van de incidenten herinneren en het lijkt erop dat hij telkens met zijn boosheid iets probeerde te bereiken, namelijk een respectvolle behandeling, het krijgen van koffie of het bewerkstelligen van zijn vrijlating. De rechtbank houdt er in haar oordeel bovendien rekening mee dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten regelmatig harddrugs gebruikte, die psychoses aan konden wakkeren. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het drugsgebruik van verdachte een eventuele rol heeft gespeeld bij het opwekken van de psychoses, wat aan een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid in de weg kan staan.
Concluderend is verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel strafbaar voor deze feiten, nu er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf van 40 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
De officier van justitie houdt bij zijn strafeis rekening met de overschrijding van de redelijke
termijn. De officier van justitie vindt daarnaast dat de feiten verminderd aan verdachte toe te
rekenen zijn. De officier van justitie vindt bijzondere voorwaarden niet nodig, nu verdachte
reeds toereikende hulpverlening heeft.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank, als zij aan strafoplegging toe zou komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat nu goed met verdachte en hij heeft de juiste hulpverlening. De raadsvrouw verzoekt om die reden verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw, in het geval van de oplegging van een taakstraf, de duur van deze taakstraf te beperken, zodat verdachte niet overvraagd wordt en hij zich kan blijven focussen op zijn intensieve behandeltraject.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Ondanks dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, acht zij de eis passend en redelijk en legt de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf van 40 uur op. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft verschillende mensen met een publieke taak en meerdere hulpverleners bedreigd en beledigd. De rechtbank acht dit kwalijke feiten. Deze mensen deden hun werk en sommigen van hen waren er zelfs om verdachte te helpen. Voor de mensen die bedreigd zijn moet dit gelet op het onberekenbare gedrag van verdachte angstig zijn geweest. Voor het spugen in het gezicht van mevrouw [slachtoffer 8] geldt bovendien dat dit bijzonder smerig is.
Wel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Verdachte zat in een instabiele fase van zijn leven, vertoonde verward gedrag dat in de periode van de feiten in ernst op lijkt te zijn gelopen en zocht daar op dat moment ook hulp voor.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 13 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor belediging en geweldsdelicten, maar dat hij daarvoor na 2007 geen straf heeft gekregen, wegens zijn gezondheidstoestand. Wel werd twee keer plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als maatregel opgelegd.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de verklaring ter terechtzitting van de deskundige E. Buijs (behandelaar Forensisch Fact Team de Waag). Daaruit volgt dat verdachte is gediagnosticeerd met een schizo-affectieve stoornis van het het bipolaire type. Verdachte is onder behandeling in het kader van een verplichte zorgmachtiging die in september 2021 is verlengd met een jaar. De behandeling van verdachte ziet op een combinatie van medicatie, structuur van klinische behandeling en het niet gebruiken van harddrugs. Volgens Buijs heeft verdachte zijn boosheid inmiddels beter onder controle en uit hij niet meer zulke heftige bedreigingen als toen. Buijs ziet geen noodzaak om nog een behandeling binnen een strafrechtelijk kader te adviseren, nu het huidige hulpverleningstraject het recidiverisico voldoende ondervangt.
Mevrouw Buijs heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten psychiatrisch ontregeld was en dat zich dat bij verdachte vermoedelijk heeft geuit in psychoses. Daarnaast speelde volgens haar een rol dat hij dakloos was en regelmatig harddrugs gebruikte. Verdachte was buiten de realiteit, waardoor hij soms uitlatingen deed zoals ten laste gelegd. Bovendien was verdachte volgens haar ontremd in het contact.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande en het forensisch psychiatrische verleden van verdachte van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte op zitting en de rechtbank concludeert hieruit dat er op dit moment een passend behandelplan ligt en het sinds de bewezenverklaarde feiten beter gaat met verdachte.
8.3.3
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Verdachte is op 30 juli 2019 aangehouden en verhoord in de zaak met parketnummer 09/182859-19 en in de zaak met parketnummer 09/139865-20 verhoord op 25 september 2019.De rechtbank doet in deze zaken in oktober 2021 uitspraak, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn van enkele maanden oplevert. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden. Zonder schending van de redelijke termijn zou de oplegging van een deels onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden zijn, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen.
8.3.4
Proeftijd
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gelet op het tijdverloop en het feit dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd een proeftijd van één jaar passend is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[verbalisant 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,00. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan van het aan verdachte onder 09/182859-19 feit 2 tenlastegelegde.
[verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,00. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 09/182859-19 tenlastegelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank de vorderingen af te wijzen dan wel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Voor wat betreft de vordering van [verbalisant 1] verzoekt de raadsvrouw meer subsidiair de vordering te matigen tot een bedrag van € 50,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106, eerste lid en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
[verbalisant 3]
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat [verbalisant 3] is bedreigd door de verdachte. Immateriële schade komt in dat geval voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Voor de toewijsbaarheid van een dergelijke vordering is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen, welk letsel naar objectieve maatstaven moet kunnen worden vastgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken.
[verbalisant 3] heeft gesteld dat het incident haar behoorlijk heeft aangegrepen en dat zij het als zeer vervelend heeft ervaren. Echter, nu door de benadeelde partij geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt van opgelopen geestelijk letsel, kan de rechtbank niet vaststellen dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het onder 09/182859-19 feit 2 ten laste gelegde. [verbalisant 3] zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan deze nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[verbalisant 1]
Ook [verbalisant 1] heeft niet onderbouwd dat hij geestelijk letsel heeft opgelopen, zodat hij op grond van de bedreiging geen aanspraak heeft op een schadevergoeding. Verdachte is echter ook veroordeeld voor belediging van [verbalisant 1] .
Immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting van iemands eer of goede naam. Naar het oordeel van de rechtbank is [verbalisant 1] in zijn eer en goede naam aangetast doordat verdachte in aanwezigheid van derden “Kankerwouten, kankerhoeren, stelletje kanker nepwouten en kankerlijers” tegen hem heeft gezegd. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid schatten op € 50,00, waarbij is gelet op a) de omstandigheid dat de belediging tegen [verbalisant 1] in een tram heeft plaatsgevonden, waarbij omstanders hiervan kennis hebben kunnen nemen en b) de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. Dit bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2019 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige deel zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. [verbalisant 1] kan de vergoeding van dat deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 juli 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor zover onder 09/182859-19 feit 1 is tenlastegelegd dat [verbalisant 2] is beledigd;
Vrijspraak
- verklaart het onder 16/298893-20 onder feiten 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

  • verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat deze straf
  • stelt daarbij een proeftijd van één jaar vast;
  • als algemene voorwaarde geldt dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Benadeelde partij [verbalisant 3]
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Benadeelde partij [verbalisant 1]
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2019;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [verbalisant 1] ;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Falkmann, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en J. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2021.
Mr. A.A.T. Werner is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
09/182859-19
1
hij op of omstreeks 30 juli 2019 te 's-Gravenhage, opzettelijk de
ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , controleurs in
dienst van [bedrijf]
, tevens buitengewoon opsporingsambtenaren, gedurende of
ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun
tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hun de woorden toe
te voegen: "kankerwouten, kankerhoeren, stelletje kanker nepwouten,
kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 30 juli 2019 te 's-Gravenhage, [verbalisant 1] , [verbalisant 2]
en/of [verbalisant 3] heeft bedreigd met
- verkrachting, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door die [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] dreigend de woorden toe te
voegen: "ik maak jullie dood" en/of daarbij zijn hand tot een pistool te
vormen en schietbewegingen in hun richting te maken, althans woorden
en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door
die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "jij gaat sowieso
verkracht worden, niet door mij, maar sowieso door een gangbang",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
09/139865-20
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te 's-Gravenhage
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die
[slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jullie allemaal dood, blijf met
je kankerpoten van mijn spullen af", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/298612-20
hij op of omstreeks 14 augustus 2019 te Utrecht
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "als ik
nu een mes had gehad had ik jullie beide kanker kelen doorgesneden" en/of "ik ga
je in je nek steken" en/of "ik maak jullie dood" en/of "ik ga een vork in je nek
zetten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/298893-20
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2019 te Utrecht
opzettelijk
[slachtoffer 8] ,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling en/of door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door haar de woorden toe te voegen: "kankerwijf", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking
en/of
door deze [slachtoffer 8] in of op, althans in de richting van, haar gezicht te spugen;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Utrecht
[slachtoffer 9] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 9] dreigend de woorden toe te voegen "doe nu die kankerdeur open
of ik steek je in je nek” en/of “je moet me niet opsluiten want ik word alleen maar
gekker als je die deur nu niet opendoet” en/of “je komt er wel achter wat er gebeurt
als je de deur nu niet opendoet", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, en/of daarna een kopstootbeweging in de richting van het gezicht van die
[slachtoffer 9] te maken;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Utrecht
opzettelijk en wederrechtelijk
een brandmelder en/of een gordijnroede, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander, te weten aan [instelling] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Utrecht
[slachtoffer 10] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of met
verkrachting althans feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
door die [slachtoffer 10] dreigend de woorden toe te voegen "Kom maar lekker bij mij
liggen schatje. Mijn pik is half stijf. Ik maak hem wel stijf voor je. Met je lekkere
kont.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )