ECLI:NL:RBMNE:2021:6864

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
16/253561-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een hulpverlener met dodelijke woorden en afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2021, stond de verdachte terecht voor bedreiging van een hulpverlener op 9 oktober 2020 in Utrecht. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van het uiten van bedreigende woorden tegen de hulpverlener, waarbij hij zei: 'Als jullie mij nog verder pushen dan maak ik jullie ook dood.' De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Tijdens de zitting waren zowel de verdachte als zijn raadsman, mr. P.J.G. van der Donck, en de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, ondanks dat het slachtoffer had verklaard zich niet direct bedreigd te voelen. De rechtbank benadrukte dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging niet vereist is dat de bedreigde zich daadwerkelijk in zijn persoonlijke vrijheid aangetast voelt, maar dat de bedreiging van dien aard moet zijn dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf gepleegd zou worden. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden, waaronder de agressieve houding van de verdachte, voldoende reden gaven voor de vrees van het slachtoffer.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerdere veroordeling voor een vergelijkbaar feit en een diagnose van een autismespectrumstoornis. De rechtbank besloot uiteindelijk om geen straf of maatregel op te leggen, omdat de verdachte al gestraft was door de onzekerheid van de strafzaak en er een passend behandelplan was. De vordering tot tenuitvoerlegging werd afgewezen, omdat het goed ging met de verdachte en de proeftijd met bijzondere voorwaarden moest blijven doorlopen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/253561-20 en 16/659685-18 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft (na verwijzing door de politierechter) in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van de meervoudige kamer van 28 september 2021. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor het vonnis op tegenspraak is.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn raadsman mr. P.J.G. van der Donck en de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 9 oktober 2020 te Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde, nu het slachtoffer heeft verklaard dat zij zich niet direct bedreigd voelde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de bedreiging tegen mevrouw [slachtoffer] heeft gepleegd. De rechtbank geeft hieronder aan waarom zij dat vindt. Wanneer tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsstukken worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Interpretatie van de bewijsstukken
Uit de bewijsstukken in het dossier blijkt dat verdachte op 9 oktober 2020 mevrouw [slachtoffer] heeft bedreigd. Uit de stukken volgt dat verdachte heeft gezegd: "Als jullie mij nog verder pushen dan maak ik jullie ook dood." en "Ik maak je kapot", Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij erg boos was op alles en iedereen en dat hij ervan uitgaat dat het zo is gegaan als mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard. De getuigen ondersteunen alle omstandigheden die door mevrouw [slachtoffer] genoemd worden. Mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich niet direct bedreigd voelde na de door verdachte geuite bedreigingen. Echter, uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Niet vereist is dat de bedreigde zich daadwerkelijk in zijn persoonlijke vrijheid voelde aangetast. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat ze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken. De rechtbank is van oordeel dat daarvan hier sprake is geweest, nu mevrouw [slachtoffer] verklaarde dat verdachte agressief uit zijn ogen keek en verdachte erg boos was terwijl hij dreigende woorden sprak.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 9 oktober 2020 te Utrecht
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Als jullie mij nog verder
pushen dan maak ik jullie ook dood." en "Ik maak je kapot".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank legt aan verdachte geen straf of maatregel op. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft op het terrein van [instelling] een hulpverlener bedreigd. De rechtbank acht dit kwalijk. Mevrouw [slachtoffer] deed haar werk en was er om verdachte te helpen. Wel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden waaronder de bedreiging is gepleegd. Verdachte woonde kennelijk niet op de juiste plek, waardoor de druk hoog opliep bij hem. Ook heeft de rechtbank ter terechtzitting waargenomen dat verdachte spijt heeft en dat mevrouw [slachtoffer] nooit had gewild dat verdachte voor dit feit zou worden vervolgd en gestraft. De band tussen beiden is goed.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 18 december 2020, waaruit blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor een bedreiging.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Inforsa van 23 juni 2021, opgesteld door J. Post, reclasseringswerker. Daaruit volgt dat verdachte is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Verdachte woont op een andere plek dan waar hij woonde tijdens het plegen van het delict. De reclassering twijfelt niet aan de motivatie van verdachte om zijn leven op een positieve manier vorm te geven.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage, opgesteld door J.M. Oudejans, psycholoog. Daaruit volgt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een stoornis in alcoholgebruik en een autismespectrumstoornis. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ook volgt daaruit dat verdachte zich nog tot januari 2024 aan bijzondere voorwaarden moet houden vanwege een eerdere veroordeling. Met de huidige voorwaarden voor behandeling en begeleiding, de stabiele woonsituatie, de progressie in de therapie én het verbeterde zicht op de mate van structuur, duidelijkheid en aard van de bejegening die verdachte nodig heeft, is het risico op recidive, volgens Oudejans, voldoende ingeperkt. Oudejans ziet dan ook geen noodzaak om nog een behandeling binnen een strafrechtelijk kader te adviseren.
De rechtbank neemt de conclusie van voornoemde rapportage over en volgt het advies. De rechtbank is van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van de schuldbewuste proceshouding en de persoonlijke omstandigheden van verdachte op zitting en de rechtbank concludeert hieruit dat er op dit moment een passend behandelplan ligt en het sinds het bewezenverklaarde feit goed gaat met verdachte.
8.3.3
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van bijzondere omstandigheden waardoor het opleggen van een straf aan verdachte geen redelijk doel dient. Verdachte is immers al gestraft door de onzekerheid van deze strafzaak en de eventuele mogelijkheid tot het opleggen van de tbs-maatregel, die naar aanleiding van deze verdenking is onderzocht. Bovendien ondervangt het huidige hulpverleningskader waarin verdachte zich bevindt het recidiverisico voldoende. De rechtbank zal, mede gelet op de positieve ontwikkeling en de proceshouding van verdachte, daarom toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en aan verdachte geen straf of maatregel opleggen. Daarbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de belangen en wensen van mevrouw [slachtoffer] , die zich indertijd wel genoodzaakt zag om aangifte te doen, maar strafrechtelijke afdoening ten overstaan van een meervoudige kamer en een onderzoek naar de mogelijkheid van TBS nadrukkelijk niet gewenst heeft.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659685-18 afwijzen, zoals ook door de officier van justitie is verzocht en door de verdediging is bepleit. Reden daarvoor is dat het nu goed gaat met verdachte en het naar het oordeel van de rechtbank belangrijk is dat de proeftijd met de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden blijft doorlopen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659685-18
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. J.O. Zuurmond en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2020 te Utrecht
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Als jullie mij nog verder
pushen dan maak ik jullie ook dood." en/of "Ik maak je kapot", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )