In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die als penningmeester van Stichting Amivedi gedurende bijna twee jaar een bedrag van ongeveer € 20.000,00 heeft verduisterd door facturen te vervalsen. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie toegewezen en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 20.000,00. De veroordeelde was niet aanwezig op de zitting, maar zijn raadsman, mr. S. Arts, was wel aanwezig en heeft het woord gevoerd. De officier van justitie heeft haar standpunt gewijzigd en stelde dat de betalingsverplichting op nihil moest worden gesteld, omdat het gevorderde bedrag overeenkomt met het opgelegde schadevergoedingsbedrag. De verdediging steunde dit standpunt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde geen kosten heeft gemaakt die op het bedrag in mindering moeten worden gebracht en dat het slachtoffer, [benadeelde], het verduisterde bedrag ook als schadevergoeding heeft gevorderd. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de staat van € 20.000,00 opgelegd, met de mogelijkheid tot verrekening indien de veroordeelde de schadevergoeding aan de benadeelde partij betaalt. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.