ECLI:NL:RBMNE:2021:6861

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
16/043904-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte en gebruik van vervalste spaarzegelboekjes van Albert Heijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 september 2021, is verdachte beschuldigd van valsheid in geschrifte en het gebruik maken van vervalste spaarzegelboekjes van Albert Heijn. De zaak kwam aan het licht na een melding van een supermarktmanager op 18 januari 2019, die constateerde dat de ingeleverde spaarzegels vals waren. Verdachte en zijn medeverdachte hebben op verschillende locaties spaarzegelboekjes ingeleverd, waarbij zij geld ontvingen voor de vervalste zegels. Tijdens de rechtszitting op 6 september 2021 heeft de rechtbank de verklaringen van verdachte, zijn raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De officier van justitie eiste een taakstraf van 160 uren, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van verdachte bij de strafbare feiten. De rechtbank achtte het bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften en legde een taakstraf op van 80 uren op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank concludeerde dat verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/043904-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 6 september 2021, gelijktijdig met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 16/159017-19). Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor het vonnis op tegenspraak is.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken en de officier van justitie mr. A.A. Nieli.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 18 januari 2019 te [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] samen met een ander bij verschillende Albert Heijn filialen gebruik heeft gemaakt van spaarboekjes van de Albert Heijn met daarin valse zegels, door deze in te leveren voor geld, althans deze spaarboekjes met daarin valse zegels voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde. Verdachte heeft immers verklaard dat hij niet wist dat de spaarzegelboekjes vervalst waren, aangezien hij de spaarboekjes van de medeverdachte had gekregen. Volgens de raadsvrouw is voor een leek in dit geval een vervalst spaarzegelboekje nauwelijks te onderscheiden van een echt spaarzegelboekje. Om die reden is er volgens de raadsvrouw onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig om aan te kunnen tonen dat verdachte minstens had moeten vermoeden dat de spaarzegelboekjes vervalst waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het bewijs
Op de zitting van 6 september 2021 heeft verdachte het volgende verklaard [2] :
Ik heb op 18 januari 2019 samen met [medeverdachte] spaarzegelboekjes ingeleverd bij verschillende filialen van Albert Heijn in [plaats 1] en [plaats 2] .
Uit het proces-verbaal van aangifte van [supermarktmanager] , namens Albert Heijn, van 19 januari 2019 [3] blijkt het volgende:
Op vrijdag 18 januari 2019, omstreeks 13:15 uur, meldde zich een man aan de kassa
5 van de Albert Heijn aan het [adres 2] in [plaats 1] . Deze man leverde twee (2) volle boekjes met spaarzegels in. De caissière nam de boekjes in ontvangst en keerde een bedrag uit.
De supermarktmanager ontdekte kort daarna dat de ingeleverde zegels vals waren. De grootste afwijking ten opzichte van de originele zegeltjes betreft de aanwezigheid van grote en kleine perforaties tussen de zegels. Bij de valse zegels bleken deze perforaties slechts van één (1) formaat te zijn. Wat als tweede afwijking opviel was dat de blauw-witte tekst ‘spaarzegel’ op de valse exemplaren donkerder van kleur bleek te zijn dan die op de echte zegels. De genoemde tekst op echte zegels verandert wat van kleurstelling en licht op het moment dat ze worden gekanteld.
Op vrijdag 18 januari 2019, omstreeks 13:57 uur, werd er bij de Albert Heijn aan het [adres 2] in [plaats 1] door een persoon een boekje met valse spaarzegels ingeleverd.
Op vrijdag 18 januari 2019, omstreeks 12:33 uur, werden er bij de Albert Heijn aan de [adres 2] in [plaats 1] in totaal 4 boekjes met valse zegels ingeleverd.
Op vrijdag 18 januari 2019, omstreeks 11:58 uur, werden er bij de Albert Heijn aan de [adres 2] in [plaats 1] in totaal 4 boekjes met valse zegels ingeleverd.
Op vrijdag 18 januari 2019, omstreeks 12:50 uur, werden er bij de Albert Heijn aan de [adres 2] in [plaats 1] in totaal 4 boekjes met valse zegels ingeleverd.
Op vrijdag 18 januari 2019, omstreeks 12:15 uur, werden er bij de Albert Heijn aan de [adres 2] in [plaats 1] in totaal 4 boekjes met valse zegels ingeleverd.
De kassabonnen en de ingeleverde boekjes zijn bij de aangifte gevoegd.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [bedrijfsleider] van 18 januari 2019 [4] blijkt het volgende:
Ik ben bedrijfsleider van het Albert Heijn-filiaal te [plaats 2] , gevestigd aan [adres 2] . Op 18 januari 2019, omstreeks 13.19 uur, kreeg ik van mijn collega filiaalhouder uit [plaats 1] enkele foto's toegezonden waarop twee manspersonen waren afgebeeld. Deze twee personen hadden zojuist twee (2) valse zegelboekjes aldaar ingeleverd. Later op deze dag kreeg ik van andere filiaalhouders bericht dat die twee mannen ook bij hen in de winkel waren geweest en twee zegelboekjes hadden verzilverd.
Op vrijdag 18 januari 2019, omstreeks 14.28 uur, zat ik in mijn kantoor de bewakingsbeelden mee te kijken. Ik zag de twee mannen de winkel binnenlopen. Ik zag dat verdachte 1 rechtdoor de winkel inliep en ik zag dat verdachte 2 naar de servicebalie liep. Ik zag dat verdachte 1 het poortje van de ingang open trok en direct met versnelde pas naar de uitgang liep. Hij begon te rennen. Ik zag dat verdachte 2 ook met versnelde pas naar de uitgang kwam. Ik zag dat verdachte 1 inmiddels het parkeerterrein was overgerend. Ik zag dat verdachte 2 ook begon te rennen, maar in de richting van de [locatie] . Ik zag dat verdachte 2 twee zegelboekjes onder een geparkeerde auto gooide en door rende.Ik en mijn collega hebben de verdachte overmeesterd door hem vast te pakken en gecontroleerd naar de grond te brengen.
Uit het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 18 januari 2019 [5] blijkt het volgende:
Op 18 januari 2019 te 14.30 uur kwamen wij ter plaatse en zagen dat er meerdere mensen op een jongen lagen. Wij zagen dat zij hem in bedwang hielden. Wij werden aangesproken door de bedrijfsleider van Albert Heijn, gevestigd aan [adres 2] te [plaats 2] , genaamd: [bedrijfsleider] . Hij deelde mee dat deze jongen geprobeerd had een vals zegelboekje in te wisselen in zijn vestiging. De jongen werd aangehouden en gaf op te zijn: [verdachte] .
Uit de kennisgeving van inbeslagneming [6] volgt dat de uiteindelijk niet ingeleverde spaarboekjes die zijn veiliggesteld bij het Albert Heijn filiaal [adres 2] [plaats 2] , zijnde het spaarzegelboekje op pagina 65 en het spaarzegelboekje op pagina 74, in beslag zijn genomen.
Uit het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 21 februari 2019 [7] blijkt het volgende:
Ik was die dag samen met [verdachte] . Wij hadden neppe koopzegels van de Albert Heijn en die wilden we gaan inwisselen voor geld. Ik denk dat we bij 5 of 6 vestigingen van Albert Heijn zijn geweest in [plaats 1] en omstreken. We zijn in ieder geval in [plaats 1] en [plaats 2] geweest. In [plaats 2] ging het fout. Ik denk dat we in totaal 20 boekjes met valse zegels hadden.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de spaarzegelboekjes vervalst waren. Dit volgt, anders dan de verdediging heeft betoogd, wel degelijk uit de verklaring die medeverdachte [medeverdachte] . Deze verklaring acht de rechtbank geloofwaardig, nu [medeverdachte] concreet en gedetailleerd heeft verklaard en niet alleen verdachte maar ook zichzelf met die verklaring belast. De verklaring sluit bovendien volledig aan bij de overige bevindingen in het dossier, namelijk dat verdachte bij de Albert Heijn aan [adres 2] in [plaats 2] is weggerend, zonder dat er op dat moment door medewerkers van die Albert Heijn vestiging een opmerking is gemaakt over valse zegels, en vervolgens tijdens het rennen twee spaarzegelboekjes heeft weggegooid.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 18 januari 2019 te [plaats 1] en [plaats 2] tezamen en in vereniging met een
ander, meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften als waren
deze geschriften echt en onvervalst en/of vervalste geschriften als waren deze geschriften
echt en onvervalst voorhanden heeft gehad, te weten:
een spaarzegelboekje op pagina 65 en
een spaarzegelboekje op pagina 74 en
een spaarzegelboekje op pagina 105 en
een spaarzegelboekje op pagina 113 en
een spaarzegelboekje op pagina 124 en
een spaarzegelboekje op pagina 137 en
een spaarzegelboekje op pagina 145 en
een spaarzegelboekje op pagina 153 en
een spaarzegelboekje op pagina 161 en
een spaarzegelboekje op pagina 174 en
een spaarzegelboekje op pagina 182 en
een spaarzegelboekje op pagina 190 en
een spaarzegelboekje op pagina 198 en
een spaarzegelboekje op pagina 211 en
een spaarzegelboekje op pagina 217 en
een spaarzegelboekje op pagina 224 en
een spaarzegelboekje op pagina 230 en
een spaarzegelboekje op pagina 241 en
een spaarzegelboekje op pagina 249 en
een spaarzegelboekje op pagina 257 en
een spaarzegelboekje op pagina 265,
zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande dat opzettelijk gebruik maken hierin dat spaarzegelboekjes zijn ingewisseld, te weten bij de Albert Heijn aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op pagina 97) het spaarzegelboekje op pagina 105 en het spaarzegelboekje op pagina 113 en
bij de Albert Heijn aan het [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op pagina 98)
het spaarzegelboekje op pagina 124 en
bij de Albert Heijn aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op
pagina 99) het spaarzegelboekje op pagina 137, het spaarzegelboekje op pagina 145,
het spaarzegelboekje op pagina 153 en het spaarzegelboekje op pagina 161 en
bij de Albert Heijn aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op
pagina 99) het spaarzegelboekje op pagina 174, het spaarzegelboekje op pagina 182,
het spaarzegelboekje op pagina 190 en het spaarzegelboekje op pagina 198 en
bij de Albert Heijn aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op pagina 99) het spaarzegelboekje op pagina 211, het spaarzegelboekje op pagina 217,
het spaarzegelboekje op pagina 224 en het spaarzegelboekje op pagina 230 en
bij de Albert Heijn aan het [adres 2] te [plaats 1] (aangifte pagina 100) het spaarzegelboekje op pagina 241, het spaarzegelboekje op pagina 249, het spaarzegelboekje op pagina 257 en het spaarzegelboekje op pagina 265,
bestaande die vervalsing voor wat betreft de spaarzegelboekjes erin dat daarin valselijk en in strijd met de waarheid valse zegels zijn geplakt, terwijl hij en zijn mededader wisten dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, te weten om in te wisselen tegen geld.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het feit dat verdachte heeft gepleegd zeer kwalijk. Verdachte en zijn medeverdachte zijn veel filialen van Albert Heijn afgegaan en de schade is behoorlijk. Het betreft een listig feit. De officier van justitie houdt ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en acht een gevangenisstraf om die reden niet meer passend.
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 160 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met als voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt gelet op de ernst van de zaak, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op van 80 uren. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.2.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte vervalste spaarzegelboekjes voorhanden gehad en vervalste spaarzegelboekjes daadwerkelijk kunnen inleveren bij verschillende filialen van Albert Heijn. Op grond van de ingeleverde vervalste spaarzegelboekjes is aan hen geld uitgekeerd door Albert Heijn. Verdachte en zijn medeverdachte zijn op geraffineerde wijze te werk gegaan en hebben boekjes ingewisseld voor in totaal een bedrag van ongeveer € 1.000,- euro.
Door het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte samen met de medeverdachte Albert Heijn financiële schade berokkend. Verdachte heeft in het geheel geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedrag en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
8.2.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 2 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte in de periode na het ten laste gelegde nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
8.2.3
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Verdachte is op 18 januari 2019 aangehouden. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels dus twee jaren en ongeveer acht maanden zijn verstreken. Dat is een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
8.2.4
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is een taakstraf een passende strafmodaliteit. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op straffen die gewoonlijk in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel, gelet op het tijdsverloop, niet aan de orde. Zonder schending van de redelijke termijn zou de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 90 uren passend en geboden zijn, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 80 uren opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. M. Neijenhuis en F. Verkuijlen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 18 januari 2019 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] en/of
[plaats 3] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik
heeft/hebben gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) als ware
dat/deze geschrift(en) echt en onvervalst, dan wel opzettelijk (een) vals(e) en/of
vervalst(e) geschrift(en) als ware dat/deze geschrift(en) echt en onvervalst aflevert
dan wel een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) als ware dat/deze geschrift(en)
echt en onvervalst voorhanden heeft, te weten:
een spaarzegelboekje op pagina 65 en/of een spaarzegelboekje op pagina 74 en/of
een spaarzegelboekje op pagina 105 en/of een spaarzegelboekje op pagina 113
en/of een spaarzegelboekje op pagina 124 en/of een spaarzegelboekje op pagina
137 en/of spaarzegelboekje op pagina 145 en/of een spaarzegelboekje op pagina 156
en/of een spaarzegelboekje op pagina 156 en/of een spaarzegelboekje op pagina 162
en/of een spaarzegelboekje op pagina 174 en/of een spaarzegelboekje op pagina 182
en/of een spaarzegelboekje op pagina 190 en/of een spaarzegelboekje op pagina 198
en/of een spaarzegelboekje op pagina 211 en/of een spaarzegelboekje op pagina 216
en/of een spaarzegelboekje op pagina 224 en/of een spaarzegelboekje op pagina 230
en/of een spaarzegelboekje op pagina 241 en/of een spaarzegelboekje op pagina 249
en/of een spaarzegelboekje op pagina 257 en/of een spaarzegelboekje op pagina 264
-zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te
dienen, bestaande dat opzettelijk gebruik maken hierin dat de/het
bovengenoemd(e) spaarzegelboekje(s) zijn ingeleverd/afgeleverd/ingewisseld, te
weten bij de Albert Hein aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op pagina 97) het
spaarzegelboekje op pagina 105 en/of het spaarzegelboekje op pagina 113, en/of
bij de Albert Hein aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op pagina 98),
het spaarzegelboekje op pagina 124, en/of bij de Albert Hein aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op pagina 99) het spaarzegelboekje op pagina 137 en/of het spaarzegelboekje op pagina 145 en/of
het spaarzegelboekje op pagina 156 en/of het spaarzegelboekje op pagina 162, en/of
bij de Albert Hein aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op
pagina 99),
het spaarzegelboekje op pagina 174 en/of het spaarzegelboekje op pagina 182 en/of
het spaarzegelboekje op pagina 190 en/of het spaarzegelboekje op pagina 198, en/of
bij de Albert Hein aan de [adres 2] te [plaats 1] (zie aangifte op pagina 99),
het spaarzegelboekje op pagina 211 en/of het spaarzegelboekje op pagina 216 en/of
het spaarzegelboekje op pagina 224 en/of het spaarzegelboekje op pagina 230, en/of
bij de [adres 2] te [plaats 1] (aangifte pagina 100), het spaarzegelboekje op
pagina 241 en/of het spaarzegelboekje op pagina 249 en/of het spaarzegelboekje op
pagina 257 en/of het spaarzegelboekje op pagina 264 en/of voorhanden gehad
bestaande die valsheid of vervalsing voor wat betreft de spaarzegelboekje(s) dat
daarin valselijk en in strijd met de waarheid valse zegels zijn geplakt, terwijl hij en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik, te weten om in te wisselen tegen geld en/of goederen.
( art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 mei 2019, genummerd PL0900-2019118878, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 305. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 97-272.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 51-54.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25-26.
6.Kennisgeving van inbeslagneming met bijlagen, p. 62-82.
7.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 303-305.