ECLI:NL:RBMNE:2021:6816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
UTR 21/353
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en taxatiematrix

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning aan de [adres 1] in [woonplaats]. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had in een beschikking van 29 februari 2020 de waarde van de woning vastgesteld op € 811.000,- per waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 19 januari 2021. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 24 november 2021, die via een Skypeverbinding werd gehouden, heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door K. El Housni, bijgestaan door een taxateur. De rechtbank heeft de taxatiematrix en de toelichting daarop ter zitting beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog was, door deze te vergelijken met verkoopcijfers van vergelijkbare woningen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de onjuiste inhoudsmaten en het afnemend grensnut, niet gevolgd. Eiser stelde dat de inhoudsmaten van de woning onjuist waren, maar de rechtbank vond de toelichting van de heffingsambtenaar overtuigend. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/353
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.H. Maas),
en

De heffingsamtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: K. El Housni).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 811.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 19 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de waarde gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en taxatiematrix ingediend.
Het beroep is op de zitting van 24 november 2021 met behulp van een Skypeverbinding behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door K. El Housni, bijgestaan door [taxateur] , taxateur.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix, en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de woning is vergeleken met verkoopcijfers die rondom de waardepeildatum zijn gerealiseerd voor woningen afkomstig uit hetzelfde bouwjaar en die gelet op onder meer de wooninhoud, uitstraling en ligging voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt. Verweerder maakt aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning. De rechtbank ziet in de enkele stelling van eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de waardebepalende factoren zoals de staat van onderhoud van de woning, geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder uit is gegaan van een onjuiste waardering van de factoren en dat de waarde daarom te hoog is vastgesteld. Wat eiser in beroep verder heeft aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
2. Eiser stelt dat verweerder in de taxatiematrix is uitgegaan van onjuiste inhoudsmaten van de woning. Verweerder heeft toegelicht dat de inhoud van de woning en de referentiewoningen is vastgesteld op basis van digitale metingen. De inhoudsmaten van de woning zijn vanwege het beroep van eiser nagerekend en daaruit is gebleken dat de woning een totale inhoud van 793 m³ heeft. De inhoudsmaat is in het taxatieverslag van 2021 nog foutief weergegeven. De rechtbank kan deze toelichting volgen en vindt dat verweerder de juistheid van de inhoudsmaten van de woning en de referentiewoningen voldoende aannemelijk heeft gemaakt, mede gelet op het feit dat eiser deze stelling pas op de zitting heeft aangevoerd. De verwijzing door eiser naar [website] vindt de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat de inhoud onjuist is vastgesteld. De rechtbank betrekt daarbij dat de inhoud van de referentiewoning [adres 2] bij de berekening van de [website] uitkomt op 557 m³, en daarmee eveneens afwijkt van de door eiser geschatte inhoud van 650 m³. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Eiser voert ook aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het afnemend grensnut. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het verschil in inhoud van de woning ten opzichte van de referentiewoningen voldoende rekening heeft gehouden gelet op de gehanteerde eenheidsprijzen van de woning en de referentiewoningen. Verweerder heeft toegelicht dat het afnemend grensnut is meegenomen doordat de eenheidsprijs van de woning 13% lager ligt dan de gemiddelde eenheidsprijs van de referentiewoningen. De rechtbank kan deze toelichting van verweerder volgen. De verschillen in de eenheidsprijzen kunnen worden verklaard door het afnemend grensnut. De rechtbank ziet in de stelling van eiser onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat verweerder niet heeft kunnen volstaan met de 13% lagere eenheidsprijs van de woning. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.
De rechter is verhinderd
dit proces-verbaal te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.