ECLI:NL:RBMNE:2021:6815
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting; taxatiematrix en staat van onderhoud
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking. De eiser, eigenaar van een woning aan [adres] in [woonplaats], was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 866.000,- voor het belastingjaar 2020, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De waarde was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de waardepeildatum was 1 januari 2019. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd op 1 april 2021 ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde.
Tijdens de zitting op 24 november 2021, die via een Skypeverbinding werd gehouden, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een taxateur. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met de ingediende taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De taxatiematrix vergeleek de woning met verkoopcijfers van vergelijkbare woningen en hield rekening met verschillen in staat van onderhoud en voorzieningen. Eiser voerde aan dat de staat van onderhoud onvoldoende was meegenomen, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank concludeerde dat de correctie van 10% voor doelmatigheid, die was toegepast omdat de woning nog in verbouwing was, voldoende was om de gebreken aan de woning te weerspiegelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.