ECLI:NL:RBMNE:2021:6813
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en de toepassing van de vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 519.000,-, met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021. Hierop heeft eiser beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 24 november 2021, die via een Skypeverbinding werd gehouden, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een taxateur. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met de ingediende taxatiematrix en de toelichting ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog was. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser, waaronder het niet in mindering brengen van het recht van overpad, beoordeeld en geconcludeerd dat de waarde van de woning correct was vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.