In deze zaak heeft de kantonrechter op 1 december 2021 een tussenvonnis gewezen na een mondelinge behandeling die op 1 november 2021 heeft plaatsgevonden. De eisende partijen, bestaande uit vier besloten vennootschappen, hebben een beroep gedaan op onverschuldigde betaling van pensioenpremie over de onregelmatigheidstoeslag (ORT) die zij in de jaren 2010 tot en met 2018 aan de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) hebben afgedragen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen rechtsgrond was voor de betaling van deze premie, omdat de eisende partijen niet onverplicht pensioenpremie over de ORT hebben willen afdragen. StiPP heeft betoogd dat zij gerechtvaardigd op de vrijwillige betaling heeft mogen vertrouwen, maar de kantonrechter oordeelt dat StiPP niet gerechtvaardigd was in dit vertrouwen. De kantonrechter heeft verder overwogen dat de Pensioenreglementen onvoldoende duidelijkheid bieden over de vraag of de ORT tot het bruto-loon gerekend moet worden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat StiPP de onverschuldigd betaalde premies over de ORT die de eisende partijen in de jaren 2012 tot en met 2018 hebben betaald, in beginsel moet terugbetalen. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 29 december 2021, waar de eisende partijen zich schriftelijk moeten uitlaten over de hoogte en onderbouwing van hun vordering.