ECLI:NL:RBMNE:2021:679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
16/245798-20; 16/239957-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval door minderjarige jongens op Albert Heijn in Hilversum

Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewapende overval op de Albert Heijn in Hilversum op 11 juli 2020. Tijdens deze overval bedreigden de verdachten twee medewerkers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dwongen hen om de kassa te openen. De verdachten namen geld en sigaretten mee. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook op 9 september 2020 samen met de medeverdachte een straatroof heeft gepleegd waarbij een mobiele telefoon, horloge en schoenen van een slachtoffer zijn afgenomen onder bedreiging van een mes. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en bedreiging, en heeft een jeugddetentie van 240 dagen opgelegd, waarvan 175 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/245798-20; 16/239957-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/245798-20,
onder 1 (hierna: feit 1):
op 11 juli 2020 te Hilversum samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op Albert Heijn;
onder 2 (hierna: feit 2):
op 9 september 2020 te Hilversum samen met een ander [slachtoffer 1] heeft beroofd van zijn mobiele telefoon, horloge en schoenen;
onder 3 (hierna: feit 3):
op 21 september 2020 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
16/239957-20, onder 1 (hierna: feit 4):
op 15 juli 2020 te Hilversum niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs te tonen;
onder 2 (hierna: feit 5):
op 15 juli 2020 te Hilversum een gaspistool voorhanden heeft gehad;
onder 3 (hierna: feit 6):
op 15 juli 2020 te Hilversum een mes voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich met betrekking tot alle ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1, feit 2 en feit 3
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Aangever [aangever] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben bedrijfsleider van het Albert Heijn filiaal gevestigd te Hilversum.
Op zondag 12 juli 2020 is de kas geteld van de opbrengst van zaterdag 11 juli 2020. Daarbij kwam er een tekort van 375,55 euro en zeven pakjes Marlboro. Het totale bedrag aan sigaretten dat is weggenomen betreft 70,- euro. [2]
Getuige [slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik was aan het werk in de AH aan de [adres] . Ik werk hier
als kassamedewerkster. Ik had vandaag, 11-07-2020 dienst van 18.30 uur tot 22.15 uur.
Ik stond over de afloopband gebogen […] toen er twee jongens voor mij stonden. […] Ik zag dat de voorste jongen direct een vuurwapen op mij richtte. Het vuurwapen hield hij ter hoogte van mijn borst. Ik zag dat de afstand tussen mij en het vuurwapen ongeveer twintig centimeter was. Ik ben toen gaan zitten achter de kassa. Hij bewoog het wapen met mij mee en hield het gericht. Ik hoorde hem twee keer roepen: "Kassa open". […] Ik heb vervolgens de kassa open gedaan. […] Ik heb het niet zelf aan hem gegeven, maar ik ben naar achteren geschoven en deed mijn handen omhoog. [3] […] ik zag dat hij met zijn andere hand de kassa inging en geld uit de lade pakte. […] Gedurende de momenten dat de jongens bij mijn kassa stonden, hield de voorste jongen het vuurwapen de hele tijd, op korte afstand, op mij gericht.
Getuige [slachtoffer 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik stond bij de broodbalie en zag dat twee jongens bij de servicebalie waren.
Ik hoorde ze zeggen dat ik de kassa open moest maken. Ik zag dat één een vuurwapen bij zich had zwart van kleur. Volgens mij geverfd. De andere had een rood mes bij zich. Ze hadden een masker over hun gezicht getrokken. [4]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag in mijn ooghoeken twee personen die hard aan kwamen rennen. […] Zij liepen rechtstreeks naar kassa 2. […] Ik hoorde vervolgens dat er geschreeuwd werd “Dit is een overval”. [5]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
In het pand van de Albert Heijn zijn meerdere bewakingscamera’s aanwezig.
De beschikbaar gestelde opnamen werden door mij, verbalisant, bekeken. [6]
Verdachte 1 loopt achter de service balie en heeft de kast waarin de sigaretten worden bewaard geopend. Een medewerker loopt naar de verdachte toe. Hierop richt verdachte het wapen op de medewerker. [7]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] zou gebruik maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ).
Na het verkregen bevel […], is de telecommunicatie van het
telefoonnummer * [telefoonnummer] opgenomen. [8]
Bij dit verzoek was aangegeven dat [medeverdachte] gebruik zou maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna [telefoonnummer] )
Na het verkregen bevel […], is de telecommunicatie van het telefoonnummer [telefoonnummer] opgenomen. [9]
NNMAN6923 zegt bij het begin van het gesprek "Hallo met [verdachte] ". [10]
Beller: [telefoonnummer] . Gebelde: [telefoonnummer] .
NNV1698: [medeverdachte] ze zijn er mee bezig.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
[telefoonnummer] , [verdachte]
[telefoonnummer] , [medeverdachte] [11]
Herkomst tap: [telefoonnummer]
[medeverdachte] : Ik heb een brief gekregen
[verdachte] : Van wie?
[medeverdachte] : Politie, maandag moet ik verhoor overval
[medeverdachte] : Van 11 juli
[…] ik heb brief gekregen maandag half 10 verhoor vanwege overval.
[verdachte] : Waar? Welke?
[medeverdachte] : Appie […]
[medeverdachte] : Whollah ik heb die brief gekregen, […] maak je geen zorgen jouw naam wordt niet genoemd.
[verdachte] :Maar Whollah maar ik was dat het he.. [12]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Beller: [telefoonnummer]
NNM6923: Hoe is het gesprek gegaan
NNM2835: Goed man of weet je wel wat ze alleen als enige bewijs hadden schoenen (wordt gelachen), ja dat ik de zelfde schoenen aan, walla weetje welke foto's ze hadden gepakt? Dat ik die wapen op die eeeh kassa-medewerker had getrokken. Ik stond zo daar met mijn zo hand vooruit (lachend). [13]
Feit 2
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 09 september 2020 omstreeks 21.15 uur was ik […] op het Marktplein te Hilversum.
Ik zag dat er nog twee jongens aan kwamen […].
Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
[verdachte] [14] […] en [medeverdachte] […].
Ik zag dat [medeverdachte] een mes uit hun broeksriem haalde.
Ik hoorde dat één van de jongens vroeg of ik mij telefoon wilde laten zien. Ik liet mijn telefoon zien.
Ik hoorde één van de jongens zeggen: "Haal je iCloud eraf en reset je iPhone."
Ik zag dat [medeverdachte] het mes richting mij had gericht. Ik zag dat [verdachte] mijn telefoon uit mijn handen haalde toen ik hem had gereset.
Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Doe je horloge nu af." Daarna heb ik mijn horloge afgedaan en daarna voelde ik dat [medeverdachte] het horloge uit mijn handen pakte. [15]
Ik hoorde [verdachte] vragen: "Yoo wat voor schoenen heb je aan?" […] Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Trek ze uit." Ik heb dit gedaan en aan [verdachte] gegeven.
Ik hoorde daarna [medeverdachte] zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snij ik je handen eraf." [16]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
[medeverdachte] hield het mes in zijn hand en de punt wees naar [slachtoffer 1] .
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat [slachtoffer 1] zijn telefoon moest resetten en aan hem moest geven. Ook moest hij zijn schoenen uitdoen en horloge afgeven. [17]
Feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2021 [18] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 september 2020 [19] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2020 [20] .
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte op 11 juli 2020 de Albert Heijn te Hilversum heeft overvallen en dat zij op 9 september 2020 te Hilversum aangever [slachtoffer 1] hebben afgeperst.
Op 11 juli 2020 kwamen twee jongens, donker gekleed en met hun gezichten bedekt, de Albert Heijn te Hilversum binnen. Een van de jongens richtte hierbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op kassière [slachtoffer 2] , riep daarbij ‘Dit is een overval’ en gebood haar de kassa te openen. Vervolgens pakten de verdachten geld uit de kassalade en gingen zij naar de servicebalie. Aldaar werd door verdachten op medewerker [slachtoffer 3] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht. De verdachten pakten vervolgens meerdere pakjes sigaretten uit een lade. In afgetapte gesprekken wordt door medeverdachte [medeverdachte] gesproken over een oproep voor verhoor bij de politie over een overval. En hoewel uit de oproepingsbrief niet bleek om welke overval het ging, spraken verdachten over een overval bij de ‘Appie’. De rechtbank begrijpt dat hiermee ‘Albert Heijn’ wordt bedoeld. Vervolgens zegt medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte zich geen zorgen hoeft te maken, omdat zijn naam niet wordt genoemd, waarna verdachte zegt dat hij het was. Na diens verhoor, vertelde medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte dat hem tijdens het verhoor foto’s zijn getoond ‘dat hij die wapen op die (…) kassamedewerker had getrokken’. De rechtbank concludeert hieruit dat medeverdachte [medeverdachte] zichzelf op de foto’s herkende. Op basis van de aangifte, getuigenverhoren en tapgesprekken is de rechtbank van oordeel dat de twee jongens die de overval hebben gepleegd verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] betreffen.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de afpersing alleen heeft gepleegd en hierbij geen mes heeft gebruikt, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 4, feit 5 en feit 6
Bewijsmiddelen [21]
Feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie van 15 juli 2020 [22] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 15 juli 2020 [23]
Feit 5
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 juli 2020 […] wij de opdracht om te gaan naar het Stationsplein te Hilversum.
Persoon 2:
- Jongen
- Zwart haar
- Opvallende oranje trui met een donkere band om zijn arm
- Lichte broek
- Sportschoenen [24]
Ik heb samen met [verbalisant 7] bij de 2e verdachte gewacht tot we aan de beurt waren. Toen […] [verbalisant 7] de verdachte liet uitstappen, hoorde ik een metalen voorwerp vallen. Ik ben toen om het dienstvoertuig gelopen en zag op de kop op de rechterzijstootbalk een op een vuurwapen gelijkend voorwerp liggen. Gezien het feit dat ons dienstvoertuig voor aanvang dienst gecontroleerd was, er verder vandaag niemand achterin ons voertuig heeft gezeten, kon dit niet anders dan van de zojuist uit deze voertuig gehaalde verdachte zijn.
Verdachte: [verdachte] . [25]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van het onder dit proces aangetroffen- en in beslag genomen voorwerp, is door mij, […] een nader onderzoek aan dit voorwerp ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
Wapen: vuurwapen, gaspistool Categorie: III sub I
Feit 6
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie van 15 juli 2020 [26] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] van 5 augustus 2020 [27] .
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4, feit 5 en feit 6 tenlastegelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 11 juli 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld en meerdere pakjes sigaretten, geheel toebehorende aan Albert Heijn,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- supermarkt de Albert Heijn binnen te gaan, terwijl verdachte en zijn mededader (gedeeltelijke) gezichts/hoofdbedekking, droeg(en), en
- vervolgens naar een kassa te rennen en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] , en
- vervolgens aldaar te roepen: "Dit is een overval" en "Kassa open, nu", en
- vervolgens enig geldbedrag uit de geopende kassalade te pakken, en
- vervolgens naar de servicebalie te gaan, en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [getuige 1] en
- vervolgens meerdere pakjes sigaretten uit een lade te pakken.
Feit 2
op 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon en een horloge, geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] een mes, te tonen en in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, en
- vervolgens te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn telefoon moest laten zien en moest resetten, en
- vervolgens de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en
- vervolgens te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn horloge moest af doen en het horloge uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf";
en:
op 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een paar schoenen, dat geheel aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- die [slachtoffer 1] een mes te tonen en in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, en
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn schoenen moest uitdoen en de schoenen te pakken, en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf".
Feit 3
op of omstreeks 21 september 2020 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door hem telefonisch de woorden toe te voegen: ‘ik maak je kapot’ en 'ik ga je doodmaken' en 'kanker vieze flikker, aangifte doen toch he' en 'als ik jou zie maak ik je dood'.
Feit 4
op 15 juli 2020 te Hilversum niet (op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht.
Feit 5
op 15 juli 2020 te Hilversum een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Röhm, type model RG88, kaliber 9mm P.A. Knall zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Feit 6
op 15 juli 2020 te Hilversum een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:
niet voldoen aan de hem krachtens artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht opgelegde verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 6:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
* jeugdreclasseringstoezicht, waaronder ITB Harde Kern voor de duur van maximaal 6 maanden,
* de plicht om mee te werken aan begeleid wonen,
* een locatiegebod op het adres van woonbegeleiding Cosmozorg in Amsterdam Noord, te controleren middels elektrische controle,
* een locatieverbod op het adres [adres] te [woonplaats] , te controleren middels elektronische controle,
* een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] alsmede met de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] ,
* de plicht om mee te werken aan ambulante behandeling bij De Waag, zoals FAST of een soortgelijke behandeling,
* de plicht om mee te werken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, en
* een middelenverbod, te controleren middels urinecontroles, indien en voor zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- een taakstraf van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
Voorts heeft de officier gevorderd voor de feiten 4 en 6 geen straf of maatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht ermee rekening te houden dat verdachte meer vooruit is gegaan tijdens zijn schorsing dan tijdens zijn detentie. Daarnaast is verzocht een lagere werkstraf dan 100 uur op te leggen, omdat verdachte het moet combineren met school en zijn behandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de Albert Heijn, waarbij zij bivakmutsen droegen en een vuurwapen op twee medewerkers richtten zodat de medewerkers geld en sigaretten zouden afgeven. Verdachte en zijn mededader hebben hiermee een enorm bedreigende situatie gecreëerd voor deze medewerkers. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dergelijke feiten hebben een enorme impact op de slachtoffers en zij kunnen daar nog lange tijd last van hebben, hetgeen tevens blijkt uit de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] . Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent.
Voorts heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van een straatroof door onder bedreiging van een mes de telefoon en het horloge van [slachtoffer 1] af te pakken en hem te dwingen zijn schoenen af te geven. Voor de aangever moet dat een bijzonder angstige en vernederende ervaring zijn geweest. Verdachte heeft hierbij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin, geen respect getoond voor andermans eigendom en bovenal een ernstige inbreuk gemaakt op de veiligheidsgevoelens van het slachtoffer en de overige aanwezigen. Ook dit soort strafbare feiten leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst bij slachtoffers en de maatschappij in het algemeen.
Ten slotte heeft verdachte niet voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs te laten zien en zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool en een mes. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee en kan ook leiden tot andere vormen van criminaliteit.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 4 februari 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of in strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportage Pro Justitia betreffende de persoon van verdachte, opgemaakt op 27 november 2020 door E.F. de Witt, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van PTSS, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, een sociale-angststoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Ten slotte is er sprake van ouder-kind relatieproblematiek en een leer- of onderwijsprobleem. Gelet op de ontkennende houding van verdachte ten opzichte van de gewapende overval, kan niet vastgesteld worden of (een deel van) de psychopathologie ook zijn keuzes en gedragingen ten aanzien van dat feit heeft beïnvloed. Daarom kan geen advies gegeven worden over de mate van toerekenbaarheid. Ten aanzien van de straatroof kan deze beïnvloeding wel vastgesteld worden, waardoor geadviseerd wordt dit feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De psycholoog adviseert de rechtbank om toezicht vanuit de jeugdreclassering en een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek als De Waag op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 februari 2021, opgemaakt door M. Cijs, kernfunctionaris. De Raad acht het belangrijk dat de schorsingsvoorwaarden ook bij vonnis worden opgelegd en dat een intensieve begeleidingsvorm wenselijk is om herhaling van delictgedrag te voorkomen. Daarnaast is het van belang dat hij geen contact meer heeft met de medeverdachte. De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een werkstraf en een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, waaronder ITB Harde Kern, elektronische controle zolang de jeugdreclassering dit wenselijk acht, ambulante behandeling bij De Waag en een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachte.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een jeugddetentie dient te worden opgelegd. De rechtbank is vanwege de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden echter ook van oordeel dat verdachte nu niet opnieuw in detentie hoeft. Alles afwegende volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie, met dien verstande dat de reeds ondergane voorlopige hechtenis 65 dagen bedraagt, zodat zij een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen waarvan 175 dagen voorwaardelijk en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden acht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de voorwaarden verbinden zoals gevorderd door de officier van justitie, met uitzondering van de middelencontrole nu de noodzaak daarvan onvoldoende is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de onder 4 en 6 bewezen verklaarde feiten stelt de rechtbank vast dat hiervoor aparte straffen dienen te worden opgelegd, nu dit overtredingen betreffen. De rechtbank is van oordeel dat een passende straf voor deze overtredingen reeds is opgenomen in de straf die wordt opgelegd ter zake van de bewezen verklaarde misdrijven. De rechtbank zal daarom ten aanzien van de overtredingen conform de vordering van de officier volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslaggenomen telefoontoestel te retourneren aan verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes en het pistool te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd met betrekking tot het beslag op het mes en heeft aangegeven dat verdachte dit graag terug wil ontvangen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1 STK Telefoontoestel (G2706141).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Pistool (G2662381);
  • 1 STK Steekwapen (G2662370),
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang ofwel kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.594,43. Dit bedrag bestaat uit € 594,43 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de hoogte van de materiële schade te schatten, de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van maximaal € 2.500,- en de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen. De rechtbank is van oordeel dat de schade met betrekking tot de studievertraging, de bijlessen en het verlies van arbeidsvermogen toewijsbaar is. De rechtbank zal derhalve aan materiële schade een bedrag van € 594,43 toewijzen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige
inbreuk dat haar immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is
echter van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd,. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden
toegewezen, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 2.500,- redelijk en
billijk. De rechtbank zal dit bedrag in zoverre toewijzen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 3.094,43 toewijzen, bestaande uit € 594,43 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien de mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.094,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2 van de Wet op de identificatieplicht;
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 240 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (65 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
175 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jaarvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van De Jeugd- en Gezinsbeschermers Noord Holland, locatie Bussum, zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering (De Jeugd- en Gezinsbeschermers), mede in het kader van de Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Harde Kern voor de duur van maximaal zes maanden;
* zal verblijven bij woonbegeleiding Cosmozorg in Amsterdam Noord of een andere instelling voor begeleid/beschermd wonen, te bepalen door de reclassering, waarbij het verblijf de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres (op dit moment adres van woonbegeleiding Cosmozorg in Amsterdam Noord ), waarbij de reclassering de precieze tijdstippen vaststelt in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding;
* zich niet zal bevinden op het adres [adres] te [woonplaats] . Dit locatieverbod zal worden gecontroleerd middels elektronische controle;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken of hebben met [medeverdachte] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] ;
* meewerkt aan ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en zich houdt aan alle afspraken en aanwijzingen in dit kader;
* meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
- waarbij De Jeugd- en Gezinsbeschermers opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, in de vorm van een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
Oplegging straf ten aanzien van het onder 4 en 6 bewezenverklaarde
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Beslag
gelast de teruggave aan verdachte van het volgend voorwerp:
1 STK Telefoontoestel (G2706141);
verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (G2662381);
  • 1 STK Steekwapen (G2662370);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 3.094,43;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 3.094,43 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis 16/245798-20
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Duker, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en J.W.B. Snijders Blok, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2021.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/245798-20
1
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld en/of een of meerdere pakje(s) sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- supermarkt de Albert Heijn binnen te gaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) en/of (een) masker(s), althans (gedeeltelijke) gezichts/hoofdbedekking, droeg(en), en/of
- ( vervolgens) naar een kassa te rennen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] , en/of
- ( vervolgens) aldaar te roepen: "Dit is een overval" en/of "Kassa open, nu", en/of
- ( vervolgens) enig geldbedrag uit de geopende kassalade te pakken, en/of
- ( vervolgens) naar de servicebalie te gaan, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [getuige 1] en/of een mes, althans een scherp puntig voorwerp te tonen aan die [getuige 1] , en/of
- ( vervolgens) een of meerdere pakje(s) sigaretten uit een lade te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een of meerdere pakje(s) sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel aan een derde, te weten aan Albert Heijn toebehoorde, door
- supermarkt de Albert Heijn binnen te gaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) en/of (een) masker(s), althans (gedeeltelijke) gezichts/hoofdbedekking, droeg(en), en/of
- ( vervolgens) naar een kassa te rennen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] , en/of
- ( vervolgens) aldaar te roepen: "Dit is een overval" en/of "Kassa open, nu", en/of
- ( vervolgens) enig geldbedrag uit de geopende kassalade te pakken, en/of
- ( vervolgens) naar de servicebalie te gaan, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [getuige 1] en/of een mes, althans een scherp puntig voorwerp te tonen aan die [getuige 1] , en/of
- ( vervolgens) een of meerdere pakje(s) sigaretten uit een lade te pakken;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of een horloge en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp puntig voorwerp, te tonen en/of in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn telefoon moest laten zien en/of moest resetten, en/of
- ( vervolgens) de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn horloge moest af doen en/of het horloge uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn schoenen moest uitdoen, en/of vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn schoenen moest geven, en/of de schoenen te pakken, en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een horloge en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat geheel aan die [slachtoffer 1] en/of een derde, althans aan een ander dan verdachte en/of zijn medeverdachte, toebehoorde, door
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp puntig voorwerp, te tonen en/of in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn telefoon moest laten zien en/of moest resetten, en/of
- ( vervolgens) de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn horloge moest af doen en/of het horloge uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn schoenen moest uitdoen, en/of vervolgens te zeggen dat die [slachtoffer 1] de schoenen moest geven, en/of de schoenen te pakken, en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 21 september 2020 te Hilversum, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door hem (telefonisch) de woorden toe te voegen: 'ik maak je kapot' en/of 'ik ga je doodmaken' en/of 'kanker vieze flikker, aangifte doen toch he' en/of 'als ik jou zie maak ik je dood';
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/239957-20
1
hij op of omstreeks 15 juli 2020 te Hilversum, niet (op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht;
( art 2 Wet op de identificatieplicht, art 447e Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 15 juli 2020 te Hilversum een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Röhm, type model RG88, kaliber 9mm P.A. Knall zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 15 juli 2020 te Hilversum een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 oktober 2020, genummerd 2020222310, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 473. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 24.
3.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , pagina 26.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] , pagina 34.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 48.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 61.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 382.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 383.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 391.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 196.
12.Een proces-verbaal van bevindingen pagina 196.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 212.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 129.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 130.
16.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 131.
17.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 142.
18.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 9 februari 2021.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 162.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 164.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 augustus 2020, genummerd 20200227809, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 63. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 15 juli 2020, p. 25.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
26.Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 15 juli 2020, p. 25.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 56.