In deze zaak heeft eiser, die sinds 2010 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), verzocht om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser stelt dat zijn gezondheidssituatie is verslechterd en dat hij duurzaam arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft echter geconcludeerd dat eiser meer arbeidsgeschikt is dan hij zelf denkt, met een vastgesteld arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,80%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat het medisch onderzoek niet juist is en dat de geduide functies niet passend zijn. De rechtbank heeft een onafhankelijke deskundige benoemd om de situatie van eiser te beoordelen.
De deskundige, psychiater [psychiater 1], heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis, wat door de verzekeringsarts van het UWV werd betwist. De rechtbank heeft de bevindingen van de onafhankelijke deskundige gevolgd en geconcludeerd dat de eerdere medische beoordeling van het UWV niet juist was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen dertien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bevindingen van de deskundige. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.