ECLI:NL:RBMNE:2021:6753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
1610969521
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van 999,7 gram cocaïne met betrekking tot meerdere parketnummers

Op 30 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 april 2021 te Utrecht 999,7 gram cocaïne heeft vervoerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 26 juli 2021 geopend en na heropening op 9 augustus 2021, is het onderzoek op 16 december 2021 hervat. De officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, heeft de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van cocaïne. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. Bruijn, heeft vrijspraak bepleit, onder andere vanwege het ontbreken van een NFiDENT rapport dat de aard van de drugs bevestigde.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk vervoeren van cocaïne. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 97 dagen opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het feit.

Daarnaast zijn er vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en behandeling door de Forensische Polikliniek. De rechtbank heeft ook beslist over de onttrekking aan het verkeer van een personenauto en de teruggave van geld en telefoons aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/109695-21; 23/000127-19 (TUL); 23/000503-20 (TUL); 23/002569-19 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 juli 2021. Na sluiting van het onderzoek op 26 juli 2021 heeft de rechtbank het onderzoek op 9 augustus 2021 heropend om de officier van justitie de opdracht te geven een rapportage van NFiDENT aan het dossier te laten toevoegen. Het onderzoek ter terechtzitting is op 16 december 2021 hervat.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E. Bruijn, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 april 2021 te Utrecht samen met een ander 999,7 gram cocaïne heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van 26 juli 2021 vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De drugs en het geld is aangetroffen in de auto, maar niet zonder meer staat vast dat dit aan hem toebehoorde, daarnaast kan vanwege het ontbreken van een NFiDENT rapport niet genoegzaam worden vastgesteld dat de vermeende drugs daadwerkelijk cocaïne betreft. Na heropening van de zaak en voeging van het NFiDENT rapport aan het dossier heeft de raadsman ter terechtzitting van 16 december 2021 geen aanvullende verweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte het feit samen met de medeverdachte begaan heeft.
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de volgende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen die hieronder verkort zijn weergegeven:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen van 22 april 2021, genummerd PL0900-2021123380-5 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier bij de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant, doorgenummerde pagina 7 tot en met 16;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2022, genummerd PL0900-2021123380-55, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent bij de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant, namelijk het verhoor van getuige [getuige] , doorgenummerde pagina 72 en 73;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 23 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 3] agent bij de politie Eenheid Midden-Nederland en [verbalisant 4] hoofdagent bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 69 tot en met 71.
  • een schriftelijk stuk, te weten rapport NFiDENT nr. 2021.04.230126 (aanvraag 001) van het Nederlands Forensisch Instituut, inzake PL0900-2021123380, van 23 april 2021 door ing. P.H. Walinga .
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 21 april 2021 te Utrecht, opzettelijk heeft vervoerd , 999,7 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om ten aanzien van de strafmaat aansluiting te zoeken bij de Oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs tot 1000 gram als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden wordt genomen. Deze straf heeft verdachte er inmiddels al op zitten en de raadsman verzoekt de rechtbank dan ook om te volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna een kilo cocaïne. Dergelijke harddrugs zijn in hoge mate verslavend en zeer schadelijk voor de gebruikers en de samenleving als geheel, onder meer vanwege de aanzuigende werking op overig crimineel gedrag.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten en daartoe is veroordeeld tot onder meer een geldboete en (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee bij het opleggen van de straf.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een rapport van de Reclassering Nederland van 6 juli 2021, opgemaakt door mw. S. Knibbe, reclasseringsmedewerker. Uit dit rapport blijkt dat verdachte niet over een vaste woon- en/of verblijfplaats beschikt, hij geen structurele dagbesteding heeft en er sprake is van een onstabiele financiële situatie. De reclassering heeft vermoedens van persoonlijkheidsproblematiek en heeft twijfels over de verstandelijke vermogens van verdachte. De eerder opgelegde bijzondere voorwaarden (zijnde een meldplicht, de gedragsinterventie CoVa-training en meewerken aan begeleid wonen) onder parketnummer 23/00503-20 zijn inmiddels herstart en verdacht is aangemeld voor een begeleide woonvorm. De reclassering acht het van belang dat dit kader blijft bestaan en adviseert de rechtbank dan ook om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast adviseert de reclassering om de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/00503-20 niet ten uitvoer te leggen.
Strafoplegging
Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank in straf verminderende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte als ook de persoon van verdachte, zoals die blijkt uit voornoemd reclasseringsrapport. Daarnaast houdt zij rekening met straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij voor het vervoeren van minder dan een kilo harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden als uitgangspunt wordt genomen. Gelet op deze factoren en de vrijspraak voor het medeplegen zal de rechtbank naar beneden afwijken van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 97 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Dat betekent dat verdachte de gevangenisstraf al heeft uitgezeten en niet terug de gevangenis in hoeft.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
- 1 STK personenauto met kenteken [kenteken] (G2810904);
- €1.280 ( G2810927);
- 1 STK telefoontoestel Samsung Galaxy A2 (G2810924);
- 1 STK telefoontoestel, zwart, Apple Iphone (G2810921).
9.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto dient te worden onttrokken aan het verkeer, omdat hier een verborgen ruimte in is aangebracht. Dit geldbedrag mag worden teruggegeven aan verdachte. Ook de twee telefoons mogen worden teruggegeven aan verdachte.
9.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het geld geretourneerd moet worden aan verdachte. Ook de telefoons moeten worden teruggegeven aan verdachte.
9.3
Oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer van de auto
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven auto met kenteken [kenteken] (G2810904) zal worden onttrokken aan het verkeer. De verdovende middelen werden aangetroffen in een zogenaamde “verborgen ruimte” in dat voertuig, namelijk op de plek waar normaal gesproken zich de airbag zou moeten bevonden. Een dergelijke ruimte kan enkel tot doel hebben om voorwerpen aan het oog van controlerende of met opsporing van strafbare feiten belaste instanties te onttrekken. Bij teruggave van dit voertuig zou deze (opnieuw) kunnen worden gebruikt voor het vervoer van verboden goederen. Dat maakt dat het ongecontroleerde bezit van een voertuig met een “verborgen ruimte” in ieder geval in strijd is met het algemeen belang. De rechtbank zal daarom bepalen dat het voertuig wordt onttrokken aan het verkeer.
Teruggave van het geld en de telefoons
Het geld (G2810927) en de telefoons (G2810924 en G2810921) zullen worden of zijn reeds teruggegeven aan verdachte.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000503-20
Op 17 december 2020 is verdachte door het Gerechtshof te Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/000503-20 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen. Daarbij is de voorwaarde opgelegd dat hij voor het einde van de proeftijd van twee (2) jaren geen strafbaar feit pleegt.
10.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000503-20 dient te worden afgewezen, en dat de proeftijd dient te worden verlengd.
10.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen wat betreft de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000503-20.
10.3
Oordeel van de rechtbank
Uit de stukken van het dossier blijkt dat het bewezen verklaarde feit is begaan voor het einde van de proeftijd, hetgeen in beginsel aanleiding is om de vordering ten uitvoer te leggen. De reclassering acht het van belang dat de bijzondere voorwaarden gekoppeld aan parketnummer 23/000503-20 blijven doorlopen en adviseert de rechtbank om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Ter terechtzitting is gebleken dat het toezicht nog niet goed was gestart ten tijde van het bewezen verklaarde strafbare feit, zodat verdachte hiervan nog niet heeft kunnen profiteren. De rechtbank gelet daarop en de inhoud van het reclasseringsadvies van belang dat de deze bijzondere voorwaarden blijven doorlopen en verlengt daarom de proeftijd onder parketnummer 23/000503-20 met de duur van één (1) jaar. De rechtbank wijzigt de bijzondere voorwaarden in die zin dat als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd dat verdachte zich gedurende de proeftijd meewerkt aan diagnostiek en behandeling door de Forensische Polikliniek De Waag. Uit het reclasseringsrapport in de onderhavige strafzaak blijkt dat de reclassering deze voorwaarde graag zou zien toegevoegd.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/002569-19
Op 17 december 2020 is verdachte door het Gerechtshof te Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/002569-19 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken. Daarbij is de voorwaarde opgelegd dat hij voor het einde van de proeftijd van twee (2) jaren geen strafbaar feit pleegt.
10.4
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/002569-19 dient te worden toegewezen.
10.5
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen wat betreft de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/002569-19.
10.6
Oordeel van de rechtbank
Uit de stukken van het dossier blijkt dat het bewezen verklaarde feit is begaan voor het einde van de proeftijd. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000127-19
Op 27 augustus 2019 is verdachte door het Gerechtshof te Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/000127-19 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien (15) dagen. Daarbij is de voorwaarde opgelegd dat hij voor het einde van de proeftijd van twee (2) jaren geen strafbaar feit pleegt.
10.7
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000127-19 dient te worden toegewezen.
10.8
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen wat betreft de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000127-19.
10.9
Oordeel van de rechtbank
Uit de stukken van het dossier blijkt dat het bewezen verklaarde feit is begaan voor het einde van de proeftijd. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 97 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK personenauto met kenteken [kenteken] (G2810904);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • €1.280 (G2810927);
  • 1 STK telefoontoestel Samsung Galaxy A2 (G2810924);
  • 1 STK telefoontoestel, zwart, Apple Iphone (G2810921);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000503-20
- verlengt de bij arrest van 17 december 2020 door het Gerechtshof Amsterdam aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen verbonden proeftijd met één jaar;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden met dien verstande dat de bijzondere voorwaarden als volgt zullen luiden dat:
veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres Weesperzijde 70 te Amsterdam meldt. Veroordeelde dient zich te melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. Tevens dient de veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
veroordeelde
zal verblijven bij Stichting Exodus, of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde gedurende de proeftijd actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
veroordeelde zijn medewerking verleent aan en een actieve inspanning verricht voor een (traject gericht op) het verkrijgen en behouden van structurele en zinvolle dagbesteding;
veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek de Waag, of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De diagnostiek en behandelen start zodra er plaats en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/002569-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 17 december 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000127-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 27 augustus 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. E. Slager en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2021.
mr. J.A. Spee is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2021 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, ongeveer 999,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )