ECLI:NL:RBMNE:2021:6748

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
1616826921
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vrijspraak van diefstal na gewelddadig incident in Veenendaal

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident op 27 maart 2021 in Veenendaal. Tijdens dit incident, dat plaatsvond in een tuinhuisje, zijn meerdere personen mishandeld en zijn goederen weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal, maar hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het geweld had gepleegd met het oogmerk om een diefstal voor te bereiden of te vergemakkelijken. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de vooruitgang die hij had geboekt in zijn leven. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade voor [slachtoffer 1] vaststelde op €500,- en voor [slachtoffer 2] op €885,-, bestaande uit zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van deze schadevergoedingen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/168269-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en raadsman, mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, waarnemende voor mr. S. Grilk, alsmede de raadsvrouw M. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1 primair:op 27 maart 2021 te Veenendaal samen met anderen met braak en (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft gestolen;
t.a.v. feit 1 subsidiair:op 27 maart 2021 te Veenendaal samen met anderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het geweld niet is gepleegd met het oogmerk om een diefstal voor te bereiden of te vergemakkelijken. Verdachte heeft geen geweld gepleegd dat gekoppeld kan worden aan de wegneming en hij vernam pas tijdens het politieverhoor dat er ook goederen waren weggenomen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde stelt de raadsman zich op het standpunt dat het slaan met het kettingslot buiten de opzet van verdachte gebracht moet worden. Dit betreft een atypische handeling waar verdachte niks van heeft meegekregen. Ten aanzien van dit gedeelte van de tenlastelegging kan verdachte niet als medepleger worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte en de overige medeverdachten in de veronderstelling heeft gebracht dat hij bedreigd zou worden. Hierop zijn verdachte en drie medeverdachten ter plaatse gekomen om [medeverdachte 1] te hulp te schieten en duidelijk te maken dat ze hem met rust moeten laten. Uit niets volgt dat ook het wegnemen van goederen deel uit zou maken van dit plan. Weliswaar hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het verlaten van het gebouw spullen gestolen, maar bewijsmiddelen dat dit op het moment van het plegen van geweld is opgemerkt door de overige verdachten of dat daarover afspraken zijn gemaakt, ontbreken. Mogelijk hebben zij bij het verlaten van het pand of de autorit terug deze goederen wel gezien, maar deze mogelijke waarneming achteraf is onvoldoende om tot het in de tenlastelegging genoemde oogmerk te komen. Dat moet immers hebben bestaan ten tijde van het plegen van het geweld. Het dossier omvat in het geval van verdachte zodoende onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat verdachte geweld heeft gebruikt met het doel om een diefstal voor te bereiden, te vergemakkelijken danwel de buit te verzekeren. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte uitsluitend meeging om bij de vermeende belagers van [medeverdachte 1] verhaal te halen.
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 27 maart [
2021] omstreeks 00:55 uur bevond ik mij in de schuur bij mijn ouders gelegen aan de [adres 2] te Veenendaal. Korte tijd later stonden er vijf man voor de deur. Ik zag en hoorde dat ze het raam van de toegangsdeur van de schuur insloegen. Een vriend van mij genaamd [slachtoffer 6] kreeg daarbij glas in zijn gezicht en bloedde ook. De mannen gooiden direct met stoelen naar ons en sloegen ons met gebalde vuist. Ik zag dat één van de mannen een ketting bij zich had en hiermee [slachtoffer 2] raakte in de nek. [2]
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] werden geraakt door de stoelen, zij bleven namelijk beneden. Ik was naar boven gegaan met [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4] . [3] Ik weet zeker dat ik klappen kreeg van twee personen. Dit waren kale jongens. Ik werd meerdere keren kort achter elkaar met vuisten geslagen. Ik heb gezien dat [slachtoffer 5] ook klappen kreeg van de kale mannen die mij ook sloegen. Ik heb gezien dat [slachtoffer 5] door hen met hun vuisten werd geslagen. [4]
Ik heb aan beide kanten van mijn hoofd pijn. Ik heb een blauwe plek op mijn slaap aan mijn linkerzijde en op mijn achterhoofd heb ik een hoofdwond. Ik heb ook pijn aan mijn neus en aan mijn rechterjukbeen onder mijn oog. Ik heb ook letsel opgelopen aan mijn onderlip en aan een tand in mijn onderkaak. Aan mijn linker bovenbeen ondervind ik ook pijn. [5]
[slachtoffer 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag dat de ruit van de tuindeur met een kettingslot werd ingeslagen. De groep jongens kwam op mij erg agressief over. [6] Een jongen kwam op mij afrennen en stootte mij tweemaal met gebalde vuist op mijn linkerwang. De jongen in het midden van de ruimte met het kettingslot in zijn hand schreeuwde dreigende taal. Ik maak jullie allemaal dood. Een jongen uit de groep tegenover mij gooide met lege flessen door de ruimte heen. Een lege fles raakte [slachtoffer 2] tegen zijn borst. Ik zag dat [slachtoffer 2] werd geslagen met het kettingslot in zijn nek. [7]
[slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag en hoorde dat de mannen het ruitje van de deur intikten en er glas in het rond vloog. Ik zag dat een van de mannen een kettingslot in zijn handen had. Ik zag de mannen stoelen en flessen drank naar ons toe gooiden. Teven hoorde ik een van de mannen roepen: ‘Wie heeft mijn neefje geslagen, ik maak je kankerdood’. [8] Ik zag dat de man met het kettingslot uithaalde en dat hij het kettingslot met kracht in mijn nek sloeg. Ik voelde gelijk pijn in mijn nek. De man had mij aan de linkerzijde van mijn nek geslagen. Ik zag dat de mannen met bekers die op de tafel stonden gooiden. [9]
[slachtoffer 6] heeft onder meer het volgende verklaard:
De mannen hebben de ruiten van de deur ingeslagen en zijn binnengekomen. Ze begonnen meteen iedereen die binnen was te slaan. Ik ben vervolgens naar boven gelopen. Drie van deze mannen kwamen naar boven en begonnen mij te slaan. Ik ben hard op mijn hoofd geslagen en ben even out gegaan. De mannen zijn door gegaan en hebben van alles kapot geslagen. [10]
Ter terechtzitting heeft verdachte het volgende verklaard:
‘We werden opgebeld. Ik ben binnen naar boven gegaan en ik heb 2 of 3 jongens geslagen. Ik heb 8 tot 10 keer geslagen. Als ik onder invloed ben vind ik soms een vechtpartijtje wel leuk. Ik heb me teveel laten meeslepen. Ik ging erheen omdat ik had gehoord dat een jongen bedreigd werd. Ik ga niet met twee jongens op één iemand slaan, maar we hebben wel afgewisseld’. [11]
Bewijsoverweging
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het slaan met het kettingslot niet als medepleger kan worden aangemerkt en hiervan partieel moet worden vrijgesproken. De rechtbank stelt voorop dat van medeplegen sprake is wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Daarbij hoeven niet alle delictsbestanddelen door alle daders vervuld te zijn. Nodig is dat er een nauwe en bewuste samenwerking is tussen de verdachten en/of dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte is naar aanleiding van een bericht van medeverdachte [medeverdachte 1] met de andere medeverdachten naar het adres van aangever [slachtoffer 1] gereden. Een van de medeverdachten had een kettingslot bij zich en heeft hiermee het glas van de deur van het tuinhuisje kapot geslagen. Vervolgens is de groep het tuinhuisje binnen gegaan en is er veel geweld gebruikt tegen de personen die daar aanwezig waren. Ook verdachte heeft een wezenlijk bijdrage geleverd aan het plegen van geweld. Verdachte was er ook van op de hoogte dat een van de medeverdachten een kettingslot bij zich had en dit ook gebruikte. Dat verdachte niet gezien heeft dat de medeverdachte er in het tuinhuisje iemand mee heeft geslagen staat er gelet op het voorgaande niet aan in de weg om verdachte ook ten aanzien van dit gedeelte van de tenlastelegging als medepleger aan te merken. Er is sprake van een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 maart 2021 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft mishandeld door:- die voornoemde personen meerdere keren te slaan en/of te stompen in/op het gezicht en het lichaam; en- die voornoemde [slachtoffer 2] éénmaal met een kettingslot te slaan in/op/tegen de nek; en- meerdere malen met stoelen en flessen te gooien tegen (en in de richting van) die voornoemde personen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inclusief een contactverbod met medeverdachten, voor zolang de reclassering dat nodig acht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat bij vonnis de schorsing wordt opgeheven en de gevangenhouding wordt bevolen.
8.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de diefstal met geweld. De strafmaat voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling is significant lager. De raadsman verzoekt de rechtbank om te volstaan met een straf conform de reeds ondergane voorlopige hechtenis en voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het contactverbod niet ten aanzien van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] moet worden opgelegd, omdat zij familie zijn van elkaar en een contactverbod een te grote beperking op de bewegingsvrijheid van verdachte met zich meebrengt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige mishandeling. Verdachte en zijn mededaders zijn op privéterrein een tuinhuisje binnengevallen waar aangever [slachtoffer 1] met zijn vrienden aanwezig was. Op deze plek hadden zij zich veilig moeten kunnen voelen. Verdachte en zijn mededaders hebben hier om de vermeende belagers van [medeverdachte 1] een lesje te leren een grote ravage aangericht en veel geweld gebruikt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met een groep, bestaande uit overwegend volwassen personen, een groep minderjarigen heeft mishandeld. De slachtoffers zijn erg bang geweest en [slachtoffer 2] is door het ambulancepersoneel ter controle meegenomen naar het ziekenhuis. Op een foto in het dossier is een afdruk van het kettingslot in de nek van [slachtoffer 2] zichtbaar.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 november 2021 waaruit blijkt dat verdachte op 23 juni 2021 een strafbeschikking bestaande uit eengeldboete ter hoogte van €260,- opgelegd heeft gekregen. De rechtbank houdt hier ingevolge artikel 63 Sr rekening mee bij het opleggen van de straf.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van de reclassering van 26 november 2021, opgesteld door mw. [A] , reclasseringsmedewerker. De reclassering constateert dat verdachte onder invloed van alcohol zeer beïnvloedbaar is en niet goed nadenkt over de consequenties van zijn handelen. De reclassering ziet de sociale cohesie met de familieleden van verdachte als een zorgwekkende factor. Verdachte is bezig met het in kaart brengen van zijn schulden met de hulp van zijn ambulant begeleider van stichting Humanitas/Homerun. De reclassering vindt het positief dat verdachte voor het eerst in zijn leven een betaalde baan heeft en intrinsieke motivatie toont om veranderingen aan te brengen in zijn leven. De reclassering constateert dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafde capaciteiten. Er is geen pedagogische beïnvloeding meer nodig en het continueren van de schoolgang is niet noodzakelijk. Verdachte kan baat hebben bij een laagdrempelige aanpak waarbij vanuit zijn huidige toezicht bij de volwassenreclassering de JOVO-methodiek kan worden ingezet. Gelet hierop adviseert de reclassering om het commune strafrecht toe te passen en om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan de gedragsinterventie 24/7 leefstijl training, meewerken aan middelen middelencontroles, meewerken aan ambulante begeleiding door Humanitas/Homerun, meewerken aan schuldhulpverlening en een contactverbod met de benadeelde partijen en getuigen in deze strafzaak. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het reeds ingezette pad vanuit de bijzondere voorwaarden doorkruisen en dit zal niet bijdragen aan het verminderen van recidive.
Strafoplegging
De rechtbank houdt er rekening mee dat het een ernstige mishandeling betreft waarbij aansluiting zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten voor eenvoudige mishandeling niet passend is. Strafverzwarend is dat sprake is van een mishandeling bij een van de slachtoffers thuis, op privé terrein dat afgesloten was. Verdachte heeft over een hek moeten klimmen en het tuinhuis moeten openbreken om bij hun slachtoffers te komen. De door de officier van justitie geëiste straf is naar het oordeel van de rechtbank echter te hoog, gelet op het hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank is van oordeel dat de feiten op zichzelf een gevangenisstraf van enkele maanden zouden rechtvaardigen. De rechtbank houdt echter ook rekening met de jonge leeftijd van verdachte en de vooruitgang die hij de afgelopen periode gemaakt heeft. Deze stappen vooruit zouden teniet gedaan worden indien verdachte nu terug zou moeten naar de gevangenis. Dat is in sommige gevallen inherent aan een vroege schorsing van de voorlopige hechtenis, maar in deze zaak is de rechtbank van oordeel dat onderstaande straf desondanks de ernst van het feit voldoende tot uitdrukking brengt. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren opleggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De noodzaak tot een contactverbod met familieleden van de verdachte is de rechtbank onvoldoende gebleken en zal dan ook niet worden opgelegd. Om de ernst van het feit in dezelfde mate tot uiting te brengen als is gebeurd bij de medeverdachten (waarover tegelijkertijd vonnis wordt gewezen) die langer dan verdachte in voorlopige hechtenis hebben gezeten, zal de rechtbank daarnaast een taakstraf van 240 uren opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag €500,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 10 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.5
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich niet verzet tegen het toekennen van de vordering van de benadeelde partij.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
[slachtoffer 2] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 385,00, ter zake van kosten voor het eigen risico. De rechtbank zal dit bedrag aan materiële schade hoofdelijk toewijzen nu dit bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt en de schade voldoende is onderbouwd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 835,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 16 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat
de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
-
als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] te Arnhem, zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
* indien de reclassering dat noodzakelijk acht actief deelneemt aan de gedragsinterventie 24/7 leefstijl training, of aan andere gedragsinterventie gericht op verslaving en middelengebruik, zulks te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich hierbij aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* openheid van zaken geeft omtrent zijn middelengebruik aan de reclassering en/of ambulante begeleiding om het middelengebruik ik kaart te brengen en te beheersen, zo vaak en zo frequent als de reclassering en/of ambulante begeleiding dit noodzakelijk acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor die controles;
* meewerkt aan begeleiding door Humanitas/Homerun, of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Indien de reclassering dat noodzakelijk acht werkt betrokkene mee aan bewindvoering en/of budgetbeheer, zo vaak en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
* op geen enkele wijze contact zoekt of heeft – direct of indirect – met [slachtoffer 1]
geboren [geboortedatum 2] -2002, [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum 3] -2001, [slachtoffer 2] geboren [geboortedatum 4] -2001, [B] [geboortedatum 5] -2006, [C] geboren [geboortedatum 6] -2004, [slachtoffer 6] geboren [geboortedatum 7] -2001 en [D] geboren [geboortedatum 8] -2005, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* zich niet bevindt in de [locatie] te Veenendaal;
* waarbij de rechtbank de reclassering opdracht geeft om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade heeft/hebben vergoed;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van € 885,00, bestaande uit €385 materiële schade en €500,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 885,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald, bij niet betaling aan te vullen met 16 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade heeft/hebben vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. J.O. Zuurmond en J. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2021.
mr. J. de Bruin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt primair ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2021 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een speaker (merk: JBL) en/of
- één of meerdere ja
ssen (merk: Armani en/of Airforce) en/of
- een oplader en/of
- één of meerdere oortj
es(merk: JBL) en/of
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer: 150 euro) en/of
- één of meerdere tanks/flessen met lachga
sen/of
- één of meerdere
sleutel
s,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die voornoemde personen één of meerdere te
slaan en/of te
stompen in/op het gezicht althans het lichaam en/of
- die voornoemde [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een kettingslot, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, te
slaan in/op/tegen de nek althans het lichaam en/of
- één of meerdere malen met stoelen en/of (glazen)flessen en/of bekers te gooien in/op/tegen (de richting van) die voornoemde personen en/of
- die voornoemde personen de woorden toe te voegen"ik maak jullie allemaal dood" en/of "wie heeft mijn neefje geslagen, ik maak je kankerdood" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
en subsidiair dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2021 te Veenendaal, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft mishandeld door
- die voornoemde personen één of meerdere te slaan en/of te stompen in/op het gezicht althans het lichaam en/of
- die voornoemde [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een kettingslot, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, te slaan in/op/tegen de nek althans het lichaam en/of
- één of meerdere malen met stoelen en/of (glazen)flessen en/of bekers te gooien in/op/tegen (de richting van) die voornoemde personen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van10 juli 2021, genummerd PL0900-2021094294, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 291. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 80.
3.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 88.
4.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 90.
5.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 85.
6.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] , p. 94.
7.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] , p. 95.
8.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] , p. 98.
9.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] , p. 99.
10.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] , p. 117.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 december 2021.