In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 april 2021, gaat het om een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie door de man, die eerder was vastgesteld op € 795,- per maand. De man verzoekt de rechtbank om de vrouw te verplichten een bedrag van € 1.002,- per maand te betalen, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020. De vrouw verzet zich hiertegen en vraagt om een redelijke bijdrage aan kinderalimentatie, of om de alimentatie te bepalen vanaf de datum van de beschikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw met ingang van 2 oktober 2020 een bedrag van € 668,- per maand aan kinderalimentatie aan de man moet betalen. Dit besluit is genomen op basis van de gewijzigde omstandigheden, waaronder de verhuizing van de minderjarige naar de man.
De rechtbank heeft ook de draagkracht van de vrouw beoordeeld. De vrouw heeft nagelaten om relevante financiële gegevens te verstrekken, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing. De rechtbank oordeelt dat de vrouw in staat is bij te dragen aan de kosten van de minderjarige, ondanks het gebrek aan actuele gegevens over haar inkomen. De rechtbank heeft de alimentatieverplichting uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw de alimentatie moet betalen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om terugbetaling van kinderopvangkosten afgewezen, omdat haar vordering onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.