Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gemachtigde: G. Gieben,
1.Procesverloop
2.Overwegingen
3.Beslissing
.De beslissing is uitgesproken op
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning, beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde door de heffingsambtenaar van de gemeente. De waarde van de woning was vastgesteld op € 284.000,- per 1 januari 2019, wat eiser te hoog vond. Eiser stelde dat de waarde op € 245.000,- moest worden vastgesteld en onderbouwde dit met een taxatierapport. Tijdens de zitting op 9 juli 2021, die via Skype plaatsvond, werd eiser vertegenwoordigd door J. van Herk, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden.
De rechtbank heeft de woning, een tussenwoning uit 1975, beoordeeld en de argumenten van eiser meegewogen. Eiser had ook een vergelijkbaar pand genoemd dat voor € 288.000,- was verkocht, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren en dat de waarde van de woning correct was vastgesteld. Eiser's argument over het ontbreken van een isolatiepakket werd verworpen, omdat de referentiewoningen ook gebrekkige isolatie hadden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. P.H. Banda en zal openbaar worden gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.