Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gemachtigde: G. Gieben,
1.Procesverloop
2.Overwegingen
3.Beslissing
.De beslissing is uitgesproken op
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres] te [plaats] voor het belastingjaar 2020. De waarde is vastgesteld op € 775.000,- per waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, betwist deze waarde en stelt dat deze te hoog is en dat de waarde op € 740.000,- dient te worden vastgesteld. Eiser voert aan dat de onderbouwing van de waarde en de keuze van vergelijkingsobjecten niet transparant zijn en dat verweerder bij de waardebepaling is uitgegaan van de bovenkant van de markt.
De rechtbank heeft op 9 juli 2021 een zitting gehouden, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door J. van Herk en verweerder door [A] en [B]. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder met de overgelegde taxatiematrix en de toelichting ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de indexering van de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten naar de waardepeildatum correct is uitgevoerd en dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om de waarde te verlagen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda en zal openbaar worden gemaakt. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.