ECLI:NL:RBMNE:2021:6722

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
UTR 20/1375
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak WIA-IVA met betrekking tot de toekenning van een IVA-uitkering en de beoordeling van duurzaamheid van beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.A. van der Steen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.S. Winkel. De zaak betreft een einduitspraak in het kader van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de toekenning van een IVA-uitkering aan een ex-werknemer van eiseres. Eiseres had verzocht om herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer, na een eerdere beslissing van het Uwv waarin de WIA-uitkering ongewijzigd werd voortgezet. In de beslissing op bezwaar van 20 februari 2020 verklaarde het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond en herzag het primaire besluit, waardoor de werknemer per 23 april 2019 in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering.

De rechtbank heeft in deze einduitspraak vastgesteld dat het Uwv het gebrek in de beslissing op bezwaar niet heeft hersteld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had onderzocht of er op eerdere data al sprake was van duurzaamheid van de beperkingen van de werknemer. De rechtbank benadrukte dat de datum waarop het Uwv de informatie van de psychiater ontving niet relevant is, maar dat de inhoud van die informatie en de periode waarop deze betrekking heeft, cruciaal zijn voor de beoordeling van de duurzaamheid van de beperkingen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het Uwv opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische informatie van de psychiater inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en de proceskosten moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 2.437,66. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.A. van der Steen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

Inleiding

1.1
Deze uitspraak is de einduitspraak na de tussenuitspraak van 12 mei 2021 (de tussenuitspraak) en herstelpoging door het Uwv. Deze uitspraak bouwt voort op die tussenuitspraak. De rechtbank geeft eerst nog een (korte) samenvatting van de feiten en het procesverloop, voordat zij naar de inhoudelijke beoordeling van de herstelpoging gaat.
1.2
Eiseres heeft verzocht om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen van een ex-werknemer van haar, [werknemer] (hierna: de werknemer). In eerste instantie heeft het Uwv de WIAuitkering van de werknemer met het besluit van 8 november 2019 (het primaire besluit) ongewijzigd voortgezet. In de beslissing op bezwaar 20 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit in die zin herroepen dat de werknemer per 23 april 2019 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering.
1.3
Het beroep is behandeld op de Skypezitting van 28 april 2021. Namens eiseres zijn haar gemachtigde en medisch adviseur [A] verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken, met inachtneming van de tussenuitspraak, het geconstateerde gebrek in het besluit van 20 februari 2020 te herstellen.
1.5
Het Uwv heeft op 9 juni 2021 een aanvullende motivering ingediend, in de vorm van een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 juni 2021. Eiseres heeft hierop een schriftelijke zienswijze, ondersteund door een rapport van [A] , gegeven.
1.6
De rechtbank heeft bepaald dat een andere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

De tussenuitspraak

2.1
Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2.2
In deze procedure is tussen partijen slechts in geschil of het Uwv per de juiste datum de IVA-uitkering aan de werknemer heeft toegekend. Ten aanzien hiervan heeft de rechtbank in de tussenuitspraak, kort gezegd, overwogen dat het besluit van 20 februari 2020 onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat niet is onderzocht of er op de door eiseres genoemde eerdere data al sprake was van duurzaamheid van de beperkingen van de werknemer. Althans, uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt onvoldoende dat deze data zijn beoordeeld.

Beoordeling van de herstelpoging

Aanvullende onderbouwing van het Uwv
3. Op 9 juni 2021 heeft het Uwv een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 juni 2021 ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in dit rapport dat er geen aanleiding is om het standpunt te wijzigen. Daarbij acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep van belang dat de medische informatie van de psychiater van Sinaï pas per 21 augustus 2019 bij het Uwv bekend is geworden. Dat de informatie van de psychiater (ook) gaat over de periode voor die datum is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden om met terugwerkende kracht van duurzaamheid van de beperkingen te kunnen spreken. Verder schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat als de brief van Sinaï van een andere datum zou zijn, dat dan die datum zou worden aangenomen.
Wat vindt de rechtbank?
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv het gebrek in de beslissing op bezwaar niet hersteld. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat niet de datum waarop verweerder de brief van Sinaï heeft ontvangen van belang is, maar wat er in die brief staat en op welke periode of tijdvak die informatie ziet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep lijkt dit wederom niet onderkend en onderzocht te hebben. De redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de verkregen informatie van Sinaï slechts per 21 augustus 2019 doorslaggevend kan zijn voor de beoordeling van de duurzaamheid van de beperkingen, kan de rechtbank dan ook niet volgen. Dit geldt ook voor het standpunt dat als de psychiater van Sinaï de brief op een andere datum had geschreven, dat dan die datum zou worden aangenomen. Ter illustratie: als in een brief van een medicus staat dat iemand bijvoorbeeld per datum X uitbehandeld is, dan is het niet relevant of die brief nou op datum Y of Z is geschreven dan wel ontvangen door het UWV. Datum X is dan de dag waarop duurzaamheid van die specifieke beperkingen aangenomen zou kunnen worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (wederom) ten onrechte de datum van de brief als leidend heeft gezien. Althans, uit het aanvullende rapport volgt niet of onderzocht is of uit de informatie van Sinaï een eerder datum voor een IVA-situatie volgt.
5. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 juni 2021 volgt dus nog steeds niet of de informatie van Sinaï ook inhoudelijk is beoordeeld, en of er op basis van deze informatie ook al per een eerdere datum duurzaamheid moet worden aangenomen. Mede gelet op het feit dat het hier om een werkgeversberoep gaat, brengt de aard van de betrokken belangen mee dat het besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid, zorgvuldig onderbouwt en inzichtelijk motiveert. Door nog steeds geen onderzoek te doen naar de door eiseres aangedragen data van begin maart 2018 en juni 2018, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een zorgvuldig onderzoek. Dit betekent dat de beslissing op bezwaar niet in stand kan blijven.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met de nadere motivering het gebrek in de medisch onderbouwing van de beslissing op bezwaar niet heeft hersteld. Het beroep van eiseres is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd.
7. Eiseres heeft de rechtbank verzocht zelf in de zaak te voorzien, maar de rechtbank kan dat niet doen. In de eerste plaats noemt eiseres zelf al twee mogelijke data voor het toekennen van een IVA-uitkering. Het is de rechtbank niet duidelijk per welke van die data de IVA-uitkering zou moeten worden toegekend. Dit vraagt om een inhoudelijke medische beoordeling, waarvoor de beoordeling door een arts nodig is.
8. De rechtbank zal het Uwv daarom opdragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Dit betekent dat (de verzekeringsarts bezwaar en beroep van) het Uwv in het kader van de medische heroverweging in bezwaar de medische informatie van Sinaï inhoudelijk moet beoordelen ten aanzien van de vraag of daaruit een eerdere datum volgt per wanneer er moet worden gesproken van duurzaamheid van de beperkingen van de werknemer. De datum waarop het Uwv deze informatie heeft ontvangen speelt daarbij geen rol. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Griffierecht en proceskosten
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na de bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
11. Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten voor de werkzaamheden van deskundige [A] . De rechtbank stelt deze kosten vast aan de hand van het Bpb, gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en dus met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003.
12. [A] heeft in zijn rapport van 24 maart 2020 aangegeven dat hij 80 minuten heeft besteed aan zijn advies. In zijn rapport van 15 juli 2021 geeft [A] aan dat hij 70 minuten heeft besteed aan dit advies. De rechtbank vindt een vergoeding op basis van 150 minuten redelijk. De rechtbank stelt deze vergoeding vast op 2,5 (uur) x € 134,04 (tarief) x 1,21 (BTW) = € 405,47. Voor de aanwezigheid op de zitting acht de rechtbank een vergoeding voor afgerond 1 uur redelijk, waarmee de vergoeding wordt vastgesteld op € 134,04 (tarief) x 1,21 (BTW) = € 162,19.
13. In totaal bedraagt de vergoeding voor de werkzaamheden van medisch adviseur [A] daarmee € 405,47 + € 162,19 = € 567,66.
14. Het totale bedrag aan proceskosten dat het Uwv moet vergoeden komt daarmee op
€ 2.437,66 (€ 1.870,- + € 567,66).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de beslissing op bezwaar van 20 februari 2020;
 draagt het Uwv op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
 draagt het Uwv op om het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
 veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.437,66.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.