ECLI:NL:RBMNE:2021:6722
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak WIA-IVA met betrekking tot de toekenning van een IVA-uitkering en de beoordeling van duurzaamheid van beperkingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.A. van der Steen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.S. Winkel. De zaak betreft een einduitspraak in het kader van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de toekenning van een IVA-uitkering aan een ex-werknemer van eiseres. Eiseres had verzocht om herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer, na een eerdere beslissing van het Uwv waarin de WIA-uitkering ongewijzigd werd voortgezet. In de beslissing op bezwaar van 20 februari 2020 verklaarde het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond en herzag het primaire besluit, waardoor de werknemer per 23 april 2019 in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering.
De rechtbank heeft in deze einduitspraak vastgesteld dat het Uwv het gebrek in de beslissing op bezwaar niet heeft hersteld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had onderzocht of er op eerdere data al sprake was van duurzaamheid van de beperkingen van de werknemer. De rechtbank benadrukte dat de datum waarop het Uwv de informatie van de psychiater ontving niet relevant is, maar dat de inhoud van die informatie en de periode waarop deze betrekking heeft, cruciaal zijn voor de beoordeling van de duurzaamheid van de beperkingen.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het Uwv opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische informatie van de psychiater inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en de proceskosten moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 2.437,66. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.