Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
[gedaagde sub 3],
[naam ],
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 december 2021 met producties 1 tot en met 28
- de op 13 december 2021 van [gedaagde sub 1] ontvangen conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8
- de op 13 december 2021 van [gedaagden c.s.] ontvangen producties 1 tot en met 15
- de mondelinge behandeling van 16 december 2021
- de pleitnota van [gedaagde sub 1]
- de pleitnota van [gedaagden c.s.]
2.Waar gaat de zaak over?
3.Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?
- hij van een relatie
- hij vanaf 20 juli 2021 een WhatsApp-gesprek heeft gevoerd met [gedaagde sub 3] , waarin deze vroeg of [C] een koper wist voor zijn siliciumzuurproduct. Ook schreef [gedaagde sub 3] dat de hiervoor genoemde relatie hem heeft gebeld voor siliciumzuur. [gedaagde sub 3] deelde mee dat als [C] kopers vindt, hij en [gedaagde sub 2] de opbrengst met hem zullen delen. [gedaagde sub 3] gaf aan dat hij over een technisch team voor siliciumzuur beschikt.
- hij op 30 augustus 2021 aanwezig was bij een telefoongesprek dat de hiervoor genoemde relatie met [gedaagde sub 2] voerde en dat hij dat gesprek heeft gehoord via de speaker van de telefoon. Hij hoorde dat:
- [gedaagde sub 3] in [vestigingsplaats] een fabriek bouwt voor de productie van biostimulanten;
- er in het bedrijf van [gedaagde sub 3] een eigen siliciumzuurproduct is ontwikkeld en wordt gemaakt;
- [gedaagde sub 2] dat product en het product van [eiseres] aan de relatie heeft gegeven om te testen bij de teelt van cannabis en dat hij weet dat deze die producten heeft getest;
- [gedaagde sub 2] meent dat het eigen product beter is;
- [gedaagde sub 2] zelf verder gaat met het siliciumzuurproduct, omdat het voor hem bij [eiseres] niet meer aantrekkelijk was;
- [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] in een samenwerkingsverband zitten;
- [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] er nog niet over uit zijn of ze het product onder een eigen label gaan verkopen;
- [gedaagde sub 2] een afspraak wil maken met de relatie om het product te bespreken.
- Het gaat om een mail van [F] aan [E] , beide van [consultancybureau] , waarin staat dat hij [gedaagde sub 1] heeft gesproken en dat het nieuwe product wordt getest dat ze gaan produceren in [land] . [gedaagde sub 1] zal de testproducten opsturen naar [land] . Verder staat er in de mail dat [gedaagde sub 1] en [concern] dit verder oppakken buiten [eiseres] om. En ook dat er meer producten aan [concern] worden “opgezet”, wederom buiten [eiseres] om en dat [concern] daarover is ingelicht door [gedaagde sub 1] .
- Daarop volgt de volgende e-mailcorrespondentie: nadat [E] in reactie op bovenstaande mail om bevestiging vraagt, zet [F] deze vraag door aan [gedaagde sub 1] , die daarop reageert met de mededeling dat er niets op papier staat en dat alles is besproken met een medewerker van [concern] die het intern heeft besproken. Ook biedt hij aan de monsters naar Schiphol te brengen.
1.016,00
4.De beslissing
€ 1.000 per dag gelden waarvoor die gedaagden dan hoofdelijk aansprakelijk zijn,