ECLI:NL:RBMNE:2021:6719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
528320
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke voogdij over minderjarigen na overlijden van de moeder en verblijfsstatus in Engeland

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2021 een tussenbeschikking gegeven in een voogdijkwestie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de tante van de minderjarigen, die in Engeland woont, tot voogd te benoemen na het overlijden van de moeder. De rechtbank heeft de GI, Samen Veilig Midden-Nederland, benoemd tot tijdelijk voogd over de kinderen, zodat kan worden onderzocht of de kinderen bij de tante kunnen wonen en een verblijfsvergunning kunnen krijgen. De kinderen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechtbank heeft de kinderen gehoord, maar niet alle minderjarigen konden worden gehoord vanwege hun leeftijd. De moeder van de kinderen is overleden, en de biologische vader heeft de kinderen niet erkend en is niet belast met het gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tante de meest geschikte persoon is om voor de kinderen te zorgen, maar heeft twijfels over de mogelijkheid van de kinderen om een langdurige verblijfsstatus in Engeland te verkrijgen na de Brexit. De rechtbank heeft daarom de beslissing over de voogdij aangehouden en de GI verzocht om informatie te verzamelen over de verblijfsstatus van de kinderen in Engeland. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de definitieve beslissing over de voogdij zal worden aangehouden tot er meer duidelijkheid is over de verblijfsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/528320 / FO RK 21-1009
Beschikking van 19 november 2021
in de zaak van:
De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland,
gevestigd in [plaatsnaam] ,
hierna te noemen de Raad,
met als belanghebbende:
[belanghebbende] ,
op dit moment verblijvende in [plaatsnaam] , wonende in het Verenigd Koninkrijk,
hierna te noemen mevrouw de tante.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 1 oktober 2021 een verzoekschrift (met bijlagen) ontvangen van de Raad waarin wordt verzocht om de tante tot voogd te benoemen over de nader te noemen minderjarigen: [minderjarige 1 (voornaam)] , [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 3 (voornaam)] .
1.2.
De rechtbank heeft aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , ondanks dat zij nog geen twaalf jaar oud zijn, gevraagd wat zij van het verzoek van de Raad vinden. Ze hebben op 28 oktober 2021 met de kinderrechter gesproken. Gelet op zijn leeftijd heeft de kinderrechter niet met [minderjarige 3 (voornaam)] gesproken. De Raad heeft tijdens het onderzoek wel met alle drie kinderen gesproken.
1.3.
Vervolgens is het verzoek besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 10 november 2021. Hierbij waren aanwezig:
  • de tante;
  • de heer [A] namens de Raad.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De moeder van de betreffende kinderen is:
[B], geboren op [geboortedatum 1] 1992 in [geboorteplaats 1] (Sierra Leone).
2.2.
Uit de moeder zijn de volgende kinderen geboren:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats 2] (hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] );
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3] 2012 in [geboorteplaats 3] (hierna te noemen [minderjarige 2 (voornaam)] );
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 4] 2017 in [geboorteplaats 3] (hierna te noemen [minderjarige 3 (voornaam)] ).
2.3.
De biologische vader van de kinderen is de heer [C] (hierna te noemen de vader). Hij heeft de kinderen niet erkend en is niet belast met het gezag over hen.
2.4.
De moeder is op [overlijdensdatum] 2021 in [plaatsnaam] overleden. De moeder was alleen belast met het gezag over de kinderen.

3.De beoordeling

Bevoegdheid van de rechtbank en het recht dat van toepassing is
3.1.
Aangezien de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van de zaak. [1] Het Nederlands recht is op het verzoek van de Raad van toepassing. [2]
De inhoudelijke beoordeling
3.2.
De kinderrechter zal de beslissing op het verzoek van de Raad aanhouden en de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, locatie [plaatsnaam] , hierna te noemen de GI, benoemen tot tijdelijke voogd over [minderjarige 1 (voornaam)] , [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 3 (voornaam)] . De kinderrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.3.
Op grond van artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank – indien van de ouders diegene overlijdt die het gezag over de kinderen alleen uitoefent – bepalen dat de overlevende ouder of een derde met het gezag over de kinderen wordt belast. Zoals vermeld, heeft de Raad verzocht om de tante tot voogd te benoemen. Evenals de Raad vindt ook de rechtbank de tante, ondanks dat zij in Engeland woont, de meest aangewezen persoon om de opvoeding en verzorging van de kinderen op zich te nemen. In Nederland zijn er geen andere personen uit het netwerk van de moeder die de zorg voor de kinderen op zich kunnen nemen. De vader van de kinderen woont in de Verenigde Staten en hij is niet in staat om naar Nederland te komen om voor de kinderen te zorgen. Daar komt bij dat de kinderen hem sinds 2017 niet meer hebben gezien. Wel hebben ze regelmatig telefonisch contact met de vader. De kinderen hebben een goede band met de tante. Voordat de moeder ziek werd, kwam de tante regelmatig naar Nederland om de moeder en de kinderen te kunnen zien. Ook hadden ze vaak telefonisch contact met elkaar. Hoewel de tante in Engeland op dit moment nog klein behuisd is, vinden zowel de Raad als de kinderrechter dat zij de geschikte persoon is om de kinderen verder te verzorgen. Ook de vader staat hierachter. Tijdens het gesprek dat de kinderrechter heeft gehad met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben zij verteld dat zij graag bij de tante in Engeland gaan wonen. Evenals de Raad realiseert de kinderrechter zich dat de verhuizing naar Engeland voor de kinderen ingrijpend zal zijn, maar de kinderrechter vindt het behoud van de sociale omgeving in Nederland in dit geval van ondergeschikt belang. Gelet op wat de kinderen hebben meegemaakt, vindt de kinderrechter het belangrijk dat de kinderen door hun eigen, vertrouwde netwerk kunnen worden opgevangen.
3.4.
De kinderrechter heeft dus geen zorgen over de opvoedcapaciteiten van de tante. Ondanks dat zal de kinderrechter de tante nu nog niet tot voogd over de kinderen benoemen. De reden hiervoor is dat de kinderrechter zich zorgen maakt over de vraag of de kinderen op eenvoudige wijze een langdurige verblijfsstatus in Engeland kunnen krijgen. Immers is door de Brexit het vrij verkeer van personen tussen de Europese Unie en Engeland beëindigd. De kinderrechter wil voorkomen dat de tante tot voogd wordt benoemd, maar de kinderen uiteindelijk niet op legale wijze voor lange tijd naar Engeland kunnen verhuizen. De Raad heeft zich zowel in het verzoek als tijdens de zitting niet uitgelaten over deze kwestie. De kinderrechter heeft inmiddels verschillende hulpbronnen om informatie gevraagd, maar hieruit kwam geen eensluidend antwoord. De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat er duidelijkheid komt op dit punt voordat een definitieve beslissing wordt genomen op het verzoek van de Raad. Om die reden zal de rechtbank de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, locatie [plaatsnaam] , tijdelijk tot voogd over de kinderen te benoemen. [3] De kinderrechter verzoekt de GI om nader uit te zoeken of de kinderen in aanmerking komen voor een langdurige verblijfsstatus in Engeland en zo ja, de tante te helpen met het aanvragen van deze verblijfsvergunning. Aangezien de GI in het kinderbeschermingskader zit, kan de GI hierover contact opnemen met de Centrale Autoriteiten van Nederland en Engeland om één en ander uit te zoeken en in gang te zetten.
3.5.
Zoals vermeld, zijn er geen twijfels over dat de voogdij over de kinderen het beste bij de tante kan worden belegd. Op het moment dat duidelijk is dat [minderjarige 1 (voornaam)] , [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 3 (voornaam)] een langdurige verblijfsstatus in Engeland zullen krijgen, zal de kinderrechter de tante dan ook alsnog tot voogd over de kinderen benoemen. Om misverstanden te voorkomen, brengt de rechtbank tot uitdrukking wat het inhoudt als de tante volgens Nederlands recht benoemd wordt tot voogd over de kinderen. Dit wordt bepaald in artikel 1:245 lid 2 jo. lid 4 BW:
“Artikel 1:245 BW:
Minderjarigen staan onder gezag.
Onder gezag wordt verstaan ouderlijk gezag dan wel voogdij.
Ouderlijk gezag wordt door de ouders gezamenlijk of door één ouder uitgeoefend. Voogdij wordt door een ander dan een ouder uitgeoefend.
Het gezag heeft betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte.
(…)”
3.6.
De voogdij heeft dus betrekking op zowel de persoon van de minderjarige als het bewind over zijn/haar vermogen. De voogd vertegenwoordigt de minderjarige in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte.
3.7.
De rechtbank zal de definitieve beslissing op het verzoek van de Raad aanhouden tot de in het dictum (onder punt 4 van deze beschikking) genoemde datum in afwachting van informatie van de GI over de aanvraag van een verblijfsvergunning voor de kinderen
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
benoemt de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, locatie [plaatsnaam] (ex artikel 1:296 van het Burgerlijk Wetboek) tot tijdelijk voogd over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3] 2012 in [geboorteplaats 3] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 4] 2017 in [geboorteplaats 3] ;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
houdt de beslissing voor het overige aan tot
21 februari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. M.N. Cheuk A Lam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (Brussel II bis)
2.Artikel 15 lid 1 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996)
3.Artikel 1:296 van het Burgerlijk Wetboek (BW)