ECLI:NL:RBMNE:2021:6707

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/16/525272 / FO RK 21-763
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader over minderjarigen in het kader van de kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2021 een tussenbeschikking uitgesproken over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen, omdat de vader sinds 2016 niet meer betrokken is in het leven van de kinderen en zijn verblijfplaats onbekend is. De moeder is het niet eens met het verzoek om haar gezag te beëindigen en heeft verzocht om een eenhoofdig gezag over de kinderen. De rechtbank heeft besloten het verzoek van de Raad ten aanzien van de vader toe te wijzen, maar het verzoek ten aanzien van de moeder aan te houden in afwachting van nadere informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is om het gezag van de vader te beëindigen, omdat dit in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om te overleggen over de verdere procedure en de standpunten van de moeder en de Raad te vernemen voor de verdere voortgang van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/525272 / FO RK 21-763
Beëindiging van het ouderlijk gezag
Beschikking van 29 november 2021
in de zaak van:
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,regio Midden-Nederland, hierna: de Raad
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], hierna: [minderjarige 1 (voornaam)] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2], hierna: [minderjarige 2 (voornaam)] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna: de moeder,
advocaat mr. M.J.N. Koek,
[belanghebbende 2] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna: de vader,
[belanghebbende 3] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna: de pleegmoeder.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de Raad (met bijlagen), binnengekomen op 15 juli 2021;
  • de brief van de Raad van 16 september 2021;
  • het e-mailbericht van de moeder van 17 september 2021;
  • het verweerschrift van de moeder, binnengekomen op 23 november 2021.
1.2.
Het verzoek is door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 29 november 2021. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de pleegmoeder;
  • de heer [A] namens de Raad.
1.3.
De vader woont op een voor de rechtbank onbekende plek. Hij is daarom opgeroepen via de Staatscourant, maar hij is niet ter zitting verschenen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Het verzoek van de Raad ziet op de minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] .
2.2.
Het verzoek van de Raad zag oorspronkelijk ook op [B] , geboren op [geboortedatum 3] 2003 te [geboorteplaats] . Zij is inmiddels achttien jaar oud en dus meerderjarig. Dat betekent dat de rechtbank niet meer hoeft te beslissen op het verzoek ten aanzien van [B (voornaam)] .
2.3.
De vader is de biologische vader van [minderjarige 2 (voornaam)] , maar niet van [minderjarige 1 (voornaam)] . De vader heeft [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] erkend in 2013. Daarna is hij in 2014 met de moeder getrouwd. Hierdoor hebben de ouders samen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.
2.4.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven sinds 2016 door middel van een vrijwillige netwerkplaatsing bij de pleegmoeder (tante moederszijde).
2.5.
De Raad vraagt de rechtbank nu om het gezag van de ouders te beëindigen en de pleegmoeder met de voogdij te belasten. Dat betekent dat de pleegmoeder in plaats van de ouders voortaan de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] mogen nemen.
2.6.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de Raad. Zij vind dat het verzoek van de Raad om haar gezag te beëindigen moet worden afgewezen.
Indien de rechtbank het verzoek van de Raad om het gezag van de ouders te beëindigen afwijst, verzoekt de moeder
primairom haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ,
subsidiairom een nader onderzoek te gelasten en
meer subsidiairom een omgangsregeling vast te stellen tussen de moeder en [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , in die zin dat de kinderen wekelijks van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de moeder verblijven en de helft van de schoolvakanties.
2.7.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad ten aanzien van de vader toewijzen en zijn gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] beëindigen. De rechtbank zal het verzoek van de Raad ten aanzien van de gezagsbeëindiging van de moeder aanhouden. Ook zal de rechtbank de zelfstandige voorwaardelijke verzoeken van de moeder aanhouden.
De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Gezagsbeëindiging van de vader
3.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder of van beide ouders beëindigen als de kinderen opgroeien op een manier waardoor zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en de ouders niet in staat zijn dit ter veranderen op een, voor de kinderen aanvaardbare termijn. De aanvaardbare termijn is de periode waarbinnen voor de kinderen duidelijk moet zijn waar zij zullen opgroeien. [1]
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het gezag van de vader moet worden beëindigd. Het is voor iedereen duidelijk dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] niet bij de vader zullen opgroeien. De vader is sinds 2016 niet meer betrokken bij het leven van de kinderen. Het is voor de moeder, de pleegmoeder, de kinderen en instanties onduidelijk waar de vader verblijft. De moeder heeft ter zitting verteld dat zij de vader sinds 2019 niet meer heeft gezien of gesproken. Het werkt belemmerend dat de vader nog steeds gezag heeft. Hierdoor kan de moeder onder meer geen paspoort voor de kinderen aanvragen omdat de benodigde toestemming van de vader daarvoor ontbreekt. Op dit moment kunnen er geen belangrijke beslissingen over de kinderen genomen worden. Dat is niet in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De rechtbank stelt vast dat de vader onvindbaar is en al jaren geen uitvoering geeft aan zijn gezag. Er is geen aanleiding om te denken dat hier nog verandering in zal komen. Daarom is het noodzakelijk in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] dat het gezag van de vader wordt beëindigd.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.4.
De rechtbank zal deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Gezagsbeëindiging van de moeder en voogdij
3.5.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad om het gezag van de moeder te beëindigen aanhouden.
3.6.
Het is voor de rechtbank nog onduidelijk of een gezagsbeëindiging van de moeder met benoeming van de pleegmoeder tot voogd op dit moment het meest in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] is. Op de zitting is bevestigd , wat ook de Raad na onderzoek had geconstateerd, dat de verstandhouding tussen de moeder en de pleegmoeder erg goed is. Zij kunnen samen goed afspraken maken over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat is voor de kinderen heel fijn en heel belangrijk. Op de zitting is besproken welke mogelijkheden er zijn voor het gezag over de kinderen. Naar aanleiding daarvan heeft de advocaat van de moeder verzocht om de zaak aan te houden zodat zij met de moeder en de pleegmoeder kan overleggen, of bijvoorbeeld een verzoek op grond van artikel 1:253t BW in hun ogen een passender oplossing zou zijn dan het benoemen van de pleegmoeder als voogd.
3.7.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om te overleggen. De rechtbank vindt het daarbij belangrijk voor de kinderen dat er snel duidelijkheid komt. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om de zaak aan te houden voor de duur van twee weken. De rechtbank wil van de moeder vernemen wat haar standpunt is in deze procedure en of zij nog een aanvullend verzoek wenst te doen. Ter zitting is afgesproken dat zij haar reactie ook naar de heer [A] van de Raad zal sturen en dat de Raad nog in de gelegenheid wordt gesteld om de rechtbank te informeren of de Raad nog nader wenst in te gaan op de reactie van de moeder.
Vervolg van de procedure
3.8.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad en de zelfstandige voorwaardelijke verzoeken van de moeder aanhouden. Doordat de rechtbank het gezag van de vader heeft beëindigd, is de moeder op dit moment alleen belast met het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
3.9.
Uiterlijk vóór 13 december 2021 wil de rechtbank het standpunt van de moeder in deze procedure vernemen en uiterlijk vóór 20 december 2021 wil de rechtbank van de Raad vernemen of zij nog nader willen reageren op het standpunt van de moeder en hoeveel tijd zij daarvoor nodig hebben. Na ontvangst van de stukken van de moeder en de Raad zal de rechtbank beslissen over de verdere voortgang van de procedure. Dat zou – afhankelijk van de reacties – eventueel ook met een schriftelijke afdoening kunnen. Partijen kunnen dat in hun reacties erbij vermelden, zodat de rechtbank daar rekening mee kan houden.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezag van de vader over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] ;
4.2.
houdt het overig of anders verzochte aan tot
13 december 2021, met het verzoek aan (de advocaat van) de moeder om uiterlijk vóór die datum te laten weten wat haar standpunt is in deze procedure en met het verzoek aan de Raad om uiterlijk
20 december 2021de rechtbank te informeren of zij nog nader wensen te reageren op de reactie van de moeder;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de uitspraak (beschikking) van (kinder)rechters mr. V.M.M. van Amstel (voorzitter), mr. M.W.V. van Duursen en mr. R.M. Maliepaard, tot stand gekomen in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 december 2021.

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW).