ECLI:NL:RBMNE:2021:6704

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
16/098818-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreigingen en mishandelingen

Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder bedreiging, mishandeling en vernieling. De zaak werd behandeld in Utrecht en betrof twee parketnummers: 16/098818-21 en 16/229401-20. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 november 2020 een kunststof spatscherm heeft vernield en een receptioniste heeft mishandeld door dit scherm naar haar te gooien, waardoor zij verwondingen opliep. Daarnaast heeft de verdachte op verschillende momenten bedreigingen geuit aan hulpverleners en politieambtenaren, waarbij hij expliciet geweld heeft beloofd. De rechtbank heeft de verdachte in een aantal feiten vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overige ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een schizospectrumstoornis en verslavingsproblemen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van vier weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde politieambtenaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/098818-21 en 16/229401-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de politierechter van 4 januari 2021 en 23 april 2021, alsmede op de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 26 oktober 2021. Op deze laatste datum heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden. Op de genoemde zittingen van de politierechter is enkel de strafzaak met parketnummer 16/229401-20 aan de orde geweest en deze zaak is op 23 april 2021 verwezen naar de meervoudige strafkamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen door de gemachtigde raadsvrouw,
mr. A.M. Beuwer, advocaat te Utrecht naar voren is gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij [politieambtenaar 1] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/098818-21:
feit 1:
op 27 november 2020 te [woonplaats 2] een (kunststof) (spat)scherm van [instantie] heeft vernield;
feit 2:
op 27 november 2020 te [woonplaats 2] [ slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) een (kunststof) (spat)scherm in de richting van die [ slachtoffer 1] en/of de balie te gooien, waardoor die [ slachtoffer 1] door een of meerdere scherven is geraakt;
feit 3:
op 8 januari 2021 te [woonplaats 2] [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 4:
in de periode van 31 januari 2021 tot en met 1 februari 2021 te [woonplaats 2] [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
16/229401-20:
feit 1:
op 12 september 2020 te [woonplaats 2] de politieambtenaren [politieambtenaar 1] en/of [politieambtenaar 2] heeft beledigd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening;
feit 2:
op 12 september 2020 te [woonplaats 2] [politieambtenaar 2] heeft bedreigd;
feit 3:
op 11 september 2020 te [woonplaats 2] zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding;
feit 4:
in de periode van 20 juli 2020 tot en met 15 augustus 2020 te [woonplaats 2] [slachtoffer 4] heeft bedreigd;
feit 5:
in de periode van 30 juli 2020 tot en met 13 augustus 2020 te [woonplaats 2] [contactpersoon] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 16/098818-21 feit 4 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De door [slachtoffer 2] gedane aangifte wordt volgens de officier van justitie onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft dan ook verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken.
Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat wat betreft de onder 16/229401-20 ten laste gelegde bedreiging van [contactpersoon] enkel de op 13 augustus 2020 gedane bedreiging via Whatsapp bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden van de onder 16/098818-21 feit 2 ten laste gelegde mishandeling van [ slachtoffer 1] , alsmede van de bedreiging(en) van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [contactpersoon] . Deze feiten zijn ten laste gelegd onder respectievelijk 16/098818-21 feiten 3 en 4 en 16/229401-20 feiten 4 en 5.
Voor zover het onder 16/229401-20 feit 1 ten laste gelegde ziet op de belediging van verbalisant [politieambtenaar 1] kan een bewezenverklaring volgen. Dit geldt volgens de raadsvrouw eveneens voor de belediging van verbalisant [politieambtenaar 2] met het woord “sukkel”. Voor de overige ten laste gelegde bewoordingen ten aanzien van [politieambtenaar 2] dient eveneens vrijspraak te volgen omdat hiervoor onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn, aldus de raadsvrouw.
De overige feiten, te weten de vernieling van een spatscherm (16/098818-21 feit 1), de bedreiging van verbalisant [politieambtenaar 2] (16/229401-20 feit 2) en het verzet tegen de aanhouding (16/229401-20 feit 3) kunnen volgens de raadsvrouw wettig en overtuigend bewezen worden.
Verweren en standpunten die besprekingen behoeven zullen bij de overwegingen van de rechtbank worden weergegeven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 4 onder 16/098818-21
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte de onder 16/098818-21 feit 4 ten laste gelegde bedreiging heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte in zoverre dan ook vrijspreken.
De bewijsmiddelen
16/098818-20 [1]
T.a.v. feiten 1 en 2:
De verklaring van aangeefster [ slachtoffer 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben receptioniste bij [instantie] aan de [adres 2] te [woonplaats 2] . Op 27 november 2020 kwam [verdachte] binnen. Ik zag en hoorde dat [verdachte] tierend de kamer uitliep en richting de balie kwam. Ik zag dat [verdachte] woest het kunststof scherm van de balie oppakte en vastpakte en met volle vaart over de balie gooide richting mij. Ik zat op dat moment achter de balie. Het scherm sloeg kapot op de balie en de scherven vlogen in het rond. Hierbij kwam een stuk kunststof op mijn hand en een stuk op mijn borst. Ik voelde op mijn hand pijn van het kunststof scherm wat op mijn linker hand terecht was gekomen. Het bloedde op dat moment behoorlijk, de wond was klein maar erg gevoelig. Later op de avond thuis voelde en zag ik dat ik een klein wondje op mijn borstbeen aan de linkerzijde had. [2]
De eigen waarneming van de rechtbank, inhoudende:
Op foto 1 in de bijlage bij de aangifte is op de linkerhand een wondje te zien. [3]
De verklaring van getuige [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 27 november 2020 zag ik [verdachte] samen met zijn moeder bij ons het kantoor binnen lopen in de [adres 2] te [woonplaats 2] . Ik hoorde een hoop geschreeuw. [4] Ik hoorde dat dit de stem van [verdachte] was. Ik hoorde dat er spullen vernield werden. Ik ben gelijk gaan kijken bij de receptie. Ik zag dat het spatscherm voor de corona was omgegooid en kapot was. [5]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Er is aangifte tegen jou gedaan omdat je op vrijdag 27 november 2020 een corona spatscherm naar een medewerker hebt gegooid.
A: Ik hoorde dat ik gedwongen opgenomen diende te worden. Ik ben vervolgens heel erg kwaad geworden. [6]
T.a.v. feit 3:
De verklaring van [slachtoffer 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als persoonlijk begeleider bij [instantie] . Ik wil aangifte doen tegen een cliënt [verdachte] . Op 8 januari 2020 bevond ik mij op het kantoor op de [adres 2] te [woonplaats 2] . Aldaar werd ik aangesproken door [slachtoffer 5] . Wij hebben met de telefoon van mijn collega [slachtoffer 5] gebeld naar [verdachte] . De telefoon stond op luidspreker en dit hebben wij ook aangekondigd bij [verdachte] . [7] Uit het niets hoorde ik [verdachte] zeggen: “ik snijd jullie kelen door.”. Ik zie [verdachte] zeker in staat tot het plegen van geweld richting hulpverleners. [8]
De verklaring van [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [instantie] en ben de persoonlijk begeleider en de eerste verantwoordelijke van de cliënt genaamd [verdachte] . [9] Op 8 januari 2020 belde [verdachte] mij op. Ik belde terug en mijn collega [slachtoffer 6] was hierbij. Dit gaf ik door aan [verdachte] . Ik gaf ook door dat ik mijn mobiel op de luidspreker zette zodat [slachtoffer 6] alles mee kon horen. Wij hoorden dat hij toen zei: “is goed, ik kom er nu aan, ik snij jullie keel door” of woorden van gelijke strekking. Wij namen deze bedreiging heel serieus vooral omdat hij in staat is om fysiek de confrontatie aan te gaan. [10]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Volgens de aangevers zou je het volgende telefonisch tegen hun hebben gezegd “ik snijd jullie kelen door”.
A: Ik was zo kwaad. Ik heb dingen geroepen. [11]
16/229401-20 [12]
T.a.v. feit 1:
De bevindingen van verbalisant [politieambtenaar 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 12 september 2020 omstreeks 00.15 uur kwam ik ter plaatse op de [adres 1] te [woonplaats 2] . Verdachte keek mij recht in mijn gezicht aan en ik hoorde hem zeggen: “Jij kanker mongool dat jij bent. Jij moet je mond helemaal dicht houden mongool.” Vervolgens zag ik dat hij mijn collega [politieambtenaar 2] recht in het gezicht aankeek en riep: “wat moet jij sukkel, jij.” Ik zag dat hij de buurvrouw wilde aanvallen. Op dat moment besloten wij hem aan te houden voor belediging en om te voorkomen dat de situatie daar zou escaleren. Ik zag dat mijn collega [politieambtenaar 2] hem bij zijn arm pakte en samen met hem probeerde ik de verdachte onder controle te houden. Ik zag en voelde dat hij zich los rukte en bewoog in andere richting dan ik hem trachtte te brengen. Ik zag dat hij zijn armen omhoog probeerde te brengen om in onze richting te kunnen slaan. [13] Ik voelde dat hij met zijn armen begon te zwaaien. Ik voelde dat hij probeerde aan zijn aanhouding te ontkomen door zich los te rukken en bewegingen te maken naar mijn gezicht. [14]
De aangifte van [politieambtenaar 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van belediging en wederspannigheid gepleegd op 12 september 2020 door verdachte [verdachte] . Ik merk dat dit soort beledigingen van een verdachte niet alleen mijn eer en goede naam aantasten, maar dat ze ook het uitvoeren van mijn werk erg moeilijk maken. [15]
De bevindingen van verbalisant [politieambtenaar 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 12 september 2020 was ik werkzaam ten behoeve van de politie Midden-Nederland te [woonplaats 2] . Wij werden gezonden naar [perceelnummer] . De deur werd open gedaan door [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] vervolgens: “Mongool” zei tegen collega [politieambtenaar 1] . [16] Ik zag dat [verdachte] mij aankeek en zei: “Wat moet jij dan sukkel” of woorden van gelijke strekking. Ik zag en hoorde dat [verdachte] begon te schreeuwen en te schelden in de richting van de overburen. Ik zag dat de situatie aan het escaleren was. Ik zag dat collega [politieambtenaar 1] [verdachte] vastpakte. Ik maakte hierop uit dat [politieambtenaar 1] [verdachte] had aangehouden. Ik pakte vervolgens de arm van [verdachte] vast en probeerde hem onder controle te brengen. Ik voelde dat [verdachte] zijn arm bewoog in een andere beweging alwaar ik hem trachtte te bewegen. In ons dienstvoertuig hoorde ik dat [verdachte] mij met verheven stem begon te beledigen en te bedreigen. Ik hoorde dat [verdachte] het volgende naar mij schreeuwde tijdens de rit:
- kankerjood;
- kankermongool;
- de straat neukt je hele kankerfamilie
- ik neuk je kankermoeder, kanker flikker;
- je bent maar een vieze kankeragent die niets voorstelt;
- wacht maar vriend, ik kom je wel tegen op straat en dan snij ik je hoofd eraf, kanker flinker;
- ik bijt je kankerhoofd eraf. [17]
De aangifte van [politieambtenaar 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van belediging en bedreiging gepleegd op 12 september 2020 aan de [adres 1] te [woonplaats 2] . Ik voelde mij door deze beledigingen in mijn eer en goede naam aangetast en ik ervaar de bedreigingen ook echt als bedreigend. [18]
T.a.v. feit 4:
De verklaring van [slachtoffer 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Pleegplaats: [woonplaats 2] .
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Bij mij bestond de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen.
Een van mijn cliënten is [verdachte] , wonende aan de [adres 1] te [woonplaats 2] . [19] Ik heb de volgende Whatsapp berichten waarin bedreigingen staan van [verdachte] ontvangen:
Op 20 juli 2020: “als je vrijdag komt snij ik je hoofd eraf.”
Op 29 juli 2020: “jij bent dood kankerslet.”
Op 12 augustus 2020: “ik maak jullie allemaal kapot.”
Op 15 augustus 2020: “voordat je het weet heb je een kogel in je kop.” [20]
Voornoemde Whatsappberichten zijn als bijlage bij de aangifte gevoegd. [21]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: wie is mevrouw [slachtoffer 4]
A: Dat is [voornaam] .
V: Wat heb je tegen haar gezegd?
A: Dat ik haar dood zou maken.
A: U toont mij de Appberichten en ja die heb ik geschreven. [22]
T.a.v. feit 5:
De verklaring van [contactpersoon] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [woonplaats 2] .
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Bij mij bestond de overtuiging dat de verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou brengen.
[verdachte] is een cliënt van mij. [verdachte] is woonachtig aan de [adres 1] in [woonplaats 2] . Op 13 augustus 200 ontving ik meerdere Whatsappberichten van [verdachte] . Ik ontving onder andere het volgende bericht: “gestoorde kk slet, ik snij jullie allemaal open.” [23] Ik weet niet meer waartoe hij in staat is. [24]
Voornoemd Whatsappbericht is als bijlage bij de aangifte gevoegd. [25]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
A: Mijn contactpersoon is [contactpersoon] . Als ik ruzie heb app of sms ik haar wel eens. De uitdraai van het appverkeer herken ik, dat heb ik geschreven. [26]
Bewijsoverwegingen
I
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de ten laste gelegde bedreigingen in de richting van de hulpverleners op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen omdat bij de hulpverleners niet daadwerkelijk de vrees is ontstaan dat verdachte de geuite bedreigende bewoordingen ten uitvoer zou brengen. De door de hulpverleners gedane aangiften hadden enkel tot doel een grens te stellen aan het gedrag van verdachte, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in hun aangiften – kort gezegd – hebben verklaard dat zij de door verdachte geuite bedreiging serieus namen en dat zij hem in staat achtten fysiek de confrontatie aan te gaan. Aangevers [slachtoffer 4] en [contactpersoon] hebben verklaard dat zij de overtuiging hadden dat verdachte de bedreiging daadwerkelijk zou uitvoeren. Uit de door aangevers afgelegde verklaringen volgt derhalve dat de door verdachte geuite bewoordingen daadwerkelijk vrees hebben opgewekt bij de aangevers. Dat de aangevers, die allen als hulpverlener bij verdachte betrokken waren, ook aangifte hebben gedaan omdat zij aan verdachte een grens wilden stellen, maakt dat niet anders.
Verder overweegt de rechtbank dat nog afgezien van de door de raadsvrouw opgeworpen vraag of de hulpverleners zich door de door verdachte geuite bewoordingen bedreigd voelden het voor een bewezenverklaring van bedreiging vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees
konontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat daadwerkelijk vrees is opgewerkt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte. Gelet op de door verdachte geuite bewoordingen in de richting van de genoemde hulpverleners, zoals deze volgen uit de bewijsmiddelen,
konbij de aangevers ook de genoemde redelijke vrees ontstaan.
II
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 16/229401-20 feit 3 aangevoerd dat verdachte zich weliswaar tegen de politieambtenaren heeft verzet, maar dat niet valt vast te stellen dat voorafgaand aan dit verzet één van de politieambtenaren verdachte heeft medegedeeld dat hij was aangehouden.
Uit de processen-verbaal van bevindingen van [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] volgt dat zij op 12 september 2020 bij de woning van verdachte ter plaatse zijn gekomen. Aldaar zijn zij door verdachte beledigd en zagen zij dat verdachte een conflict had met de buurvrouw. Dit conflict dreigde verder te escaleren en om dat te voorkomen, hebben zij verdachte toen aangehouden. Of bij deze aanhouding de woordelijke mededeling is gedaan dat verdachte werd aangehouden, volgt niet eenduidig uit de bevindingen van de verbalisanten. Anders dan door de raadsvrouw is bepleit, hoeft een aanhouding niet te bestaan uit, of te worden voorafgegaan door, een mededeling aan verdachte dat hij is aangehouden. Het aanhouden van een verdachte kan ook bestaan uit het (enkele) vastpakken van verdachte, waarvan in dit geval sprake is geweest. Daarbij merkt de rechtbank op dat, gelet op hetgeen aan de aanhouding vooraf is gegaan (de beledigingen van politieambtenaren en een dreigende escalatie van een conflict met de buurvrouw), verdachte heeft kunnen en moeten begrijpen dat op het moment dat hij werd vastgepakt, sprake was van een aanhouding.
III
De raadsvrouw heeft verder nog meerdere bewijsverweren gevoerd, maar deze vinden hun weerlegging in de voornoemde bewijsmiddelen. Hierbij merkt de rechtbank op dat een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van hetgeen de verbalisant zelf heeft waargenomen voldoende bewijskracht heeft om te voldoen aan het bewijsminimum.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/098818-21
1.
op 27 november 2020 te [woonplaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk
een kunststof spatscherm, dat toebehoorde aan [instantie] heeft vernield.
2.
op 27 november 2020 te [woonplaats 2] [ slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht een kunststof spatscherm in de richting van die [ slachtoffer 1] en de balie te gooien, waardoor voornoemd scherm in stukken is gebroken en die [ slachtoffer 1] scherven is geraakt.
3.
op 8 januari 2021 te [woonplaats 2] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik kom er nu aan, ik snijd jullie kelen door."
16/229401-20
1.
op 12 september 2020 te [woonplaats 2] , opzettelijk meerdere politieambtenaren, te weten [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
- die [politieambtenaar 1] de woorden toe te voegen:
"kankermongool" en "mongool" en
- die [politieambtenaar 2] de woorden toe te voegen:
"sukkel", "kankerjood", "kankermongool", "de straat neukt je hele kankerfamilie",
"ik neuk je kankermoeder, kanker flinker", "je kankerhoofd" en "je bent maar
een vieze kankeragent die niets voorstelt.”
2.
op 12 september 2020 te [woonplaats 2] , [politieambtenaar 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [politieambtenaar 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- "wacht maar vriend, ik kom je nog wel tegen op straat en dan snij ik je hoofd
eraf" en
- "ik bijt je kankerhoofd eraf".
3.
omstreeks 11 september 2020 te [woonplaats 2] , zich met geweld heeft verzet tegen meerdere politieambtenaren, te weten [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 1]
, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten
de aanhouding van de verdachte, door
- zijn lichaam in een richting te bewegen en te rukken en trekken
tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te
bewegen en
- met zijn armen te zwaaien en om zich heen te slaan.
4.
in de periode van 20 juli 2020 tot en met 15 augustus 2020 te [woonplaats 2] , [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] via WhatsApp dreigend de woorden toe te voegen:
- "als je vrijdag komt snij ik je hoofd eraf",
- "ik ga jullie kapot maken",
- "jij bent dood kankerslet",
- "wacht maar ik maak jullie helemaal kapot" en
- "voordat je het weet heb je een kogel in je kop."
5.
Op 13 augustus 2020 te [woonplaats 2] , [contactpersoon] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [contactpersoon] via
WhatsApp dreigend de woorden toe te voegen:
"gestoorde kk slet, ik snij jullie allemaal open, wacht maar."
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 16/098818-21 feiten 1, 2, 3 en 16/229401-20 feiten 1, 2, 3, 4, en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 16/098818-21 feit 1 en 2bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
eendaadse samenloop van:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en
mishandeling.
Het
onder 16/098818-21 feit 3 en het onder 16/229401-20 feit 4bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder
16/229401-20 feit 1bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het
onder 16/229401-20 feit 2 en het onder 16/229401-20 feit 5bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het
onder 16/229401-20 feit 3bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
wederspannigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een eventuele gevangenisstraf te beperken tot de dagen die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest en aan verdachte daarnaast een (deels voorwaardelijke) taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [contactpersoon] . Deze personen waren allen als hulpverlener bij verdachte betrokken. De verdachte heeft met de door hem geuite bewoordingen bij deze hulpverleners angst en vrees teweeg gebracht. Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele manier rekening gehouden met het effect van zijn woorden op de slachtoffers, maar hierbij telkens alleen zijn eigen frustraties en woede op de voorgrond gesteld.
Deze frustraties en woede waren ook aanwezig op het moment dat hij in het pand bij [instantie] aanwezig was en daarbij in zijn ogen geen goede mededeling kreeg. Als reactie daarop is hij naar de balie gelopen en heeft hij daar een kunststof (corona) spatscherm in de richting van receptioniste [ slachtoffer 1] gegooid. Dit slachtoffer heeft stukken van het spatscherm tegen zich aan gekregen en heeft als gevolg van verdachtes handelen pijn en letsel opgelopen. Het is kwalijk dat verdachte met zijn handelen voorbij is gegaan aan de lichamelijke integriteit van [ slachtoffer 1] en het spatscherm door verdachtes toedoen is vernield.
Tenslotte heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan het beledigen van twee politieambtenaren, het bedreigen van één politieambtenaar en het plegen van verzet tegen deze politieambtenaren. Bij het door de verdachte gepleegde verzet heeft politieambtenaar [politieambtenaar 1] letsel aan zijn knie opgelopen. Verdachte had daarbij geen enkel respect voor de gezagsdragers.
De persoon van verdachte
Uit het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 16 september 2021 is gebleken dat verdachte in het verleden meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld, maar dat deze feiten van te lang geleden dateren om in strafverzwarende zin rekening mee te houden en dat de laatste veroordeling dateert van 11 februari 2015. Na deze veroordeling is verdachte behoudens de onderhavige feiten niet meer met justitie in aanraking gekomen.
Naar de persoon van verdachte heeft R. Bout , GZ-psycholoog, onderzoek verricht. In het door hem opgemaakte rapport van 1 juni 2021 staat beschreven dat verdachte zijn medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Volgens de psycholoog is bij verdachte sprake van een andere gespecificeerde schizospectrumstoornis en stoornissen in het gebruik van alcohol, cannabis, cocaïne en speed. Tevens is bij verdachte sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten waren deze psychische stoornissen aanwezig en werd verdachte daar, met uitzondering van de schizospectrumstoornis, ook door beïnvloed. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies uit het rapport over. Hoewel het rapport enkel is opgemaakt ter zake de onder 16/229401-20 ten laste gelegde feiten zal de rechtbank verdachte alle bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekenen. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de hardnekkigheid van de stoornissen en het feit dat het om min of meer dezelfde soort feiten gaat en deze relatief kort nadien hebben plaatsgevonden.
Verder is gebleken dat de voorlopige hechtenis van verdachte door de rechter-commissaris onder strikte voorwaarden is geschorst. Uit het hierna te noemen reclasseringsrapport is gebleken dat verdachte zich niet aan de hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden.
Strafkader
Bij de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in het hiervoor geldende wettelijk strafmaximum, en op de straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank rekening met de hieronder genoemde adviezen van de psycholoog en de reclassering.
Volgens psycholoog Bout kan uit de risicotaxatielijsten geconcludeerd worden dat er veel risicofactoren aanwezig zijn en dat verdachte over zeer weinig beschermende factoren beschikt. De kans op gewelddadig gedrag op zowel de korte- als de lange termijn wordt ingeschat als hoog. Om recidive in de toekomst te verminderen zou gedacht kunnen worden aan een ambulante behandeling bij een polikliniek gespecialiseerd in persoonlijkheidspathologie. Voor verdachtes verslavingsproblematiek zal, bij ernstige terugval in gebruik, een kortdurende klinisch detox-traject met aansluitende ambulante hulp, mogelijk enig positief resultaat kunnen voortbrengen. In een aanvullend schrijven heeft de psycholoog, ondanks de ambivalente houding van verdachte, geadviseerd de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf.
Namens Inforsa heeft mw. J. op ’t Hof, reclasseringswerker, een rapport opgesteld. In dit rapport van 12 oktober 2021 staat beschreven dat verdachte al meerdere jaren bij de hulpverlening bekend is en dat verdachte diverse ambulante en klinische trajecten heeft doorlopen. Dit alles zonder een langdurig positief resultaat. Een schorsingstoezicht opgelegd op 14 april 2021 is onuitvoerbaar gebleken. Weliswaar kan geconcludeerd worden dat de risico’s onverminderd hoog zijn en dat behandeling en abstinentie van middelen noodzakelijk blijven, maar dat gezien verdachtes complexe relatie met hulpverleners en zijn ambivalente houding ten opzichte van behandeling en de onuitvoerbaarheid van het schorsingstoezicht een gedragsverandering middels een justitieel kader niet haalbaar is.
Nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht risico’s te beperken en gedrag te veranderen, heeft zij geadviseerd om bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Over het opleggen van een taakstraf heeft verdachte tegenover de reclassering gesteld dat hij niet langer dan een half uur per dag een activiteit kan ondernemen. Door referent [referent] wordt ingeschat dat verdachte maximaal twee uur op een dag zou kunnen worden. Volgens de reclassering bemoeilijkt dit de uitvoering van een taakstraf.
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten, het beschreven verloop van eerder opgelegde (schorsings)voorwaarden en de onmogelijkheid tot het uitvoeren van voorwaarden, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen zal een deel daarvan, te weten 2 weken, in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal een proeftijd van 3 jaren worden verbonden.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft verzocht het bevel tot schorsing tot voorlopige hechtenis op te heffen, zodat verdachte een op te leggen gevangenisstraf gelijk kan ondergaan.
De raadsvrouw heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen zodat verdachte een (eventueel) hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
Bij de beoordeling of de schorsing in de onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen niet dermate zwaar dat de voorlopige hechtenis weer moet herleven. De rechtbank zal dan ook het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[politieambtenaar 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1000,00. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/229401-20 feit 3 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat onvoldoende valt vast te stellen dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de door verdachte gepleegde wederspannigheid. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot dezelfde conclusie dient te komen omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is. De raadsvrouw heeft zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag gematigd dient te worden tot hooguit € 250,-
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank wijst hierbij, naast hetgeen is vermeld in de vordering, op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [politieambtenaar 1] , waarin hij beschrijft dat hij door toedoen van het verzet van verdachte is gevallen en daarbij direct pijn in zijn knie voelde (pag. 31), alsmede op de bij de aangifte gevoegde gegevens omtrent verwondingen en letsel aan de knie (pag. 29, telefonische triage).
De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 250,- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Aan toewijzing van het meerdere staat in de weg dat de vordering in zoverre onvoldoende onderbouwd is. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 16/098818-21 feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/098818-21 feiten 1, 2, 3 en 16/229401-20 feiten 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 2 weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [politieambtenaar 1] toe tot een bedrag van € 250,--;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [politieambtenaar 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [politieambtenaar 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politieambtenaar 1] aan de Staat
€ 250,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/098818-21
1.
hij op of omstreeks 27 november 2020 te [woonplaats 2] ,
opzettelijk en wederrechtelijk
een (kunststof) (spat)scherm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [instantie] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 27 november 2020 te [woonplaats 2] ,
[ slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) een (kunststof) (spat)scherm in de
richting van die [ slachtoffer 1] en/of de balie te gooien, waardoor voornoemd scherm in
stukken is gebroken en/of die [ slachtoffer 1] door een of meerdere scherven is geraakt;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 8 januari 2021 te [woonplaats 2] , althans in Nederland,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik kom er nu aan,
ik snijd jullie kelen door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij in of omstreeks de periode 31 januari 2021 tot en met 01 februari 2021 te
[woonplaats 2] , althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] (schriftelijk) de (dreigende) woorden toe te voegen "ik kom morgen ff
je kanker hoofd eraf trekken sterfhahahahhahahahah", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/229401-20
1.
hij op of omstreeks 12 september 2020 te [woonplaats 2] , althans in Nederland,
opzettelijk meerdere politieambtenaren, te weten [politieambtenaar 1] en/of [politieambtenaar 2]
, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun
bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
- die [politieambtenaar 1] de woorden toe te voegen:
"kankermongool" en/of "mongool", althans woorden van gelijke beledigende aard
en/of strekking,
en/of
- die [politieambtenaar 2] de woorden toe te voegen:
"sukkel", "kankerjood", "kankermongool", "de straat neukt je hele kankerfamilie",
"ik neuk je kankermoeder, kanker flinker", "je kankerhoofd" en/of "je bent maar
een vieze kankeragent die niets voorstelt", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 12 september 2020 te [woonplaats 2] , althans in Nederland,
[politieambtenaar 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [politieambtenaar 2] dreigend de woorden toe te voegen
- " wacht maar vriend, ik kom je nog wel tegen op straat en dan snij ik je hoofd
eraf", en/of
- " ik bijt je kankerhoofd eraf",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 11 september 2020 te [woonplaats 2] , althans in Nederland,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen meerdere politieambtenaren, [politieambtenaar 2] en/of [politieambtenaar 1]
, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten
de aanhouding van de verdachte,
door
- zijn lichaam in een richting te bewegen en/of te rukken en/of trekken
tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te
bewegen/brengen, en/of
- met zijn armen te zwaaien en/of om zich heen te slaan;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2020 tot en met 15 augustus 2020 te
[woonplaats 2] , althans in Nederland,
[slachtoffer 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 4] via WhatsApp dreigend de woorden toe te voegen:
- " als je vrijdag komt snij ik je hoofd eraf",
- " ik ga jullie kapot maken",
- " jij bent dood kankerslet",
- " ik vermoord jouw man tenzij je met mij sex hebt",
- " wacht maar ik maak jullie helemaal kapot", en/of
- " voordat je het weet heb je een kogel in je kop";
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5.
hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2020 tot en met 13 augustus 2020 te
[woonplaats 2] , althans in Nederland,
[contactpersoon] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [contactpersoon]
- op of omstreeks 30 juli 2020 telefonisch de woorden toe te voegen:
"ik ga iedereen doodmaken, ik neem jou ook mee", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, en/of
- op of omstreeks 13 augustus 2020 via WhatsApp dreigend de woorden toe te
voegen:
"gestoorde kk slet, ik snij jullie allemaal open, wacht maar";
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2021074859, opgemaakt door de Eenheid Midden-Nederland, District Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 68. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [ slachtoffer 1] , pag. 8.
3.Bijlage bij voornoemd proces-verbaal, pag. 10.
4.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , pag. 12.
5.Idem, pag. 13.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 66.
7.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 3] , pag. 19.
8.Idem, pag. 20.
9.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , pag. 22.
10.Idem, pag. 23.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 67.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2020296929, opgemaakt door de Eenheid Midden-Nederland, District Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 53. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
13.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [politieambtenaar 1] , pag. 30.
14.Idem, pag. 31.
15.Proces-verbaal van verhoor [politieambtenaar 1] , pag. 27 en 28.
16.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [politieambtenaar 2] , pag. 32.
17.Idem, pag. 33.
18.Proces-verbaal van verhoor [politieambtenaar 2] , pag. 25.
19.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 4] , pag. 12.
20.Idem, pag. 13.
21.Bijlage bij het verhoor van [slachtoffer 4] , pag. 15, 16, 18 en 19.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 51.
23.Proces-verbaal van verhoor [contactpersoon] , pag. 5.
24.Idem, pag. 6.
25.Bijlage bij het verhoor van [contactpersoon] , pag. 8.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 51.