8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal in vereniging gepleegde winkeldiefstallen en een poging tot winkeldiefstal. De poging tot winkeldiefstal en een van de voltooide winkeldiefstallen werden gevolgd van geweld en bedreiging met geweld.
Winkeldiefstallen zijn op zich al vervelende feiten, die voor de gedupeerde, naast financiële schade, overlast en ergernis met zich meebrengen. Wanneer bij deze diefstallen echter ook geweld wordt gebruikt en met geweld wordt gedreigd, in welke vorm dan ook, wordt nog een extra grens overschreden. Dergelijke handelingen zijn voor het betrokken winkelpersoneel, de beveiligers en het winkelend publiek, dat er getuige van is, verontrustend en beangstigend.
Verdachte heeft bij de hiervoor genoemde gevolgen van zijn handelen niet stilgestaan en steeds slechts gehandeld met het oog op financieel gewin. Met de door verdachte gepleegde feiten heeft hij aangetoond geen respect te hebben voor andermans goederen en in het geval hij wordt betrapt het niet te schuwen om een inbreuk te maken op de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen.
Daarnaast heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding en daardoor heeft één van de bij de aanhouding betrokken politieambtenaren letsel opgelopen. Hiermee heeft verdachte nogmaals aangetoond geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van een ander en evenmin respect te hebben voor politieambtenaren.
Uit het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van 20 oktober 2021 is gebleken dat verdachte in het recente verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Aan verdachte zijn toen onder meer (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Deze eerder aan verdachte opgelegde straffen, alsmede een lopende proeftijd, hebben hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Over verdachte heeft de Reclassering Nederland in het kader van de voorgeleiding in een e-mailbericht van 9 augustus 2021 aangegeven dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan eerder opgelegd toezicht en aan het uitvoeren van opgelegde werkstraffen. Verder is door de reclassering in dit bericht aangegeven dat zij risico’s zien bij en zorgen hebben over verdachte. Hulp, waaronder een klinische opname is volgens Reclassering Nederland geïndiceerd.
In het reclasseringsadvies van Antes Reclassering van 28 oktober 2021 staat dat het risico op recidive ingeschat wordt als hoog. Het leefgebied middelengebruik en verslaving worden door de reclassering gezien als een delictgerelateerde factor. Dat het feit van 2 april 2021 is gepleegd met zijn toenmalige partner maakt dat het leefgebied “relatie partner” ook als delictgerelateerd kan worden gezien. Hoewel de reclassering tijdens het adviesgesprek geen aanwijzingen ziet voor agressieproblematiek, lijkt - gekeken naar het delictpatroon - het gebruik van middelen bij verdachte wel te leiden tot agressief gedrag. Verdachte heeft tegen de reclassering over de drugs gezegd dat hij deze gebruikt om zijn problemen te vergeten, waarmee hij zijn middelengebruik rechtvaardigt met zijn posttraumatische stressstoornis. In het kader van een eerdere voorwaardelijke veroordeling heeft verdachte eind 2019 een klinische behandeling ondergaan voor zijn posttraumatische stressstoornis en verslaving. Wegens het maken van meerdere overtredingen en het zich niet houden aan afspraken is deze behandeling voortijdig beëindigd.
De reclassering schat thans de kans op de uitvoerbaarheid van een reclasseringstoezicht in als laag en door de reclassering wordt dan ook primair geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. In het geval de rechtbank toch besluit tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke sanctie dan adviseert de reclassering een reclasseringstoezicht met een behandelverplichting. In verband met het gebrek aan diagnostiek heeft de reclassering verdachte aangemeld bij De Waag voor verdiepingsdiagnostiek. Dit om te onderzoeken op welke problematiek de behandeling moet worden gericht en welke setting passend is (ambulant/klinisch). De Waag heeft over de voortgang van het onderzoek nog geen duidelijkheid gegeven. De reclassering adviseert daarom, indien geïndiceerd, een behandeling. Rekening houdend met het verloop van eerdere behandelingen en de twijfels omtrent verdachtes motivatie schat de reclassering de slagingskans laag in.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd is tot het ondergaan van een behandeling, ook als dit een klinische behandeling van maximaal één jaar zou inhouden. Hierbij heeft hij te kennen gegeven dat hij graag hulp wil om van zijn verslavingen af te komen en dat hij ook een behandeling wil ondergaan voor zijn posttraumatische stressstoornis. Met de vriendin, waarmee hij meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, heeft hij inmiddels gebroken. Ook heeft verdachte te kennen gegeven dat hij mee wil werken aan verdere diagnostiek en de mogelijk daaruit voortvloeiende behandelingen.
Om er aan bij te dragen dat in dezelfde soort zaken een zelfde straf wordt opgelegd (rechtseenheid genoemd), heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten (oriëntatiepunten genoemd) uitgewerkt. In het geval van recidive wordt bij een in vereniging gepleegde winkeldiefstal als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van drie maanden genoemd. Hiervan is in dit geval tweemaal sprake geweest. Voor de twee winkeldiefstallen gevolgd van geweld, waarbij is geslagen en geschopt dan wel gedreigd met een voorwerp, wordt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van telkens vier maanden genoemd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in strafmatigende zin er rekening mee gehouden dient te worden dat in één van de twee hierop betrekking hebbende feiten sprake is geweest van een poging.
Gelet op al hetgeen hiervoor is weergegeven kan in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en de reclassering primair heeft geadviseerd een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijk zin opleggen. Aan dit voorwaardelijk deel zullen de door de reclassering genoemde voorwaarden verbonden worden, zoals verwoord in hun subsidiaire standpunt. De rechtbank overweegt met betrekking tot deze beslissing dat sprake is van een relatief jonge verdachte en dat de kans op herhaling zonder bijzondere voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft zich bereid verklaard de bijzondere voorwaarden na te leven.
De rechtbank hoopt dat verdachte zich er terdege van bewust is dat hem met deze strafafdoening, waarbij veel hulpverlening wordt ingezet, nogmaals een kans wordt geboden en dat hij deze met beide handen aangrijpt.
Gelet op de aanwezige recidive en het feit dat mogelijk sprake zal zijn van een lang (behandel)traject zal rechtbank de proeftijd bepalen op 3 jaren.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan dit voorwaardelijk deel zullen de door de reclassering genoemde voorwaarden verbonden worden.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.