ECLI:NL:RBMNE:2021:6703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
16/209818-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden voor onder meer vermogensdelicten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2021, is de verdachte, geboren in Sierra Leone en verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten, waaronder winkeldiefstal en poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 augustus 2021 in Utrecht heeft geprobeerd om een hoofdtelefoon, webcam en tablet te stelen van een benadeelde partij, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen beveiligers. Daarnaast heeft hij op verschillende data in 2021 samen met anderen goederen gestolen uit winkels in Ede en Utrecht, waarbij ook geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel bij een van de betrokken brigadiers. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslaving. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij immateriële schade is vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-209818-21; 05-233705-20 (vord. tul); 23-001636-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] (Sierra Leone),
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [brigadier] en [benadeelde bedrijf] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 4 augustus 2021 te Utrecht heeft geprobeerd om middels braak en/of verbreking op de beveiligingsomhulsels een hoofdtelefoon en/of een webcam en/of een tablet te stelen van [benadeelde bedrijf] en dat daarbij geweld is gebruikt en/of gedreigd met geweld;
feit 2:
op 4 augustus 2021 te Utrecht zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding en dat brigadier [brigadier] hierdoor enig lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 3:
op 11 mei 2021 te Utrecht samen met (een) ander(en) een Nintendo Switch heeft gestolen van [benadeelde bedrijf] en dat zij dit product onder hun bereik hebben gekregen door middel van het verwijderen van beveiligingspinnen;
feit 4:
op 2 april 2021 te Ede samen met (een) ander(en) diverse winkelgoederen heeft gestolen van [bedrijf 1] en dat daarbij geweld is gebruikt en/of gedreigd met geweld;
feit 5:
op 19 april 2021 te Ede samen met (een) ander(en) verpakkingen koffie heeft gestolen van [bedrijf 2].

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Dit geldt ook voor zover de tenlasteleggingen zien op het uitgevoerde geweld en/of de dreiging daarmee en het medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Het oordeel ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5.
Verdachte heeft het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor die feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 2
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ; [2]
- de bevindingen van verbalisant [brigadier] ; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2021;
Ten aanzien van feit 3
- de verklaring van aangever [aangever 1] namens [benadeelde bedrijf] ; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2021;
Ten aanzien van feit 5
- de verklaring van aangever [aangever 2] namens [bedrijf 2] ; [5]
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] ; [6]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2021.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder in rubriek 5 is weergegeven.
4.3.2
Het oordeel ten aanzien van de feiten 1 en 4
De bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was op 4 augustus 2021 in de [benadeelde bedrijf] in Utrecht. Ik heb daar toen geprobeerd om een hoofdtelefoon, een webcam en een tablet te stelen. Ik heb geprobeerd om de beveiligingsverpakkingen die om deze goederen heen zaten open te maken met een voorwerp. Ik werd door de beveiligers meegenomen naar de ophoudkamer. [7]
De verklaring van [aangever 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben ingehuurd om te beveiligen bij de [benadeelde bedrijf] te Utrecht. Op 4 augustus zag ik via de camerabeelden twee mannen de [benadeelde bedrijf] binnenkomen. Ik zag dat één van de mannen al heel snel een zwarte verpakking met een spin er omheen in zijn mandje deed. Ik zag dat dit om een koptelefoon ging. Ik zag dat de man een beveiligingsboks met een plastic omhulsel pakte. Ik zag dat hier een tablet in zat. Vervolgens zag ik dat de man het deksel van de beveiligingsboks open probeerde te maken met zijn duim. Ik zag dat dit de man niet lukte en dat hij de tablet vervolgens in zijn mandje deed. Ik zag dat de man in zijn tas aan het graaien was en dat de man er iets van zilver uit haalde. Ik zag dat het een glimmend voorwerp was. [8] Vervolgens zag ik dat de man een doosje pakte. Ik zag dat dit een webcam was. Ik zag dat de man met zijn handen de verpakking aan het kapot maken was. Ik zag dat de man met dat scherpe voorwerp de spin en het karton van de hoofdtelefoon kapot probeerde te maken. Ik zag dat de man met hetzelfde voorwerp de deksel van de beveiligingsboks van de tablet probeerde te openen. Ik ben naar de hoek van de telecomafdeling gelopen. Ik zag dat de man nog steeds bezig was om de verpakkingen open te maken. Ik heb met mijn beide armen de man om zijn bovenlichaam geklemd. Ik liep met de man geklemd tussen mijn armen richting de ophoudruimte. Ik voelde dat de man kracht zette om los te komen. Toen we ongeveer een meter voor de deur waren zag ik dat de man een ijzeren scherpe punt in zijn gebalde vuisten had. Ik voelde dat de man veel kracht zette om weg te komen. Ik voelde dat de man erg in verzet ging. Ik zag dat de man met zijn rechterarm een stekende beweging richting de Trigion beveiliger maakte. Ik zag dat deze beweging van onder naar boven, richting de buik van de Trigion beveiliger was. [9] (…) Ik zag dat de Trigion beveiliger mij het voorwerp gaf wat de man bij zich had. Ik zag dat dit een soort stellingmes was. Ik zag dat dit stellingmes ongeveer tien centimeter lang was. Ik zag dat één van de ijzeren kanten in een punt was. [10]
De verklaring van [getuige 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als beveiliger bij Trigion. Op 4 augustus 2021 hoorde ik via de portofoon een mededeling of er twee beveiligers beschikbaar waren voor de [benadeelde bedrijf] gevestigd in [locatie 2] te Utrecht. Ik liep alleen die kant op. Ik hoorde dat mijn collega [aangever 1] de man aansprak. [11] Ik zag dat de man, verder te noemen verdachte, iets glimmends in zijn rechterhand vast had. We liepen met de verdachte naar de ophoudkamer. Ik zag dat het voorwerp ongeveer 8 centimeter was en dat het ribbeltjes had. Toen wij de verdachte met zijn rug tegen de deur van de ophoudruimte hadden gezet, voelde ik dat ik stevig naar achter werd geduwd door de verdachte. Ik zag dat [aangever 1] de verdachte nog vast had op dat moment. Ik zag dat de verdachte stekende bewegingen maakte met het mes wat hij nog vast had. Ik zag dat er ongeveer twintig centimeter tussen mij en de verdachte zat. [12]
Ten aanzien van feit 4
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven
Ik was op 2 april 2021 samen met [A] bij de [bedrijf 1] in Ede. Wij werden daar aangesproken door een winkelmedewerker. Ik heb die winkelmedewerker geschopt. Buiten de winkel heb ik met een fles gegooid.
De verklaring van [slachtoffer] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven
Ik was vandaag 2 april 2021 werkzaam bij [bedrijf 1] aan het [locatie 1] te Ede. Omstreeks 17.15 uur kwamen er een man en een vrouw de winkel binnen lopen. [13] Ik zag bij het aanspreken dat er spullen van onze winkel in hun tas zaten. Ik had de sporttas van de man afgepakt en liep naar voren. De man liep mee en pakte zijn tas terug. Het werd daarbij duwen en trekken. De man en de vrouw wilden vervolgens de winkel via de ingang verlaten. Ik liep achter de man aan en pakte de sporttas weer vast. De man bedreigde mij daar: “(…), ik heb een mes en ik steek je neer.” De man trok het poortje open en ik probeerde hem dat te beletten. Ik zag en voelde dat de man mij in mijn gezicht sloeg. Dit deed pijn. Hierdoor moest ik het poortje loslaten en kon de man wegkomen. Ik liep de winkel in en de vrouw kwam achter mij aan en schreeuwde tegen mij: “(…) ik ga jou levend begraven”, of woorden van gelijke strekking. De man was ondertussen de gevallen spullen weer aan het inpakken. Ik liep weer naar de man toe en wilde de spullen bij hem weg halen. De man trapte mij vervolgens met zijn rechterbeen tegen mijn linkerbeen. Dit deed pijn en ik kwam hierdoor ten val. De man liep naar de deuren die ik gesloten had en opende deze met zijn handen. Toen ik dichtbij kwam sloeg hij mij weer op mijn achterhoofd. Dit deed pijn. Hierdoor kon de man zijn vlucht mogelijk maken (…). Ze liepen de winkel uit. Wij hebben schade als winkel. Het zijn onder andere shampoo en tandpasta producten. Buiten gooide de man een wijnfles naar mij. Deze viel bij de voordeur kapot. Deze fles ging rakelings langs mijn hoofd. [14] Ze kwamen ineens terug op mij af. Hierdoor moest ik terug rennen naar de winkel en de deur op slot doen. De vrouw bedreigde mij door de deur heen. [15]
De verklaring van [getuige 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Datum verhoor: 2 april 2021
Ik ben werkzaam bij de [bedrijf 1] in Ede. Vandaag (…) het precieze tijdstip van het incident kan ik mij niet herinneren. Ik kreeg in het middenpad van onze winkel zicht op mijn collega en een onbekende donkere man. Ik zag dat mijn collega de tas van de man vasthield. Ik zag dat de donkere man, terwijl mijn collega hem vasthield, zich in de richting van de entree/uitgang bewoog. Ik zag tevens dat er een vrouw bij het incident betrokken was. [16] Ik hoorde een doffe klap en ik hoorde mijn collega “au” roepen. Ik zag dat mijn collega gevallen was en ik ben er naar toe gelopen. Ik zag dat mijn collega door de donkere man werd geslagen. Ik zag dat mijn collega werd geraakt op zijn achterhoofd. Ik zag dat er diverse artikelen uit de winkel, uit de tas van de man vielen. De goederen betroffen onder andere deodorant, shampoo en gel. Ik weet zeker dat deze spullen afkomstig uit onze winkel waren. [17]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de beelden van de gemeentecamera [locatie 1] . Hierop is te zien hoe de verdachten na de diefstal bij de [bedrijf 1] naar buiten komen lopen.
Camera [locatie 1] 2 april 2021, 17:23:53 uur
Een van de personeelsleden die op straat staat, heeft de hele tijd zijn rechterhand op zijn achterhoofd, alsof hij daar pijn aan heeft. (…) Dan stop de mannelijke verdachte ineens en draait zich om en loopt op het personeelslid af die op straat achter hem loopt. Terwijl hij omdraait haalt hij een zwart voorwerp uit zijn schoudertasje dat hij voor zich draagt. Het personeelslid stopt, draait om en beweegt zich snel van verdachte vandaan. Op dat moment gooit verdachte met volle kracht het voorwerp, dat hij in zijn rechterhand houdt, richting het hoofd van het personeelslid en dat voorwerp scheert rakelings over diens hoofd richting ingang van de winkel. Verdachte staat dan naar schatting 3 meter van het personeelslid af. [18]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was belast met een onderzoek naar een winkeldiefstal gepleegd op 2 april 2021 bij de [bedrijf 1] gevestigd aan het [locatie 1] te Ede. Ik heb de camerabeelden bekeken en het volgende bevonden:
Ik zag ik dat een man en een vrouw de [bedrijf 1] binnenkwamen via de ingang. [19] Ik zag dat de vrouw een winkelwagen pakte en dat de man een winkelmandje pakte. Ik zag dat de vrouw spullen pakte uit het schap. Ik zag dat de man doorliep. Ik zag dat de vrouw vlak voor het schap van de verzorging & make-up stopte. Ik zag dat de vrouw spullen uit het schap pakte. Het leek alsof ze de spullen in haar schoudertas deed. Ik zag dat de vrouw bij het opstaan niks in haar handen had. Ik zag dat de man in gesprek raakte met een medewerker. Vervolgens liep de man terug naar de vrouw, die nog steeds in het eerste gangpad stond. Ik zag dat medewerker de tas van de vrouw controleerde. Ik zag dat de getinte medewerker en de man aan elkaar zaten. Ik zag dat zij trekkende bewegingen maakten. Ik zag dat de getinte medewerker aan de tas van de man trok. Ik zag dat de man richting de poortjes van de ingang liep. Ik zag dat zowel de getinte als de blanke medewerker de man tegenhielden. Ik zag dat de getinte medewerker aan de jas van de man trok. Ik zag dat de man tegen de getinte medewerker duwde. Ik zag dat de man vervolgens producten van de grond pakte, die zojuist waren gevallen. Ik zag dat de man de getinte medewerker trapte met zijn rechtervoet. Ik zag dat de getinte medewerker op de grond viel. Ik zag dat de man en de blanke medewerker aan elkaar aan het trekken waren. Ik zag dat de man door het toegangspoortje wegliep. Ik zag dat de beide medewerkers achter de man aanliepen. Ik zag dat de vrouw via de uitgang de winkel verliet. Ik zag dat de getinte en blanke medewerker de man en vrouw volgden. [20]
De overwegingen:
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft verdachte – kort gezegd – het verweer gevoerd dat geen sprake is geweest van diefstal en dat hij tot de geweldshandelingen is overgegaan omdat zijn vriendin door het winkelpersoneel fysiek werd belaagd. De in de tas aanwezige producten zouden volgens verdachte eerder door hem en zijn vriendin zijn gekocht en hiervan zouden zij ook een bonnetje hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer wordt weerlegd door vorenstaande bewijsmiddelen. Hieruit volgt namelijk dat de geweldshandelingen bij verdachte zijn begonnen, terwijl de medewerker van de winkel slechts de tassen wilde controleren. Indien verdachte een bonnetje had van de goederen die hij bij zich had, dan had hij die op dat moment gewoon moeten laten zien. De rechtbank acht een eerdere aankoop van deze goederen elders (namelijk in Amsterdam) niet aannemelijk.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder in rubriek 5 is weergegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 4 augustus 2021 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoofdtelefoon en een webcam en een tablet, toebehorende aan [benadeelde bedrijf] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak, met zijn, verdachtes, handen en met behulp van een scherp voorwerp heeft geprobeerd een beveiligingsbox en een doosje en een
beveiligingsspin te openen en/of te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [aangever 1] en/of [getuige 1] , gepleegd met het oogmerk
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door
- zich met kracht te verzetten tegen die [aangever 1] ,
- een mes te tonen,
- die [getuige 1] met kracht te duwen en
- stekende bewegingen met een mes te maken in de richting van die [getuige 1].
2.
op 4 augustus 2021 te Utrecht, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 1] , brigadier en [brigadier] , brigadier, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- met kracht en plotseling omhoog te komen,
- zich met kracht weg te draaien en/of in tegengestelde richting te bewegen dan de
richting waarin die [verbalisant 1] en die [brigadier] verdachte willen bewegen,
- zich met kracht proberen los te rukken,
- met zijn armen wilde bewegingen te maken,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten schaafwonden bij die [brigadier] ten gevolge heeft gehad.
3.
op 11 mei 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, een Nintendo Switch, geheel toebehorende aan [benadeelde bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader
dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak,
door een of meer beveiligingsspinnen van een of meer verpakkingen van een Nintendo Switch te verwijderen.
4.
op 2 april 2021 te Ede tezamen en in vereniging met een ander, diverse winkelgoederen, toebehorende aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van
geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "ik heb een mes en ik steek je neer" en "ik ga jou
levend begraven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- die [slachtoffer] te duwen,
- die [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd te slaan,
- die [slachtoffer] tegen het been te trappen en
- een glazen fles in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te gooien.
5.
op 19 april 2021 te Ede tezamen en in vereniging met een ander, verpakkingen koffie, toebehorende aan [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder de feiten 1 tot en met 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het
onder 2 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Het
onder 3 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het
onder 4 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het
onder 5 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk op te leggen. Aan dit voorwaardelijke gedeelte kunnen dan de door de reclassering genoemde voorwaarden verbonden worden. Hoewel eerdere behandeltrajecten niet zijn gelukt heeft de raadsman er op gewezen dat verdachte thans wel gemotiveerd is zich aan de genoemde voorwaarden te houden, waaronder ook een opname in een zorginstelling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal in vereniging gepleegde winkeldiefstallen en een poging tot winkeldiefstal. De poging tot winkeldiefstal en een van de voltooide winkeldiefstallen werden gevolgd van geweld en bedreiging met geweld.
Winkeldiefstallen zijn op zich al vervelende feiten, die voor de gedupeerde, naast financiële schade, overlast en ergernis met zich meebrengen. Wanneer bij deze diefstallen echter ook geweld wordt gebruikt en met geweld wordt gedreigd, in welke vorm dan ook, wordt nog een extra grens overschreden. Dergelijke handelingen zijn voor het betrokken winkelpersoneel, de beveiligers en het winkelend publiek, dat er getuige van is, verontrustend en beangstigend.
Verdachte heeft bij de hiervoor genoemde gevolgen van zijn handelen niet stilgestaan en steeds slechts gehandeld met het oog op financieel gewin. Met de door verdachte gepleegde feiten heeft hij aangetoond geen respect te hebben voor andermans goederen en in het geval hij wordt betrapt het niet te schuwen om een inbreuk te maken op de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen.
Daarnaast heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding en daardoor heeft één van de bij de aanhouding betrokken politieambtenaren letsel opgelopen. Hiermee heeft verdachte nogmaals aangetoond geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van een ander en evenmin respect te hebben voor politieambtenaren.
De persoon van verdachte
Uit het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van 20 oktober 2021 is gebleken dat verdachte in het recente verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Aan verdachte zijn toen onder meer (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Deze eerder aan verdachte opgelegde straffen, alsmede een lopende proeftijd, hebben hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Over verdachte heeft de Reclassering Nederland in het kader van de voorgeleiding in een e-mailbericht van 9 augustus 2021 aangegeven dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan eerder opgelegd toezicht en aan het uitvoeren van opgelegde werkstraffen. Verder is door de reclassering in dit bericht aangegeven dat zij risico’s zien bij en zorgen hebben over verdachte. Hulp, waaronder een klinische opname is volgens Reclassering Nederland geïndiceerd.
In het reclasseringsadvies van Antes Reclassering van 28 oktober 2021 staat dat het risico op recidive ingeschat wordt als hoog. Het leefgebied middelengebruik en verslaving worden door de reclassering gezien als een delictgerelateerde factor. Dat het feit van 2 april 2021 is gepleegd met zijn toenmalige partner maakt dat het leefgebied “relatie partner” ook als delictgerelateerd kan worden gezien. Hoewel de reclassering tijdens het adviesgesprek geen aanwijzingen ziet voor agressieproblematiek, lijkt - gekeken naar het delictpatroon - het gebruik van middelen bij verdachte wel te leiden tot agressief gedrag. Verdachte heeft tegen de reclassering over de drugs gezegd dat hij deze gebruikt om zijn problemen te vergeten, waarmee hij zijn middelengebruik rechtvaardigt met zijn posttraumatische stressstoornis. In het kader van een eerdere voorwaardelijke veroordeling heeft verdachte eind 2019 een klinische behandeling ondergaan voor zijn posttraumatische stressstoornis en verslaving. Wegens het maken van meerdere overtredingen en het zich niet houden aan afspraken is deze behandeling voortijdig beëindigd.
De reclassering schat thans de kans op de uitvoerbaarheid van een reclasseringstoezicht in als laag en door de reclassering wordt dan ook primair geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. In het geval de rechtbank toch besluit tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke sanctie dan adviseert de reclassering een reclasseringstoezicht met een behandelverplichting. In verband met het gebrek aan diagnostiek heeft de reclassering verdachte aangemeld bij De Waag voor verdiepingsdiagnostiek. Dit om te onderzoeken op welke problematiek de behandeling moet worden gericht en welke setting passend is (ambulant/klinisch). De Waag heeft over de voortgang van het onderzoek nog geen duidelijkheid gegeven. De reclassering adviseert daarom, indien geïndiceerd, een behandeling. Rekening houdend met het verloop van eerdere behandelingen en de twijfels omtrent verdachtes motivatie schat de reclassering de slagingskans laag in.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd is tot het ondergaan van een behandeling, ook als dit een klinische behandeling van maximaal één jaar zou inhouden. Hierbij heeft hij te kennen gegeven dat hij graag hulp wil om van zijn verslavingen af te komen en dat hij ook een behandeling wil ondergaan voor zijn posttraumatische stressstoornis. Met de vriendin, waarmee hij meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, heeft hij inmiddels gebroken. Ook heeft verdachte te kennen gegeven dat hij mee wil werken aan verdere diagnostiek en de mogelijk daaruit voortvloeiende behandelingen.
Strafkader
Om er aan bij te dragen dat in dezelfde soort zaken een zelfde straf wordt opgelegd (rechtseenheid genoemd), heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten (oriëntatiepunten genoemd) uitgewerkt. In het geval van recidive wordt bij een in vereniging gepleegde winkeldiefstal als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van drie maanden genoemd. Hiervan is in dit geval tweemaal sprake geweest. Voor de twee winkeldiefstallen gevolgd van geweld, waarbij is geslagen en geschopt dan wel gedreigd met een voorwerp, wordt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van telkens vier maanden genoemd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in strafmatigende zin er rekening mee gehouden dient te worden dat in één van de twee hierop betrekking hebbende feiten sprake is geweest van een poging.
Tussenoverwegingen
Gelet op al hetgeen hiervoor is weergegeven kan in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en de reclassering primair heeft geadviseerd een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijk zin opleggen. Aan dit voorwaardelijk deel zullen de door de reclassering genoemde voorwaarden verbonden worden, zoals verwoord in hun subsidiaire standpunt. De rechtbank overweegt met betrekking tot deze beslissing dat sprake is van een relatief jonge verdachte en dat de kans op herhaling zonder bijzondere voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft zich bereid verklaard de bijzondere voorwaarden na te leven.
De rechtbank hoopt dat verdachte zich er terdege van bewust is dat hem met deze strafafdoening, waarbij veel hulpverlening wordt ingezet, nogmaals een kans wordt geboden en dat hij deze met beide handen aangrijpt.
Gelet op de aanwezige recidive en het feit dat mogelijk sprake zal zijn van een lang (behandel)traject zal rechtbank de proeftijd bepalen op 3 jaren.
Eindconclusie
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan dit voorwaardelijk deel zullen de door de reclassering genoemde voorwaarden verbonden worden.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJEN [brigadier] EN [benadeelde bedrijf]

[brigadier] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 200,-. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 208,-. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [brigadier] kan worden toegewezen en dat de [benadeelde bedrijf] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. De vordering van [benadeelde bedrijf] is ingevuld door ene [aangever 1] , maar geenszins is gebleken dat deze persoon hiertoe bevoegd is. Verder is deze vordering volgens de raadsman niet onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[brigadier]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit.
De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – geheel voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 200,- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
[benadeelde bedrijf]
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Op de vordering staat als vertegenwoordiger enkel de naam [aangever 1] genoemd. Uit de stukken blijkt geenszins dat deze persoon bevoegd is tot het vertegenwoordigen van [benadeelde bedrijf] .

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

05-233705-20
Ter terechtzitting is gebleken dat de voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd onder 05-233705-20 geheel ten uitvoer is gelegd bij vonnis (05-041122-21) van de politierechter van 24 februari 2021. Tegen deze beslissing had de verdediging hoger beroep aangetekend, maar dit is op 15 oktober 2021 ingetrokken. Met het intrekken van dit hoger beroep is het vonnis, inclusief de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf, onherroepelijk geworden. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
23-001636-20
Bij arrest van het hof Amsterdam van 14 april 2021 is verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Voornoemde beslissingen omtrent de vorderingen tenuitvoerlegging zijn overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 181, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich na het ingaan van de proeftijd meldt bij Antes Reclassering op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich voor diagnostiek zal laten onderzoeken bij De Waag of een soortgelijke instelling en zich indien nodig laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling ten behoeve van behandeling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich laat behandelen door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- waarbij Antes Reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [brigadier]
  • wijst de vordering van [brigadier] toe tot een bedrag van € 200,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [brigadier] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [brigadier] aan de Staat € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde bedrijf]
  • verklaart [benadeelde bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05-233705-20
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 23-001636-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het hof Amsterdam bij arrest van 14 april 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2021 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een hoofdtelefoon en/of een webcam en/of een tablet, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde bedrijf] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking
met zijn, verdachtes, handen en/of met behulp van een (scherp) voorwerp heeft
geprobeerd een beveiligingsbox en/of een doosje/verpakking en/of een
beveiligingsspin te openen en/of te verwijderen en/of los te maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [aangever 1] en/of [getuige 1] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- zich met kracht proberen los te rukken van en/of zich te verzetten tegen die [aangever 1]
en/of die [getuige 1] ,
- een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen,
- die [getuige 1] (met kracht) te duwen, en/of
- een of meer stekende bewegingen met een mes te maken in de richting van die
[getuige 1] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub
1. Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 4 augustus 2021 te Utrecht,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant 1] , brigadier, en/of [brigadier] ,
brigadier, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter
aanhouding van verdachte en/of ter overbrenging van verdachte naar plaats van
verhoor,
door
- met kracht en/of plotseling omhoog te komen,
- zich (met kracht) weg te draaien en/of in tegengestelde richting te bewegen dan de
richting waarin die [verbalisant 1] en die [brigadier] verdachte willen bewegen,
- zich (met kracht) proberen los te rukken,
- met zijn armen wild te zwaaien en/of wilde bewegingen te maken,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten een of meer schaafwonden en/of krassen bij die [brigadier]
ten gevolge heeft gehad;
( art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer verpakkingen (van) Nintendo Switch, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [benadeelde bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking,
door een of meer beveiligingsspinnen van een of meer verpakkingen van een Nintendo Switch te verwijderen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 2 april 2021 te Ede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "ik heb een mes en ik steek je neer" en/of "ik ga jou
levend begraven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- die [slachtoffer] te duwen,
- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te
slaan/stompen,
- die [slachtoffer] tegen het been, althans tegen het lichaam te trappen/schoppen, en/of
- een (glazen) fles in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer] te gooien;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
5.
hij op of omstreeks 19 april 2021 te Ede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer verpakkingen koffie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2021250165, opgemaakt door de Eenheid Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 167. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pag. 13 en 14.
3.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [brigadier] , pag. 15 en 16.
4.Proces-verbaal van verhoor [aangever 1] , namens [benadeelde bedrijf] , pag. 36 en 37.
5.Proces-verbaal van verhoor van [aangever 2] , namens [bedrijf 2] , pag. 47 en 48.
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 53 en 54.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 8 november 2021.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1] , pag. 9.
9.Idem, pag. 10.
10.Idem, pag. 11.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [getuige 1] , namens [benadeelde bedrijf] , pag. 5.
12.Idem, pag. 6.
13.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , mede namens [bedrijf 1] , pag. 72.
14.Idem, pag. 73.
15.Idem, pag. 74.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pag. 84.
17.Idem, pag. 85.
18.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , pag. 88.
19.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pag. 97
20.Idem, pag. 98.