ECLI:NL:RBMNE:2021:6701

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
16/118370-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak tegen verdachte voor telen en aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1975 in Libanon, die werd beschuldigd van het telen van hennep en het diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het telen van hennepplanten in verschillende panden en het onrechtmatig afnemen van elektriciteit van Stedin Netbeheer BV. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 30 maart en 29 juni 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, met name voor het aanwezig hebben van een geringe hoeveelheid hennep, wat volgens de Aanwijzing Opiumwet niet vervolgd zou moeten worden.

De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging en dat de tenlastelegging voldoende was onderbouwd. Echter, na het horen van de bewijsvoering en de verklaringen van de verdachte, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar de panden had gehuurd, maar dat er geen bewijs was dat zij op de hoogte was van de hennepkwekerijen of dat zij enige uitvoeringshandelingen had verricht.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de diefstal van elektriciteit en het aanwezig hebben van hennep. De benadeelde partij, Stedin Netbeheer BV, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de ten laste gelegde feiten was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de vordering bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/118370-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] (Libanon),
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 maart 2021 en 29 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.R.V. Out en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer BV .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 30 maart 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
(primair) samen met (een) ander(en) in de periode van 22 maart 2018 tot en met 31 mei 2018 in een pand aan de [adres 2] te [plaats 1] ongeveer 333 hennepplanten heeft geteeld dan wel (subsidiair) dat zij daar opzettelijk gelegenheid voor en/of behulpzaam bij is geweest door dat pand daarvoor ter beschikking te stellen dan wel (meer subsidiair) samen met (een) ander(en) in dat pand 3,34 gram hennep aanwezig heeft gehad;
feit 2:
(primair) samen met (een) ander(en) in de periode van 27 november 2017 tot en met 4 februari 2018 in een pand aan de [adres 3] te [plaats 2] ongeveer 301 hennepplanten heeft geteeld dan wel (subsidiair) dat zij daar opzettelijk gelegenheid voor en/of behulpzaam bij is geweest door dat pand daarvoor ter beschikking te stellen;
feit 3:
(primair) samen met (een) ander(en) in de periode van 20 september 2017 tot en met 4 februari 2018 uit een meterkast in een pand aan de [adres 3] te [plaats 2] elektrische energie/stroom heeft weggenomen van Stedin Netbeheer BV dan wel (subsidiair) dat zij daar opzettelijk gelegenheid voor en/of behulpzaam is geweest door dat pand daarvoor ter beschikking te stellen;
feit 4:
(primair) samen met (een) ander(en) in de periode van 2 november 2017 tot en met 31 mei 2018 uit een meterkast in een pand aan de [adres 2] te [plaats 1] elektrische energie/stroom heeft weggenomen van Stedin Netbeheer BV dan wel (subsidiair) dat zij daar opzettelijk gelegenheid voor en/of behulpzaam is geweest door dat pand daarvoor ter beschikking te stellen;
feit 5:
(primair) samen met (een) ander(en) in de periode van 23 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 te [plaats 3] in een pand aan de [adres 4] te [plaats 3] ongeveer 416 hennepplanten heeft geteeld dan wel (subsidiair) dat zij daar opzettelijk gelegenheid voor en/of behulpzaam bij is geweest door dat pand daarvoor ter beschikking te stellen;
feit 6:
(primair) samen met (een) ander(en) in de periode van 23 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 uit een meterkast in een pand aan de [adres 4] te [plaats 3] elektrische energie/stroom heeft weggenomen van [bedrijf] dan wel (subsidiair) dat zij daar opzettelijk gelegenheid voor en/of behulpzaam is geweest door dat pand daarvoor ter beschikking te stellen.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging. Het Openbaar Ministerie heeft namelijk onder dat feit het aanwezig hebben van 3,34 gram hennep ten laste gelegd, terwijl dat in strijd is met de Aanwijzing Opiumwet. Hierin staat namelijk vermeld dat bij een hoeveelheid van minder dan 5 gram hennep niet vervolgd wordt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde en overweegt daartoe als volgt.
In de Aanwijzing Opiumwet staat voor zover hier van belang onder 4. het volgende weergegeven:
(…) In beginsel wordt niet opgespoord en vervolgd ter zake van het aanwezig hebben van hoeveelheden tot en met 5 gram, de geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. (…)
Uit het dossier is gebleken dat in de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] een ontmantelde hennepkwekerij werd aangetroffen. In de woning lagen in droognetten kleine stukjes henneptoppen en op de grond lagen verdroogde hennepbladeren en henneptakjes. Deze restanten bleken een totaal gewicht te hebben van 3,34 gram.
Gelet op de genoemde omstandigheden waaronder de ten laste gelegde hennep is aangetroffen kan niet gezegd worden dat die bestemd was voor eigen gebruik, zoals bedoeld in de hiervoor weergegeven passage uit de Aanwijzing Opiumwet.
De rechtbank acht het Openbaar Ministerie dan ook ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde en ook overigens ontvankelijk in de vervolging.
Ook aan de overige voorvragen is voldaan. De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Bij het – kort gezegd – telen van hennep en de diefstal van stroom is volgens de officier van justitie telkens sprake geweest van medeplegen.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
  • een taakstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. De raadsman heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte in opdracht van een ander een drietal panden heeft gehuurd en dat de betaling voor onder andere de huur van die panden via de rekeningen van verdachte is verlopen. In die panden zijn vervolgens hennepkwekerijen aangetroffen. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan volgens de raadsman echter niet worden vastgesteld dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht aangaande die kwekerijen en evenmin dat zij op enig moment in de ten laste gelegde periode op de hoogte is geweest van die hennepteelt. Van enig opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, is dan ook geen sprake geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte integraal vrijspreken van de ten laste gelegde feiten en overweegt daartoe als volgt.
Niet ter discussie staat dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde panden heeft gehuurd. De huurcontracten stonden op naam van verdachte en ook de contracten met betrekking tot de afname van elektriciteit stonden op haar naam. Uit de gegevens van de bankrekeningen van verdachte is gebleken dat een grote hoeveelheid (contante) geldbedragen op haar rekening is gestort en aan haar is overgemaakt en dat deze geldbedragen bedoeld waren voor de huurkosten van de panden. Via de bankrekeningen van verdachte werd de huur van de panden betaald en ook de kosten voor de elektriciteit liepen via haar rekeningen.
In de door verdachte gehuurde panden zijn hennepkwekerijen aanwezig geweest. Verdachte heeft over de panden – kort gezegd – verklaard dat zij door een door haar bij naam genoemde man gevraagd was om deze panden op haar naam te zetten omdat hij het maximaal aantal huurhuizen op zijn naam had staan. Over de panden had de man haar verteld dat deze bedoeld waren voor arbeidsmigranten. Verdachte heeft ontkend enige wetenschap te hebben gehad van de hennepkwekerijen.
De officier van justitie heeft er op gewezen dat in één van de panden, te weten [adres 4] te [plaats 3] , een bonnetje is aangetroffen op naam van verdachte. Dit bonnetje is echter voorzien van de datum 20 mei 2017, hetgeen een datum betreft vóór de ten laste gelegde periode. Dat verdachte op basis van de aanwezigheid van dat bonnetje en ook overigens wetenschap heeft gehad van de latere hennepteelt in dat pand en de andere panden kan niet worden vastgesteld.
De rechtbank constateert dat op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de panden op naam van verdachte stonden en dat de betalingen via haar rekening liepen. Van verdere betrokkenheid is niet gebleken en evenmin kan dus worden vastgesteld dat verdachte enige uitvoeringshandelingen heeft verricht aangaande de teelt van hennep.
Het dossier bevat aldus onvoldoende aanwijzingen dat verdachte zelf, al dan niet in vereniging met anderen, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad in de door haar gehuurde panden. Een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking is niet komen vast te staan. Van een gezamenlijke uitvoering is niet gebleken en ook van een wezenlijke bijdrage aan de hennepteelt of het aanwezig hebben van hennep(planten) is geen sprake.
De rechtbank zal verdachte om die reden integraal vrijspreken van het onder 1 primair, 2 primair en 5 primair ten laste gelegde. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt ook met zich mee dat verdachte zal worden vrijgesproken van - kort gezegd - de ten laste gelegde diefstal van elektriciteit, zoals ten laste gelegd onder 3 primair, 4 primair en 6 primair.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt vastgesteld dat het opzet van verdachte was gericht op handelingen als bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat het opzet van de medeplichtige, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf (het gronddelict).
De rechtbank stelt vast dat verdachte de door haar gehuurde panden waarin, naar later is gebleken, de hennepkwekerijen zich bevonden en elektriciteit werd gestolen, ter beschikking heeft gesteld aan (een) ander(en). Er zijn echter onvoldoende aanknopingspunten voorhanden om vast te kunnen stellen dat verdachte vóór de ontdekking van de hennepkwekerijen wist of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in die panden hennepplanten werden geteeld of aanwezig waren en dat aldaar elektriciteit werd gestolen.
Daarom zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 6 subsidiair ten laste gelegde.
Onder 1 meer subsidiair is ten laste gelegd het aanwezig hebben van 3,34 gram hennep. Deze hennep is aangetroffen in een van de ten laste gelegde panden, te weten [adres 2] te [plaats 1] . Gelet op het voorgaande zal verdachte van dit feit ook worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over deze hennep.

5.BENADEELDE PARTIJ

Stedin Netbeheer BV heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.181,17, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
Nu verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken zal de rechtbank benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart Stedin Netbeheer BV niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2021.
Mrs. E.H.M. Druijf en R.L.M. van Opstal en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 22 maart 2018 tot en met 31 mei 2018 te
[plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 333 hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art
47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 22
maart 2018 tot en met 31 mei 2018 te [plaats 1] , met elkaar, althans één van hen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 333 hennepplanten, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks
de periode van 22 maart 2018 tot en met 31 mei 2018 te [plaats 1] , in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
perso(o)n(en) voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter
beschikking te stellen;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art
48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden
zij in of omstreeks de periode van 22 maart 2018 tot en met 31 mei 2018 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van ongeveer 3,34 gram hennep, in
elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(artt. 3, 11 Opiumwet, art. 47 WBSR)
2.
zij in of omstreeks de periode van 27 november 2017 tot en met 4 februari 2018 te
[plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ) een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 301 hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art
47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 27
november 2017 tot en met 4 februari 2018 te [plaats 2] , met elkaar, althans één
van hen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een pand aan de [adres 3] , een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 301
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks
de periode van 27 november 2017 tot en met 4 februari 2018 te [plaats 2] , in elk
geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en)
voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te
stellen;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3.
zij in of omstreeks de periode van 20 september 2017 tot en met 4 februari 2018 te
[plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast in een
pand aan de [adres 3] , heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische
energie/stroom, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, waarbij verdachte
en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik
hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van
20 september 2017 tot en met 4 februari 2018 te [plaats 2] , met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast in een pand aan de [adres 3] ,
heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie/stroom, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder haar/hun/zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
20 september 2017 tot en met 4 februari 2018 te [plaats 2] , in elk geval in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven
perso(o)n(en) voornoemd pand voor de diefstal van die goederen ter beschikking
te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht,
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
4.
zij in of omstreeks de periode van 2 november 2017 tot en met 31 mei 2018 te
[plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid elektrische energie/stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde,
te weten Stedin Netbeheer BV , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte Pagina 4
Parketnummer 16-118370-20
Naam [verdachte] .
en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van
2 november 2017 tot en met 31 mei 2018 te [plaats 1] , met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast in een pand aan de [adres 2]
, heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie/stroom, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder haar/hun/zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
2 november 2017 tot en met 31 mei 2018 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en)
voornoemd pand voor de diefstal van die goederen ter beschikking te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
5.
zij in of omstreeks de periode van 23 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 4] ) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 416 hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 23
mei 2017 tot en met 7 juni 2017 te [plaats 3] , met elkaar, althans één van hen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 4]
) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 416 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks
de periode van 23 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 te [plaats 3] , in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) voornoemd pand voor de teelt/het
kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art
48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
6.
zij in of omstreeks de periode van 23 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast in een
pand aan de [adres 4] , heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische
energie/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededaders, waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren)
onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van
23 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 te [plaats 3] , met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast in een pand aan de [adres 4]
, heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie/stroom, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder haar/hun/zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
23 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 te [plaats 3] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en)
voornoemd pand voor de diefstal van die goederen ter beschikking te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )