ECLI:NL:RBMNE:2021:6698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
16/041123-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vervoeren dan wel aanwezig hebben van ruim 1 kilo cocaïne, bewezen aanwezig hebben van 19,17 gram cocaïne

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 20 juli 2021 vrijgesproken van het vervoeren dan wel aanwezig hebben van ruim 1 kilo cocaïne, maar is hij wel schuldig bevonden aan het aanwezig hebben van 19,71 gram cocaïne. De zaak kwam voort uit een controle op 11 februari 2021 te Abcoude, waar de verdachte samen met een medeverdachte in een auto werd aangetroffen. De auto was eerder in verband gebracht met ondermijnende criminaliteit. Tijdens de controle werd de auto doorzocht op basis van een ANPR-melding en werden er in een verborgen ruimte in de kofferbak 1001,6 gram cocaïne aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze drugs, waardoor hij werd vrijgesproken van het eerste feit. Echter, de verdachte had wel 19,71 gram cocaïne in zijn jaszak, wat leidde tot een bewezenverklaring van het tweede feit. De rechtbank legde een taakstraf van 80 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving. De rechtbank oordeelde dat de doorzoekingen rechtmatig waren en dat er geen bewijsuitsluiting plaatsvond. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/041123-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 11 februari 2021 te Abcoude samen met een ander opzettelijk ongeveer 1001,6 gram cocaïne heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 11 februari 2021 te Abcoude ongeveer 19,71 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Bij het onder 1 ten laste gelegde is volgens de officier van justitie sprake van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft de raadsman allereerst – kort gezegd – aangevoerd dat de doorzoeking van de auto en de latere controle van de kleding van verdachte op onrechtmatige wijze hebben plaatsgevonden. Deze onrechtmatige doorzoeking levert een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), hetgeen in dit geval volgens de raadsman dient te leiden tot bewijsuitsluiting en bij gebrek aan bewijs tot vrijspraak van verdachte. Daarnaast dient volgens de raadsman vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde te volgen omdat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap heeft gehad van of beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen cocaïne in de auto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bespreking van het onrechtmatigheidsverweer
Wat betreft de doorzoeking gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 11 februari 2021 kregen verbalisanten een ANPR (Automatic Numberplate Recognition) melding van de auto met het kenteken [kenteken] . Deze auto was volgens het referentiebestand op 21 september 2020 in het systeem geplaatst in verband met ondermijnende criminaliteit en met het doel dit voertuig te controleren. De bestuurder van deze auto voldeed ter hoogte van Abcoude aan een stopteken, teneinde een verkeerscontrole uit te voeren. De bestuurder van de auto bleek [medeverdachte] te zijn en naast hem zat [verdachte] .
De genoemde auto stond op naam van [A] . Deze eigenaar van de auto stond in het politiesysteem als kwetsbaar vermeld. Uit het politiesysteem bleek omtrent [medeverdachte] dat hij gesignaleerd stond voor een overlevering naar Duitsland. Hierover verklaarde [medeverdachte] dat dit verband hield met een plofkraak in Duitsland en dat hij hiervoor een celstraf had gehad. Omtrent [verdachte] bleek uit het politiesysteem dat hij in 2019 was veroordeeld voor de Wet wapens en munitie.
De verbalisanten hebben in hun proces-verbaal gerelateerd dat het hun bekend is dat ram en plofkrakers kunnen beschikken over explosieven en (vuur)wapens en dat het hun bekend is dat ram en plofkraken gepaard gaan met excessief geweld.
Op grond van de Wet wapens en munitie (WWM) is de auto vervolgens door de verbalisanten doorzocht.
De rechtbank overweegt dat in artikel 49 WWM vermeld staat dat alle opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming kunnen doorzoeken. Voor een doorzoeking op grond van artikel 49 WWM is dan ook niet vereist dat sprake moet zijn van een verdenking als bedoeld in artikel 27 Sv.
Op grond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is sprake van genoemd redelijk vermoeden en de rechtbank oordeelt dan ook dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was.
Bij deze doorzoeking werden aan de kofferbak afwijkingen waargenomen die voor de verbalisanten bekende indicatoren vormden voor de aanwezigheid van een verborgen ruimte. In deze ruimte werd in een tas een vierkant blok aangetroffen, welke werd herkend als een kilo blok cocaïne. Verdachte is hierna aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Aldaar werd tijdens de controle van zijn kleding een wit zakje met poeder aangetroffen. Dit bleek later de onder 2 ten laste gelegde cocaïne te betreffen.
Ook bij deze verdere doorzoeking zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd en de rechtbank acht de doorzoeking van de auto en de kleding dan ook rechtmatig.
4.3.2
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte integraal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde en overweegt daartoe als volgt.
Aan verdachte is – kort gezegd - ten laste gelegd dat hij al dan niet samen met een ander een hoeveelheid van 1001,6 gram cocaïne heeft vervoerd dan wel dat hij al dan niet met een ander die hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad. Voor het bewijs van deze feiten is vereist dat verdachte wist van de aanwezigheid van deze drugs en dat deze drugs zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Het is voor een bewezenverklaring aan het Openbaar Ministerie om voor deze wetenschap en beschikkingsmacht voldoende feiten en omstandigheden aan te dragen.
Wat betreft die feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte (de bijrijder) samen met medeverdachte [medeverdachte] (de bestuurder) is aangetroffen in de auto en dat in een verborgen ruimte in de kofferbak van die auto de genoemde hoeveelheid drugs lag. De auto stond niet op naam van verdachte of de medeverdachte. Verdachte heeft ten stelligste ontkend wetenschap te hebben gehad van de aangetroffen drugs. Sporen, zoals DNA, vingerafdrukken of andersoortig bewijs die de aangetroffen drugs of de verborgen ruimte in verband kunnen brengen met verdachte en/of zijn medeverdachte zijn niet voorhanden.
Met de verdediging, en dus anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de genoemde feiten en omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van en de beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen drugs in de auto. De enkele omstandigheid dat de auto in het verleden op naam heeft gestaan van verdachte is onvoldoende om daaromtrent anders te concluderen.
4.3.3
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de hieronder vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, zoals dit feit hieronder in rubriek 5 bewezen is verklaard.
De bewijsmiddelen: [1]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 11 februari 2021 (…) te Abcoude (…) hebben wij de verdachte [verdachte] aangehouden ter zake overtreding van de Opiumwet. [2]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Dezelfde dag (de rechtbank begrijpt: 11 februari 2021) heb ik de jas van [verdachte] gecontroleerd op goederen. (…) Ik heb het zakje uit de jaszak gehaald, waarop ik zag dat het zakje gevuld was met een witpoederige substantie. (…) [3]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ‘onderzoek verdovende middelen’ voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Het zakje met wit poeder werd voorzien van SIN AANZ6174NL en had een gewicht van 19,71 gram. [4]
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Onderzoeksmateriaal en conclusie:
AANZ6174NL
poeder en brokjes, wit, 19,71 gram
conclusie: bevat cocaïne. [5]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
De op 11 februari 2021 in mijn jaszak aangetroffen cocaïne was van mij. Ik had deze voor eigen gebruik gekocht. [6]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
op 11 februari 2021 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19,71 gram van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde een taakstraf conform de LOVS-oriëntatiepunten passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 19,71 gram cocaïne. Harddrugs zoals cocaïne vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik daarvan is bezwarend voor de samenleving. Bovendien gaat het gebruik van dergelijke drugs vaak samen met andere vormen van criminaliteit.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 1 juli 2021 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake een soortgelijk delict met justitie in aanraking is gekomen. Het strafblad van verdachte zal dan ook niet in strafverzwarende of strafmatigende zin meegewogen worden.
Om te bevorderen dat voor dezelfde feiten door rechtbanken en gerechtshoven ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld (LOVS-oriëntatiepunten). Voor het aanwezig hebben van 10 tot 50 gram harddrugs wordt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 80 uur genoemd.
De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten en zal verdachte dan ook veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren. Bij niet (geheel) voldoen te vervangen door 40 dagen hechtenis. De eerder ondergane voorlopige hechtenis zal in mindering worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
De door verdachte ondergane voorlopige hechtenis overstijgt de op te leggen straf. Dit betekent dat het bevel tot voorlopige hechtenis, dat overigens was geschorst, zal worden opgeheven.

9.BESLAG

Blijkens de beslaglijst rust op de volgende goederen nog beslag:
  • een witte iPhone;
  • een geldbedrag van in totaal € 707,05.
De rechtbank zal gelasten deze goederen aan verdachte terug te geven, aangezien deze aan verdachte toebehoren en deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een witte iPhone;
  • een geldbedrag van in totaal € 707,05;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2021.
Mrs. A. Maas en C.S.K. Fung Fen Chung zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 februari 2021 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1001,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 februari 2021 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen,
althans in Nederland
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 19,71 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2021046822, opgemaakt door de Landelijke Eenheid, geografische afdeling Zuid-Oost-Nederland, (digitaal) doorgenummerd 1 tot en met 93. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pag. 8 t/m 10.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pag. 28.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ‘onderzoek verdovende middelen’, pag. 59.
5.Een geschrift, zijnde een rapport van het NFI van 16 februari 2021, pag. 61.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2021.