8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft geprobeerd om brand te stichten in een pand aan de [adres] te [plaats] . Hiertoe heeft hij een brandende handdoek in de meterkast van het genoemd pand gelegd. Dat verdachtes handelen uiteindelijk niet tot een grote brand en grote schade heeft geleid is te danken aan tijdig ingrijpen door twee in dat pand aanwezige werklieden.
Met zijn gedrag heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen en evenmin voor de levens van andere personen. Daarnaast veroorzaakt de door verdachte gepleegde poging tot brandstichting gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft hier ten tijde van zijn handelen onvoldoende bij stilgestaan en zijn eigen woede en boosheid laten prevaleren. Naar eigen zeggen waren deze emoties bij verdachte, die onder invloed verkeerde van alcohol, naar boven gekomen omdat hij kort tevoren te horen had gekregen dat hij niet meer welkom was op de dagopvang. Zijn handelen moet volgens verdachte gezien worden als een schreeuw om hulp.
De persoon van verdachte
Naar de persoon van verdachte hebben L. Vermeulen, GZ-psycholoog, en R.M. Parris, psychiater in opleiding (supervisant) en C.A.M. van der Meijs, psychiater, afzonderlijk van elkaar onderzoek verricht. In het rapport van de psycholoog van 21 oktober 2021 staat beschreven dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken (DD: borderline kenmerken), van polymiddelenproblematiek, geclassificeerd als stoornissen in het gebruik van alcohol, cannabis, amfetamine en ketamine. Differentiaal diagnostisch wordt door de psycholoog gedacht aan een andere gespecificeerde schizofrentiespectrumstoornis c.q. een psychose door middelen, momenteel volgens de psycholoog volledig in remissie. De psychiater heeft in zijn rapport van 20 oktober 2021 ook beschreven dat sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornissen verslavingsproblematiek. Daarnaast heeft de psychiater het vermoeden van psychotrauma die mogelijk tot uiting komen in emotie- en agressieregulatieproblematiek. De psychotische stoornis, zoals gesteld door de psycholoog wordt door de psychiater niet gediagnosticeerd. De maniforme symptomen die betrokkene in detentie vertoonde leken volgens de psychiater vooral gerelateerd aan de onthouding van alcohol en drugs.
Zowel de psycholoog als de psychiater hebben in de rapportages weergegeven dat de geconstateerde stoornissen en verslavingen ook ten tijde van het delict bij verdachte aanwezig waren en dat hij daardoor werd beïnvloed. Deze gedragsdeskundigen hebben geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt het adviezen van de gedragsdeskundigen over en maakt die tot de hare. De rechtbank zal verdachte het bewezen verklaarde feit in verminderde mate toerekenen.
De adviezen aangaande de strafrechtelijke afdoening
De psycholoog heeft in voornoemd rapport weergegeven dat als verdachte in dezelfde omstandigheden terecht zou komen als ten tijde van het ten laste gelegde, het risico op recidive van een geweldsdelict op korte termijn als matig en op langere termijn hoog wordt ingeschat. Bij verdachte is sprake van een geschiedenis van agressief gedrag en er is sprake van problemen op alle leefgebieden. Volgens de psycholoog zijn er weinig beschermende factoren. Door de psychiater wordt het risico op recidive van een geweldsdelict als hoog ingeschat, gezien het recidiverende karakter van het drugs- en of alcoholgebruik bij de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek. Bij verdachte is volgens de psychiater geen intrinsieke motivatie aanwezig om het gebruik van middelen te staken.
Om het recidiverisico terug te dringen is volgens zowel de psycholoog als de psychiater een intensieve en langdurige behandeling nodig. Deze behandeling zou volgens de gedragsdeskundigen kunnen plaatsvinden in een forensische verslavingskliniek, waarbij de behandeling is gericht op abstinentie van alcohol en drugs, de onderliggende trauma’s en de persoonlijkheidsstoornis. Aansluitend zou de behandeling ambulant en met reclasseringstoezicht kunnen worden vervolgd.
De psycholoog heeft geadviseerd voornoemd traject te laten plaatsvinden binnen het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden. De psychiater heeft geadviseerd voornoemd traject te laten plaatsvinden binnen een (voldoende groot) voorwaardelijk strafdeel. Zowel de psycholoog als de psychiater merken op dat de geadviseerde behandeling ook binnen een ISD-kader kan plaatsvinden.
Namens GGZ Fivoor, afdeling reclassering, heeft mw. L. Kok een adviesrapport opgesteld. In dit rapport van 15 november 2021 heeft zij namens de reclassering aangegeven dat zij met de gedragsdeskundige van mening is dat een klinische behandeling, gevolgd door begeleid wonen en een ambulante behandeling noodzakelijk is. Verder is zij met de gedragsdeskundigen van mening dat gelet op de beperkte motivatie van verdachte een flink strafrechtelijk kader geïndiceerd is. Wat betreft de reclassering is de ISD-maatregel in dit geval het meest passend. Ter terechtzitting van 30 november 2021 heeft dhr. Bakker, reclasseringswerker bij Fivoor, te kennen gegeven dat de reclassering persisteert bij het gegeven advies tot oplegging van de ISD-maatregel. Hierbij heeft de reclassering onder meer de problematiek van verdachte en het gegeven dat verdachte een langdurige klinische behandeling dient te ondergaan betrokken. Binnen de ISD-maatregel is het, anders dan bij de strafrechtelijke afdoeningsadviezen van de gedragsdeskundigen, bovendien mogelijk om in geval van bijvoorbeeld een eventuele terugval in middelengebruik of motivatie verdachte terug te plaatsen op een reguliere ISD-afdeling en van daar weer toe te werken naar behandeldoelen.
De op te leggen maatregel
De rechtbank is met de gedragsdeskundigen van oordeel dat ter voorkoming van recidive een langdurige behandeling van verdachtes problematiek noodzakelijk is. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel in dit geval het meest passend is. De rechtbank stelt met betrekking tot de vereisten tot oplegging van deze maatregel vast dat verdachte een stelselmatige dader betreft als bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van 3 augustus 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages van de gedragsdeskundigen, moet er, gelet op de hoog ingeschatte kans op recidive, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. De rechtbank is verder van oordeel dat, gezien het aantal en de ernst van de door verdachte begane misdrijven, de bescherming van de maatschappij oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte eist.
Naast voornoemde wettelijke vereisten is ook voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel genoemd in de Richtlijn voor Stafvordering bij meerderjarige veelplegers. Verdachte valt namelijk onder de definitie stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde feit.
De hiervoor genoemde straffen en ook vele andere aan verdachte opgelegde straffen en hulpverleningstrajecten hebben er niet toe geleid dat verdachte is gestopt met het plegen van misdrijven en dat hij zijn gedrag heeft veranderd. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel in dit geval het meest passende kader. Daarbij heeft de rechtbank mede in overweging genomen dat binnen het kader van de ISD-maatregel voldoende mogelijkheden bestaan tot behandeling van de (verslavings)problematiek van verdachte en dat, anders dan bij oplegging van een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf, meer mogelijkheden bestaan tot herkansing (binnen het gestelde kader) na een eventuele terugval in behandeling of middelengebruik. Een ISD-maatregel biedt in dit geval de meeste zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zijn behandeling zal ondergaan. Deze maatregel is daarom het meest geschikt om bij te dragen aan het oplossen van (een deel van) de problematiek van verdachte, hetgeen noodzakelijk is om het recidiverisico te beëindigen, althans (substantieel) te verlagen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij bereid is mee te werken aan een behandeling van zijn problematiek. De rechtbank hoopt dat verdachte die motivatie kan vasthouden en dat hij zich zal inzetten voor een goed verloop van de behandeling. De rechtbank geeft verdachte dan ook mee dat de ISD-maatregel, gelet op wat hiervoor is overwogen, het meest passende kader voor hem is. Oplegging van deze maatregel moet dan ook niet enkel gezien worden als een vorm van afstraffing omdat eerdere interventies niet hebben geleid tot het beoogde resultaat.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van verdachtes problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.