ECLI:NL:RBMNE:2021:6683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/4092
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging uitkering op grond van de Wet WIA niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het primaire besluit van 19 oktober 2020 beëindigde de uitkering per 20 december 2020, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en aanvullende medische informatie overgelegd. Het UWV heeft het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, waarbij eiseres per 16 september 2020 een IVA-uitkering werd toegekend, omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd geacht.

Eiseres was het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 december 2021, die via Skype for Business plaatsvond, hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, aangezien zij al de uitkering had gekregen waar zij recht op had. De rechtbank concludeerde dat de onderbouwing van het bestreden besluit alleen geldt voor het moment van de toekenning van de IVA-uitkering en dat een toekomstige herbeoordeling een nieuwe procedure met bezwaar- en beroepsmogelijkheden met zich meebrengt. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4092

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

9 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Keizer).

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 20 december 2020 beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft eiseres nadere medische informatie overgelegd.
Bij besluit van 2 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiseres per 16 september 2020 een IVA-uitkering wordt toegekend. Eiseres wordt per die datum namelijk volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2021 via Skype for Business. Partijen hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of eiseres procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
2. Eiseres heeft in dat kader gesteld dat zij er belang bij heeft te weten welke functies wel en niet voldoen volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Ook stelt eiseres dat zij belang heeft bij vaststelling van de juiste urenbeperking. Dit omdat eiseres in de toekomst bij een herbeoordeling mogelijk tegengeworpen krijgt dat zij bepaalde functies kan verrichten en haar arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt.
3. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang is. Eiseres kan met haar beroep niet meer bereiken dan al is bereikt, namelijk dat zij per 16 september 2020 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en zij een IVA-uitkering krijgt. Dat betreft een momentbeoordeling. De onderbouwing van het bestreden besluit geldt dus alleen voor dat moment. Mocht er in de toekomst ooit een herbeoordeling plaatsvinden dan volgt een nieuwe (medische en arbeidskundige) beoordeling met bezwaar- en beroepsmogelijkheid. Eiseres kan daar dan tegen opkomen.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.