In deze zaak heeft verzoekster, na een hulpvraag bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, een voorlopige voorziening aangevraagd. De verzoekster had op 20 augustus 2021 contact opgenomen met verweerder, waarna er een gesprek volgde en een ondersteuningsplan werd opgesteld. Dit plan werd op 14 september 2021 door de patiëntenvereniging van verzoekster becommentarieerd, met een verzoek om een tijdelijke Wmo-maatwerkvoorziening. Verweerder heeft op 14 oktober 2021 een ondersteuningsarrangement voor drie maanden toegekend, maar verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit, omdat zij vond dat de zorg niet toereikend was. Op 18 november 2021 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vond dat er spoedeisend belang was bij het verkrijgen van de benodigde zorg.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 december 2021 behandeld, waarbij partijen de gelegenheid kregen om afspraken te maken over de zorg. Op 13 december 2021 heeft verzoekster gemeld dat er overeenstemming was bereikt over tijdelijke zorg. De voorzieningenrechter heeft vervolgens geoordeeld dat er geen spoedeisend belang meer was, omdat partijen tot een oplossing waren gekomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de kosten van de procedure vermeden hadden kunnen worden. De uitspraak is gedaan op 23 december 2021 door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier mr. C. ten Klooster.